Nieuws uit de parochie

Wie is Christus voor jou?
vr 17 september '21

Zondag 12 september 2021, Vierentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Geloof dat zich niet uit in daden is dood, zegt Jacobus.
En dat is ook altijd de stelling geweest van de katholieken in hun gebekvecht met de protestanten. Protestanten hielden het in principe altijd bij het “sola fide” van Paulus: de mening dat alles draait om het geloof. Dat het geloof op zich belangrijker is dan de “werken”.
Uiteindelijk hebben beide apostelen het natuurlijk over hetzelfde: geloof én inzet. Ze gebruiken alleen een andere invalshoek. Geloven bij je thuis in je eentje, zonder dat je het ook beleeft in je inzet voor mensen is een steriel geloof. Dat is vrij duidelijk denk ik.
Bij het andere, de overtuiging dat de inzet, het engagement het allerbelangrijkste is, ligt dat wat moeilijker. Je kan immers moeilijk zeggen dat inzet waardeloos is zonder geloof.
Want dan neem je zomaar de acties op de schop van zovele mensen, ook ongelovigen, die zich op allerlei manieren inzetten voor een betere wereld. En dat zou dan geen klein beetje arrogant zijn.

Aanvullend
Je kan over die dingen bijgevolg alleen maar getuigend spreken, over hoe je ze zelf ervaart en dan nog op een wijze die op geen enkele manier aanmatigend of veroordelend is.
Zo kan je bijvoorbeeld stellen dat je zelf nogal sociaal ingesteld bent. Dat je geld geeft aan goede werken en dat je ook zelf je handen durft vuilmaken voor mensen in nood. Maar dat er ook momenten zijn dat je je overvraagd voelt, het lastig wordt, of je inzet pijn begint te doen, te veel van je vraagt. Op zo’n momenten heb je al je geloof nodig om door te zetten. Je doet dan verder, heel bewust, vanuit je geloof. Je doet het voor God. En je zegt Hem dat ook: het gaat echt niet goed. Maar ik doe verder. Uit liefde voor uw liefde. Help mij.
Ik denk dat het dat is wat Paulus bedoelt.
En eens dat je doorhebt dat geloof en inzet, strijd en inkeer bij elkaar horen, mekaar aanvullen, begrijp je ook dat ze niet uitwisselbaar zijn.
Dat je het een niet zomaar kan vervangen door het ander.

Één geheel
Ik herinner mij nog goed de tijd, 40-50 jaar geleden, toen het kerkbezoek begon terug te lopen. En dat ook verpleegsters en onderwijsmensen uit katholieke instellingen de Eucharistieviering begonnen te brossen. En als je hun dan voorzichtig vroeg naar het waarom, dan kreeg je steevast het antwoord: ik zet me al genoeg in voor de mensen.
Wat zij toen vertelden is nu bijna gemeengoed geworden.
De mening dat sociale inzet het beleven van de liturgie en zelfs het bidden-tout-court overbodig maken, is, ook voor veel mensen die zich christen noemen, blijkbaar vanzelfsprekend geworden.
En toch. . . Voor een christen vormen Evangelie, liturgie, gebed en inzet één geheel. Het is juist door het beluisteren van en het mediteren over Gods Woord, de liturgie en het gebed dat onze inzet opgeroepen, verdiept en volgehouden wordt. De verschillende componenten bevruchten elkaar.

Vakjes
En dat helpt ons natuurlijk ook om mensen uit één stuk te zijn, niet in “vakjes” te leven.
Wat dat betreft speelt het element “tijd” een grote rol.
Anders dan God, leven wij mensen, in de tijd.
D.w.z. dat wij ook ouder worden, elk jaar, elke dag, elk uur. . .
Tijd is dus iets heel kostbaars voor ons en daarom maken wij ook zorgvuldig werk van ons tijdsgebruik: zoveel tijd voor ons werk, zoveel voor ons gezin, zoveel voor sport en ontspanning enzovoort.
Wij moeten oppassen dat wij niet hetzelfde doen met ons christen zijn: leven in vakjes.
Eén uur per week voor de Mis, 1 uur per week vrijwilligerswerk en een bezoekje aan tante Marie in het rusthuis, regelmatig een overschrijving doen voor een goed doel, één keer per jaar mijn belastingbrief heel foutief invullen en 1 keer per week een wat rare site bezoeken op het internet.
Al die vakjes staan los van elkaar. Hebben vaak ook niets met elkaar te maken, spreken elkaar zelfs tegen.

Christus
Ik denk dat de centrale vraag bij dit alles is: “Hoe zie ik Christus?” Dat is ook de vraag die Jezus zelf, over de hoofden van de apostelen heen, stelt aan ons vandaag: “Wie zegt gij dat Ik ben?” Zoals elke betweter ga ik je al direct en op voorhand het juiste antwoord geven: “Je bent christen als Jezus voor jou de verrezen Christus is”. De levende Heer, waar je heel je leven op afstemt, waar je echt contact mee hebt via het gebed, en die je in alles ten volle vertrouwt.
Je bent dus geen christen als je gelooft in God (want de duivel doet dat ook, zegt Jacobus).
En ook niet als je alleen maar respect en sympathie hebt voor de historische Jezus en Hem een edel mens noemt, want vele ongelovigen doen dat ook.
En ook niet als je Hem een groot profeet noemt, want Mohammed vond dat ook. En die zou het toch echt niet op prijs stellen dat je hem christen zou noemen.
Het simpele feit ligt daar dat je alleen maar christen bent als, en in de mate dat, je een echte relatie hebt met God, zoals Hij zich heeft laten kennen in Jezus.
En als je bijgevolg, elke dag opnieuw, met vallen en opstaan, probeert om zijn Rijk van liefde onder de mensen dichterbij te brengen. En dáár vooral mee bezig bent. En alles vermijdt wat daartegen ingaat.
Alleen dan ben je christen.

Ga open!
vr 17 september '21

Zondag 5 september 2021, Drieëntwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Vorige week hebben wij het uitgebreid gehad over ons “hart”.
En dan niet over ons fysieke hart, maar over ons “innerlijk hart”, ons geestelijk leven, ons “diepere zijn”. Datgene dat, meer dan onze uiterlijke kenmerken, onze persoonlijkheid uitmaakt, ons tekent, ons maakt tot wie we zijn.
En we zagen ook dat dat “hart” verschillende lagen heeft.
Dat ons ego aan de oppervlakte functioneert. En dat ego wordt gedomineerd door de minder fraaie mogelijkheden waar de evolutie ons mee begiftigd heeft: naast en dankzij ons verstand is er ook onze behendigheid om andere soorten (en individuen) te overheersen, weg te duwen en te elimineren.
Het is dan ook niet toevallig dat de term egoïsme afgeleid is van het woord ego.
Omdat dat oppervlakkige “ik” in het centrum van alles wil staan. Alles naar zich toehalend, alle anderen wegduwend, alles onderwerpend en dienstbaar aan zichzelf makend.

Verlangen
Maar dat ego, dat oppervlakkige ik, is niet wie we echt zijn, het is niet wat we diep in ons hart echt willen.
Dat ego is eerder een soort wildgroei, een soort schimmel die over ons eigenlijke wezen gegroeid is. Want diep in ons binnenste stoten wij op een verlangen naar liefde. Naar liefde krijgen, maar ook liefde geven.
En dat diepere verlangen in ons wil dus precies het tegenovergestelde van datgene wat ons oppervlakkige ego ons dicteert. Maar het gaat wel degelijk over het diepste verlangen in ons. Het gaat wel degelijk om wie we werkelijk zijn. Maar dat kan pas echt naar boven komen en naar voor treden naarmate we bevrijd worden van alles wat dat verlangen overwoekerd heeft.
Christenen hebben nooit moeite om in dat diepe verlangen het verlangen van God zelf te herkennen. Om in te zien dat ons eigen diepste verlangen samenvalt met het verlangen van God. Om te zien hoe, in dat verlangen, God zelf in ons aanwezig is. Hoe dit verlangen de aanwezigheid is van de Heilige Geest in ons.

Heilige Geest
Toch even stilstaan bij dat “God-in-ons”.
Als christenen hopen wij ooit na onze dood opgenomen te worden in het leven van God.
Maar wij geloven niet dat wij “een stukje God” zijn.
En ook niet dat wij “een stukje God in ons hebben”.
Maar wel dat de Heilige Geest in ons aanwezig is en in ons werkt.
Dat onze diepste verlangens (naar liefde) samenvallen met het verlangen van God. Paulus heeft het over “de heilige Geest die in ons ademhaalt en ons bewoont”.
En dat is al ontzagwekkend op zich.
Maar de “waanzin der Caesaren”, de mening dat wijzelf (een beetje) God zijn, hoort helemaal bij de brouwsels van het ego en is helemaal iets anders.

Tegenstrijdig
Laat ons die zaken nu eens allemaal naast mekaar leggen en ze aandachtig bekijken.
De conclusie die zich dan opdringt, is dat de verlangens waar ons ego ons mee opzadelt tegenstrijdig zijn met onze diepste verlangens.
Maar als dat zo is, dan kan het ingaan op onze egoïstische verlangens ons nooit duurzaam gelukkig maken, juist omdat ze ingaan tegen ons diepere verlangen.
Dan gaat het ingaan op die oppervlakkige verlangens van het ego ons uiteindelijk zelfs ziek maken.
En als je daarbij dan nog beseft dat heel onze economie, een groot deel van ons hedendaags omgaan met de wereld, de mensen en de dingen, gericht staat op het voldoen aan de verlangens van het ego, dan begrijp je de enorme nood aan psychologen, psychiaters en andere geestelijke zorgverleners.
Ik ben ervan overtuigd dat Jezus de eerste zal zijn om de verdiensten van die zorgverleners te erkennen. Maar zijn eigen methode is anders.

Effeta
Voor Hem ligt de voornaamste oorzaak van ons ongelukkig zijn, niet zozeer in allerlei gebeurtenissen, gemiste kansen of een ongelukkige jeugd.
Maar in het feit dat ons diepste verlangen verstikt of ondergesneeuwd is.
En dát wil Jezus terug vrijmaken.
En dat doet Hij ook. Niet door ons een methode daarvoor aan de hand te doen.
Maar door het geven van een bevel: “Effeta, ga open”.
Dat is natuurlijk weinig wetenschappelijk. Maar het werkt. Maar je moet het wel vragen. En dat kan alleen via het gebed. Maar het werkt.
Het effeta/ga open-bevel van Jezus sloopt snel en grondig de muren die je scheiden van je eigen diepste verlangens. Maar ik kan dat natuurlijk niet “bewijzen”, niet wetenschappelijk onderbouwen. Je moet dat zelf ondervinden.
Maar eerst moet je wel een duidelijke keuze maken.
Wil ik blijven alles verwachten van alle mogelijke “genietingen” of wil ik echt gelukkig zijn?

Diepste verlangens
vr 17 september '21

Zondag 29 augustus 2021, Tweeëntwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Het joodse geloof is helemaal doordrongen van de gedachte dat God een verbond sluit met zijn volk. God schenkt de mensen zijn 10 geboden en de meer dan 600 richtlijnen die daarvan zijn afgeleid, als een kans om gelukkig en zinvol te leven. Als volk en als individu.
Het grote voordeel van zo’n strikt religieuze regelgeving is dat ze rust en vastheid geeft en eeuwen overspant, niet afhankelijk is van de grillen van elke nieuwe heerser. Het grote gevaar van zo’n systeem is natuurlijk dat diezelfde onveranderlijkheid gemakkelijk aanleiding kan geven tot starheid, wetticisme en vooral ook. . . schijnheiligheid. Niet iedere mens is immers even godsdienstig aangelegd en in een klimaat waarin zo’n religieuze regels de maatschappij overheersen gaan nogal wat mensen dan maar doen alsof, om niet op te vallen en geen narigheid te krijgen.
Ook in een niet-godsdienstige samenleving is dat verschijnsel meer dan gekend.
Denk aan eenvoudige dingen zoals sluikstorten op plaatsen en momenten dat men denkt dat niemand het ziet. Of aan overdreven snelheid op wegen waar nog geen camera’s zijn geplaatst. Je zou het vormen van seculiere schijnheiligheid kunnen noemen.

Geestelijk leven
Het is echter vooral de religieuze mens, die enorme geestelijke schade kan oplopen door zich al te zeer te focussen op regels en wetten. En dan niet zozeer omdat dat aanleiding kan geven tot schijnheilig gedrag. Maar omdat het gevaar zeer groot is dat men uiteindelijk belandt in godsdienstig conformisme.
D.w.z. vanaf het ogenblik dat ik doe wat de wet voorschrijft ben ik in orde, is alles oké.
Niets is meer nefast voor het geestelijk leven van een mens dan dit soort houding van: “Ik doe wat ik moet doen, op mij heeft niemand iets aan te merken. Ook God niet.”
Het is een bedroevende houding die elke groei, elke vorm van geestelijk leven in de kiem smoort. Iemand die zo leeft, die snijdt zichzelf af van de sappen die vanuit een levend geloof als vanzelf opborrelen: moed, incasseringsvermogen, troost, hoop en de kracht om door te zetten, om te vergeven, om anderen te helpen en om ook open te staan voor het geluk en de liefde die anderen je willen geven. Heel dat enorme potentieel aan levenskracht dat echt geloof je geeft, ga je helemaal ontlopen als dat geloof verpietert tot alleen maar het strikte naleven van wetten en regels.

Nefast
Natuurlijk zijn regels en wegwijzers belangrijk en nodig.
Maar je godsdienstig leven helemaal toespitsten op het strikt uitvoeren van regels en wetten, leidt tot verstarring en uiteindelijk heft het zelfs elke vorm van geestelijk leven op. Omdat geestelijk leven tot doel heeft je als mens altijd maar vrijer en vrijer te maken.
De grote vraag die zich nu opdringt is natuurlijk: wat is dat, “vrijheid”?
In de hedendaagse materialistische opvatting die in de media onophoudelijk wordt uitgedragen is dat: vrij en onbelemmerd je ego aan zijn trekken (kunnen) laten komen.

Afdalen
Maar is dat ook zo? Volgens de hedendaagse Amerikaanse schrijver Ryan Holiday is ons ego juist onze belangrijkste vijand.
Maar eigenlijk wisten we dat al, alle grote leermeesters in het geestelijk leven leren dat.
Ons hart—en dat is een symbolische naam voor de geestelijke ruimte waarin verstand, gevoel en geheugen samenkomen—kent verschillende niveaus.
Aan de oppervlakte ligt ons ego. Zolang we daarin blijven steken wordt ons leven beheerst door de neiging om alles naar ons toe te halen, al onze nukkigheden en driften in te volgen. En andere mensen te zien als mogelijke knechtjes of hinderlijke concurrenten.
Wat Jezus van ons vraagt, is dat we dat triestig niveau achter ons laten om steeds meer af te dalen in ons hart. Om daar, in de diepte van ons wezen, daar waar we helemaal onszelf zijn, de wil van God, God zelf op het spoor te komen.
Om daar te ontdekken dat ons diepste verlangen, het verlangen naar zelfgave en naar liefde is. De Franse psychoanalytica Françoise Dolto heeft daar heerlijke bladzijden over geschreven.
Als je diep genoeg afdaalt in je diepste innerlijk, ontdek je daar dat je fundamenteel verlangen precies het tegenovergestelde wil van wat aan de oppervlakte je ego dicteert.
En ingaan op dat diepste verlangen in ons, is wat God van ons vraagt.
Het enige wat ons vrij en gelukkig kan maken.

Verantwoordelijkheid opnemen
vr 17 september '21

Zondag 22 augustus 2021, Eenentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Alleen monniken kunnen zich de luxe permitteren van arm te zijn.
Wat betreft huisvesting, voeding en kleding wordt volledig voor hen gezorgd.
Ze hoeven daarvoor dus geen apart potje aan te leggen en kunnen zich zorgeloos helemaal overgeven aan studie, gebed en goede werken.
Maar dat geldt dus alleen voor monniken, voor al de andere mensen is armoede iets slechts, iets dat bestreden moet worden. En christenen hebben dat ook altijd met verve gedaan. Gaande van het oprichten van de eerste armenhuizen, over de middeleeuwse “Tafels van de H. Geest” tot en met de oprichting van bijstandskassen, ziekenfondsen en vakbonden.
En ondanks de invloed van neoplatonisch gezinden, die lichamelijke geneugten maar verdacht vonden, hebben wij nooit echt moeite gehad met welstand en met het genieten van de goede dingen des levens.
Vele kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zijn ons daar trouwens ook altijd enthousiast in voorgegaan.

Fundamentalisme
Iets heel anders is de vraag of we daarmee levensvervulling kunnen vinden, of we met die dingen ook op een duurzame manier gelukkig worden?
We zijn daar vorige week uitgebreid op ingegaan en we zijn tot de slotsom gekomen dat dat niet zo is. De alsmaar toenemende mogelijkheden om te consumeren, om dingen naar ons toe te halen, om van allerlei goederen en diensten te genieten, maken ons het leven gemakkelijker maar maken het niet noodzakelijk gelukkiger.
En toch wordt het huidig economisch fundamentalisme door zo goed als niemand nog in vraag gesteld.
En dat maakt dat niet alleen de reclamejongens maar ook de overheid doen alsof ons geluk en onze zielenzaligheid helemaal afhankelijk zijn van geopende caféterrasjes. En van het feit dat we in het nieuwe Rijk der Vrijheid nu ook de mogelijkheid hebben om “onze schade in te halen”. Om bijvoorbeeld 2 keer per week op restaurant te gaan i.p.v. één keer per maand en om ieder jaar een wereldreis en een cruise te maken i.p.v. de vroegere 10 dagen Benidorm.
Je kan er misschien om lachen en dat allemaal zo erg niet vinden. Maar die sluipende en niet-aflatende beïnvloeding heeft kwalijke gevolgen. Voor het eerst zie je bijvoorbeeld hoe gewone burgers, geen terroristen of bandieten maar gewone burgers, met de politie op de vuist gaan omdat het sluitingsuur van hun café vervroegd wordt.
Iets wat blijkbaar ervaren wordt als een aanslag op onze vrijheid en ons geluk.

Offer
En toch blijven christenen volhouden dat je als mens niet gelukkig wordt door jezelf in het centrum van de wereld te plaatsen. Door alles naar je toe te halen, door alles en iedereen ondergeschikt en dienstbaar te maken aan het inwilligen van je persoonlijke wensen, driften en verlangens.
Dat echt en duurzaam geluk afkomstig is van dienstbaar zijn, van iets mogen betekenen voor anderen, van het weten dat tenminste iemand echt van je houdt, iemand die je laat voelen dat je veel voor hem of haar betekent.
Maar iets betekenen voor anderen, houden van, je geven aan anderen, houdt ook in dat je af en toe een offer moet brengen.
De weg naar duurzaam geluk is niet geplaveid met alleen maar plezante momenten en topervaringen. Die weg houdt ook momenten in van moeizame inzet, angst en teleurstelling. Maar een andere weg naar levensvervulling en geluk is er niet.

Pacifisme
En vandaag, ten gevolge van de bijzondere oorlogsherdenking in Lubbeek, zou ik daar nog een gedachte willen bijleggen.
Wij hebben immers niet alleen een gezin, een familie en een vriendenkring, wij maken ook deel uit van een volk, wij zijn ook burgers van een land.
Ook die grotere gehelen verdienen onze waardering en onze inzet en onze liefde.
En wanneer ze in gevaar zijn is het onze plicht om ook hier onze verantwoordelijkheid op te nemen. Natuurlijk blijft vrede onder alle mensen de hoofdbetrachting van iedere christen en van iedere beschaafde mens.
Maar we mogen ook niet toelaten dat extreem pacifisme ons de ogen doet sluiten voor de realiteit.

Verzet
De geschiedenis bewijst dat de wereld van de macht een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent op mensen die meestal zeer intelligent zijn maar tezelfdertijd ook zwaar gestoord en in ieder geval ook totaal immoreel.
Wij moeten ons daar geen illusies over maken. Zo’n individuen maken niet alleen van hun eigen land een gevangenis maar ze dromen er ook van zoveel mogelijk mensen onder hun tirannie te brengen.
Wij moeten ons daartegen verzetten.
Je moet niet alleen opkomen voor je eigen gezin, je moet ook je land en je volk verdedigen tegen dat soort criminelen. Ook als je daar offers moet voor brengen.
Zielig is hij die daar oorlogszuchtig patriotisme gaat achter zoeken.
Als je een man of een vrouw bent uit 1 stuk en je hebt ervoor gekozen solidair te zijn met mensen die verdrukt (dreigen te) worden dan moet je niet alleen solidair zijn als het je goed uitkomt maar altijd en in alle omstandigheden.
En dat brengt risico’s met zich mee. . .

Kiezen voor geluk
ma 16 augustus '21

Zondag 15 augustus 2021 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar B)

In heel de wereldgeschiedenis is er geen enkele mens die zo gezocht en vertrouwd, zo bemind en vereerd werd en wordt als Maria.
In alle mogelijke bewoordingen en toonaarden.
Van de ruige dialogen van de middeleeuwse mysteriespelen tot de betoverende klanken van het gregoriaans; van de niet-bedoelde zinnelijkheid in de schilderijen van oude meesters, het zacht geprevel van stille celibataire minnaars tot en met de rouwe klanken van verhitte geesten die de Moeder Gods per se op de barricaden willen zien. Allen hebben ze het over dezelfde vrouw: Maria.
Dat er zoveel verschillende, afwijkende, soms ook tegenstrijdige benaderingen van haar leven bestaan, heeft natuurlijk te maken met het feit dat er in het evangelie bijna niets over haar te vinden is. En dat wij dus volop ruimte hebben om het allemaal een beetje in te vullen zoals we het graag zouden hebben. Misschien is dat niet helemaal onterecht?

Moeder
Misschien moeten wij opnieuw leren om religieuze onderwerpen wat minder uitsluitend vanuit onze wetenschappelijke ooghoek te bekijken.
Om te voorkomen dat we te veel aan de oppervlakte blijven en de echte betekenis ervan mislopen.
Stel dat ik als kind mijn moeder op zeer jonge leeftijd verloren heb, of haar zelfs helemaal niet heb gekend. Als ik godsdienstig ben opgevoed zal ik mij dan waarschijnlijk hechten aan Maria, die voor mij dan mijn nieuwe moeder wordt.
Want, zal de psycholoog zeggen, ik ga dan voor mijn gemis een uitweg zoeken en uiteindelijk ga ik al mijn dromen, wensen en verlangens projecteren op de figuur van Maria die dan voor mij. . . enfin, u kent dat.
En dat is allemaal wel waar. Maar voor mij als gelovige is het van nog veel groter belang dat er ook een beweging uitgaat van Maria naar mij toe.
Dat Maria, die mijn gemis en mijn verlangen kent, zich ook uitdrukkelijk aan mij toont als een moeder, die van mij houdt en die mij geborgenheid geeft.
Zoals elk liefdevol persoon helpt ze ons precies daar waar we dat het meest nodig hebben.

Echte reden
Het bestaan van God en alles wat daar verband mee houdt is even reëel als het bestaan van moleculen en atomen. Maar het bevindt zich op een ander niveau van de werkelijkheid. Wetenschappelijke uitleg kan ons daardoor nooit het hele plaatje tonen. Er is, wist Shakespeare al, meer in hemel en aarde dan dat wij met ons verstand kunnen achterhalen.
Wij moeten daarom ook niet te lang blijven stilstaan bij die vermeende, typisch 19de-eeuwse tegenstelling tussen geloof en wetenschap.
We kunnen beter onze aandacht richten op de echte reden waarom het christelijk geloof hier in het westen het vandaag zo moeilijk heeft.
En die reden, dat is het materialisme van deze tijd, ons vanzelfsprekend geworden geloof in de beloftes van de consumptiemaatschappij. Het geloof dat geld wél gelukkig maakt.
Het geloof dat levensvervulling alles te maken heeft met goed zorgen voor jezelf.

Onverenigbaar
Maar zo’n levenshouding is onverenigbaar met, is precies het tegenovergestelde van, wat Jezus ons leert. Natuurlijk zal zelfs de meest geblokte egoïst ook wel eens liefde in zijn leven kennen en zich af en toe ook helemaal geven aan iets of iemand anders. En anderzijds zal zelfs de meest bevlogen christen beseffen dat een zekere welvaart noodzakelijk is om goed te kunnen leven.
Maar als fundamentele levenshouding zijn beide visies totaal onverenigbaar.
Voor een christen heeft levensvervulling en geluk alles te maken met het besef dat je iets betekent voor een ander. En dat je gelukkig bent in de mate dat je anderen gelukkig maakt.
De andere levenshouding is die van alles naar je toehalen, zoveel mogelijk zorgen voor jezelf en meedogenloos optreden tegen al wie je dat zou kunnen beletten.
Ik stel het hier natuurlijk extreem omwille van de duidelijkheid.
In de praktijk zal het altijd wel een zoeken blijven naar de juiste dosering.
Ik zou het voor mijzelf bijvoorbeeld heel raar vinden als ik niet blij en dankbaar zou zijn voor het comfort van het moderne leven.
En anderzijds hoor en lees ik ook wel van mensen die zich helemaal geven voor anderen, dat ze niet altijd alleen maar gelukkig zijn. Dat ze ook momenten kennen dat ze zich moe en overvraagd, gebruikt en leeggezogen voelen.

Kiezen
We zullen daar altijd naar een gezonde mix moeten zoeken.
Maar het is wel zo dat deze 2 levensopvattingen in al hun naaktheid volledig tegengesteld zijn. En dat wil zeggen dat alleen maar 1 van beide juist kan zijn.
Welnu, de ervaring leert dat de evangelische houding van zelfgave, van er willen zijn voor anderen, je geluk vinden in het gelukkig maken van anderen, zin en levensvervulling geeft.
Terwijl het altijd en overal bezig zijn met en voor jezelf je alleen maar korte momenten van bevrediging geeft maar buiten die momenten vooral veel leegte en onvrede.
Wij moeten ons bijgevolg geen zorgen maken over de toekomst van het christendom.
Gewoon omdat het wáár is. En dan bedoel ik niet zozeer de theologische leer, want die valt niet te bewijzen. Maar de christelijke levenshouding. Omdat ieder van ons de waarheid ervan voortdurend in het eigen leven kan ervaren. Gelukkig zijn we, niet als we altijd maar meer kunnen reizen en eten en geld opdoen. Want dat is alleen maar “plezant”. Gelukkig, echt gelukkig zijn we pas als we. . . anderen gelukkig maken.

De adembenemende ambitie van de christen
ma 09 augustus '21

Zondag 8 augustus 2021, Negentiende zondag door het jaar (jaar B)

Een tijdje geleden kwamen wij samen met de ouders van de eerstecommunicanten in een parochie waar de papa’s en mama’s zelf catechese geven aan de kinderen.
En op die bijeenkomst kwam er toch enige ongerustheid, een zeker misnoegen zelfs naar boven omdat de personen en instellingen die in Vlaanderen geacht worden het geloof door te geven, in school en catechese, in vorming, artikels en publicaties en zelfs in preken in de kerk, niet het geloof maar een moraal, een ethische houding doorgeven.
En laat dat nu net ook mijn persoonlijke dada zijn, mijn persoonlijke frustratie.
Het christelijk geloof is toch echt wel meer dan alleen maar “niet pesten op school” en “mama helpen bij de afwas”.
Je zou er kunnen om lachen maar die situatie heeft enkele heel nare gevolgen. Om te beginnen al het feit dat de meeste van onze jongeren bijna niets meer afweten van het geloof. Hedendaagse jongeren zijn niet (meer) tégen het geloof, maar ze kennen het gewoon niet meer.
Soms hebben ze van in de kleuterklas tot aan hun doctoraat alleen maar katholiek onderwijs gevolgd maar, volgens een onderzoek in Groot-Brittannië, weet 78% van hen niet dat Pasen verwijst naar de verrijzenis van Christus.

Koude prak
Veel beter gekend zijn ondertussen de vooroordelen tegen het christelijk geloof.
Vooroordelen die door de media liefdevol gekoesterd en in stand gehouden worden. Zoals daar is, bijvoorbeeld, de vermeende tegenstelling tussen geloof en wetenschap. Een erg belegen opvatting waar in onze tijd nog maar weinig echte wetenschappers een cent voor geven.
Maar toch vertelde een jongen die voor ingenieur studeert mij enkele weken geleden het volgende. Een paar medestudenten hadden begrepen dat hij gelovig is en ze riepen, oprecht verbaasd: “Maar allez, hoe kan dat nu. Als je voor ingenieur gaat dan kies je toch voor de wetenschap en toch niet voor die Adam en Eva. . . “
Alsof christenen d’ office creationisten zijn. Merkwaardig toch. Zelf heb ik over Adam en Eva alleen maar gehoord zoals ik gehoord heb over Noach en Samson en over Sneeuwwitje.
Want, hoewel ik al 72 ben, heb ik over die materie in de lessen biologie alleen maar horen spreken van Charles Darwin en Teilhard de Chardin.
Hoe hardnekkig kunnen die vooroordelen toch zijn. Oké, er was natuurlijk de eerste geschokte reactie op Charles Darwin en er zijn nu nog altijd de creationisten in Amerika. En wat dan nog?
Creationisten zijn binnen het christendom een wat exotisch curiosum, meer niet.
Hén voorstellen als dé christenen is gewoon intellectueel oneerlijk. Dat doet denken aan het meest rabiaat-kapitalistische land ter wereld, dat wordt geregeerd door mensen die zich communist noemen. Daar kunnen Karl Marx en zijn geestgenoten toch ook niet aan doen. . .

Raar
Anderzijds, en dat lijkt helemaal tegenstrijdig met wat ik eerder zei, is de moraal van het christendom juist wél gekend in onze samenleving. Maar men is zich daar weinig van bewust.
Professor Apostel, de grote (ongelovige) humanist uit mijn jeugd, die zei daarover: “Eigenlijk is onze beschaving zo totaal doordrongen en gekneed door het christendom dat wij als vrijzinnigen bijna niet meer oorspronkelijk kunnen denken.”
En inderdaad, wat moraal betreft zal je een westerse atheïst dingen horen verdedigen die eerder op een bisschopsconferentie thuishoren dan op een partijcongres in China.
Over de waarde van het individu bijvoorbeeld.
Een kwalijk gevolg daarvan is dan weer dat christenen en atheïsten de neiging gaan vertonen om zich te profileren via de tegenstelling, eerder behoudend en verregaand verruimend, in kwesties waar ze het ten gronde over eens zijn.

Jezus
Het grote misverstand blijft echter dat we het christendom verpieterd hebben tot een stel morele regels. En dat dat ook het beeld is dat mensen ervan gekregen hebben.
Vandaag zegt Jezus ons in het evangelie precies waar het op staat. En Hij doet dat door te herinneren aan het manna dat de joden aten in de woestijn. Brood dat hen tijdelijk uit de nood hielp. Terwijl ze achteraf, zoals elk leven wezen, toch nog doodgingen.
Ik daarentegen, zegt Jezus, ben het brood dat leven geeft. Wie mij eet, d.w.z. wie mij in zich opneemt, wie mij volgt, zal eeuwig leven.
Dáár vooral gaat het om in het christendom. Die oneindige ambitie.
Het christendom gaat inderdaad ook over moraal. Het gaat inderdaad over het scheppen van liefdevolle relaties tussen mensen én over het naderbij brengen van het Rijk Gods op aarde: een vredevolle, rechtvaardige samenleving. Maar het gaat nog veel verder.

Weergaloze ambitie
Er is ook, niet minder dan het verlangen naar eeuwig leven. Het verlangen om opgenomen te worden in het leven van God zelf. Het is een onbeschrijflijk, stoutmoedig, duizelingwekkend streven dat met niets anders kan vergeleken worden. En toch staat het voor iedereen open en is het de kern van ons geloof: mij zo door de God van liefde laten kneden dat ik uiteindelijk een deel wordt van Gods eigen eeuwig leven. In die zin kan het paternostergebed van een eenvoudig oud dametje getuigen van een ambitie die weidser en gedurfder is dan die van Elon Musk, Jeff Bezos en Richard Branson.
Want die willen alleen maar ontzettend rijk en beroemd worden.
Terwijl dat vrouwtje gaat voor. . . eeuwig leven. Adembenemend.
Maar Jezus zegt haar dat het kan.

Onze woelige, veelkleurige, heerlijke wereld
zo 08 augustus '21

Zondag 1 augustus 2021, Achttiende zondag door het jaar (jaar B)

Een tijdje geleden hadden we het erover dat christenen hoegenaamd geen moeite hebben met welstand, met eten en drinken, met genieten van de “goede dingen des levens”.
Omdat je op enkele minuten niet alles kan zeggen, ook niet als dat belangrijk is, wil ik er vandaag aan toevoegen dat die stelling juist is, maar onvolledig.

Ascetisch
Er zijn immers binnen het christendom ook strekkingen geweest die iets helemaal anders voorstonden. Vooral onder invloed van het Griekse denken dat in Jezus’ tijd de toon aangaf.
Die Grieken waren in de praktijk absoluut niet vies van een potje vrijen, maar in hun filosofie zagen ze het lichaam toch liever als een blok aan hun geestelijk been. Of, zoals zij het uitdrukten: het lichaam was de kerker van de ziel.
En ze kwamen daarmee heel dicht in de buurt van een boeddhisme dat alleen heil verwacht van het laten afsterven van een aantal menselijke verlangens.
Die richting heeft binnen het christendom ook altijd bestaan. (Al werd ze vaak even enthousiast bespot en bestreden door andere christenen). Dat ging van de zogenaamde pilaarheiligen, die in het begin van onze tijdrekening in de Egyptische woestijn op een hoge paal gingen zitten, net zolang tot ze er dood van afvielen. Tot en met de pastoor van Ars, de patroon van de parochiepriesters, die het zichzelf bijna niet kon vergeven als hij in een zwak moment een beschimmelde aardappel tot zich nam.

Diversiteit
En dat had je zo op alle terreinen. Terwijl de abdijen haarden van cultuur waren, waar de kennis van de teloorgegane antieke wereld werd bewaard en doorgegeven en waar de beginnende wetenschap aarzelende stapjes zette naar een nieuwe tijd, waren er ook monniken die dat allemaal maar duivelswerk vonden. En toen de katholieken tijdens de renaissance er een meer levenslustige houding gingen op aannemen, werden ze op strenge toon teruggefloten door het opkomend protestantisme en schoot de hele Kerk terug in een puriteinse kramp.
Eigenlijk is het christendom, dat zo hoog opgeeft van eenheid en samenhorigheid, altijd één groot lappendeken geweest van elkaar tegensprekende en bestrijdende strekkingen.

Boeiend
Goddank. Want juist dat heeft onze cultuur zo boeiend gemaakt. En het heeft de weg naar ons vooruitgangsgeloof geëffend. De enige vaste spil was de persoon van Christus.
En Hij heeft geen wetten voorgeschreven, geen riten vastgelegd, geen geboden of regels opgelegd. Alleen zijn persoon en het enige gebod: het gebod van de liefde. En daarrond kon alles bewegen en draaien.
En er heeft nogal wat gedraaid, en bewogen binnen het christendom.
In vele andere culturen was onveranderlijkheid de regel. In vele beschavingen veranderde er gedurende een tijdspanne van 1000 jaar zo goed als niets.
Alles lag vast, niets bewoog echt.
Niet zo in Europa, waar de Kerk al zeer vroeg overal universiteiten oprichtte.
En die universiteiten werden de bakermat van onderzoek en discussie, van felle debatten en van hartstochtelijk zoeken naar de waarheid.
Dat laatste had uiteraard ook zijn mindere kanten.
Ketters, die gezien werden als een gevaar voor de maatschappij, werden in de regel opgejaagd en uitgeschakeld. Als men hen kon vatten tenminste, want meestal hadden ze onmiddellijk veel aanhangers die in de tegenaanval gingen.
De geest was nu eenmaal uit de fles. En in het christelijk Europa verloren zelfs koningen hun hoofd. Niet door toedoen van roofzuchtige andere koningen zoals elders.
Maar door toedoen van hun eigen mensen, hun eigen parlementen.
Uiteindelijk werd zelfs de Bijbel aan kritisch onderzoek onderworpen en krijgt de Kerk, tot op vandaag, heel vaak de schuld van zowat alles wat er misloopt in de wereld.

Christelijke humus
En toch is het heerlijk om in die wereld te wonen. En is die wereld in niet geringe mate te danken aan diezelfde Kerk.
Of beter nog, aan het christelijk geloof en vooral aan Jezus zelf.
Heel de leer van Jezus ademt immers vrijheid, bevrijding en verlossing.
Vergeving ook, opnieuw kunnen beginnen, niet vastgeprikt worden op je verleden, je afkomst, je ideeën. En dat zet zich uiteindelijk door.
En natuurlijk heeft de Kerk, zoals elk normaal gevestigd instituut dat doet, geprobeerd om die geest onder controle te houden, om “wilde fantasieën” in het gareel te brengen, om Jezus zelf aan de leiband te houden. Maar dat lukte niet echt. Dat kon ook niet. Het is echt niet toevallig dat de grote bevrijdingsbewegingen en revoluties, dat Verlichting, socialisme en liberalisme het licht zagen in de christelijke wereld en niet bij de Inca’s of de Maya’s, niet in Afrika of in China of Japan.
En ook al gingen die bewegingen nogal eens in tegen het gevestigde geloof, ze zijn ondenkbaar buiten de christelijke humus. Laten wij daarom onze veelkleurige wereld van harte omarmen. Misschien heeft Jezus die wereld grotendeels zo gewild en niet anders.
En in ieder geval wil Hij van ons vrije mensen maken. Vrij om te zeggen wat we denken. Vrij ook om te durven luisteren naar wat anderen ons kunnen leren.

Het echte wonder
do 29 juli '21

Zondag 25 juli 2021, Zeventiende zondag door het jaar (jaar B)

Het evangelieverhaal over de Broodvermenigvuldiging is één van de meest tot de verbeelding sprekende verslagen van het hele Nieuwe Testament.
Ongetwijfeld omdat het over een gebeuren gaat dat uitgesproken magisch aandoet. Het lijkt een soort toveren dat Jezus hier doet: van 5 broden en
2 vissen geeft Hij 5000 mensen te eten. De voorraad wordt uitgedeeld, maar de vis raakt niet op en de korf met het brood raakt niet leeg. En zoiets intrigeert ons in hoge mate.
Al van in de oertijd kijken mensen gefascineerd naar goocheltrucs en worden ze (maar wat graag) bij de neus genomen door handige jongens die met toverkunsten hun publiek verbazen.

Spel
Maar toveren bestaat in werkelijkheid alleen in onze verbeelding. En een goocheltruc is inderdaad ook niet meer dan een truc.
Soms, maar niet altijd, wordt het aangewend voor geldelijk gewin.
Reclame, bijvoorbeeld, zit in die sfeer. Bovendien belooft reclame alleen maar wonderbaarlijke ervaringen, maar je ziet daar meestal weinig van als je erop ingaat.
Meestal echter is goochelen en toveren louter onschuldig spel en ontspanning.
Maar altijd wordt daarbij de focus helemaal gelegd op diegene die de act opvoert. Alle aandacht, bewondering, respect en sympathie gaan naar diegene die het wonder verricht.
De mensen die het publiek uitmaken kennen dan wel de sensatie van de verwondering. Maar je kan moeilijk beweren dat iemand van hen er ook echt beter van wordt. Diegene die voor het wonder zorgt wel.

Politici
Ik moet nu denken aan een aantal politici uit mijn jeugd. Politici zijn ook een soort tovenaars. Zeker al in het beloven van een heerlijke toekomst en van wonderbaarlijke verwezenlijkingen. Vaak traden ze (vroeger meer dan nu) ook op als sponsors. En werkten ze zichzelf in de belangstelling met het bekostigen van recepties en koffietafels, soms zelf van heuse pensenkermissen. (Iemand uit het Brusselse is op die manier zelfs ooit eerste minister geworden).
Nu heeft volgens mij iedereen het recht om een eigen kleur te geven aan het begrijpen van een evangelietekst. Maar je kan Jezus onmogelijk in de rij van dat soort mensen zetten. Als iemand die iets opzienbarends doet om de aandacht helemaal naar zich toe te trekken en daar persoonlijk voordeel uit te halen.
Er staat zelfs in de tekst dat Jezus wegvlucht als Hij begrijpt dat de mensen hem misschien wel tot koning willen uitroepen omdat ze iemand die voor gratis eten zorgt wel zien zitten.
Als Jezus een wonder doet is dat altijd om mensen recht te trekken en te bevrijden. En om ons ertoe aan te zetten hetzelfde te doen.

Probleem
En precies daarom denk ik dat we hier moeten afstappen van de letterlijke interpretatie van de tekst. Ik zal wel de laatste zijn om bij elk evangelieverhaal onmiddellijk op zoek te gaan naar de “symboliek” en elke letterlijke aanname op voorhand af te wijzen.
Maar in dit geval ben ik er zeker van dat dit aangewezen is.
Omdat wat Jezus doet oneindig veel wonderbaarlijker is dan het “toveren” van eten voor 5000 mensen uit een mandje met enkele broden en vissen.
Laat ons even terugkeren naar het verhaal. Op een bepaald ogenblik heeft een grote menigte van duizenden mensen zich rond Jezus verzameld om naar zijn woorden te luisteren. Dat luisteren was in die tijd—zonder micro’s—niet echt een probleem. Tussen de menigte stonden talrijke medewerkers, die de woorden letterlijk doorgeven tot in de achterste gelederen. Er is echter een ander probleem: ze bevinden zich op een eenzame plaats en er is geen catering voorzien. En ook geen sponsor die bij wijze van reclamestunt ervoor zorgt dat al die mensen in geen tijd een lunchpakketje toegestopt krijgen. Wat natuurlijk ook een formidabel wonder zou zijn.

Mirakel
Wat Jezus doet is echter veel spectaculairder dan dat.
En het mirakel, want dat is het, begint bij een jongen die een paar broodjes en visjes bij zich heeft, en die zijn voorraadje afgeeft om het te delen met anderen.
Het vervolg laat zich raden.
De unieke persoonlijkheid van Jezus en zijn van liefde vervulde hart dat doorklinkt in al zijn woorden, brengen uiteindelijk alle aanwezigen ertoe om alles wat ze bijhebben en aanvankelijk angstvallig voor zichzelf wilden houden, te delen met allen.
En dan blijkt dat er probleemloos genoeg is voor iedereen.
En dat zou ook vandaag zo kunnen gaan.
Er is genoeg rijkdom op onze aarde. En toch leven zoveel miljoenen mensen in armoede en sterven ontelbaar velen van honger.
Officieel vinden wij dat verschrikkelijk en spreken wij afkeurend over de superrijken. Maar anderzijds -kijk naar pers en televisie- fascineren die rijken ons, willen we alles over hen weten.
Heimelijk bewonderen wij hen, spiegelen wij ons aan hen.
Er is iets mis met onze wereld.
Wij missen Jezus.

Nood aan rust
do 29 juli '21

Zondag 18 juli 2021, Zestiende zondag door het jaar (jaar B)

Vorige week zagen we dat wij bij de broodnodige evangelisatie-inspanningen vooral beroep zullen moeten doen op het potentieel aan geloof in onze eigen gemeenschap.
Dat we niet te vlug en zeker niet uitsluitend alles moeten verwachten van knappe sprekers en geleerde uiteenzettingen. Maar dat wij op de eerste plaats onze verwachtingen moeten richten op mensen in onze onmiddellijke omgeving, gelovigen uit onze eigen gemeenschap. Ouders, leerkrachten, catechisten, overtuigde jongeren en wijze ouderen.

Gefascineerd
Geloven is hier belangrijker dan boekenwijsheid.
Want alleen mensen die zelf geloven, kunnen het geloof doorgeven.
Natuurlijk is ook kennis van het geloof belangrijk.
Je kan niet zomaar, onder de vlag van het christendom, je eigen privé-geloofjes doorgeven. Wie met geloofsoverdracht bezig is, dient ook open te staan voor vorming en het opdoen van nieuwe inzichten.
Maar de allereerste voorwaarde is dat je zelf gefascineerd bent door het geloof.
Dat je zelf zoekt naar verdieping. Dat het geloof ook voor jezelf een “ queeste” is, een zoeken om God steeds meer op het spoor te komen. Om steeds dichter bij Hem te komen. Om steeds beter te begrijpen wat Hij van je wil.
En dat je ook probeert in je eigen leven, met vallen en opstaan, daaraan te voldoen.
Je moet er dus echt mee bezig zijn. En niet alleen 1 keer per week, tijdens de Mis. Het geloof moet iets zijn dat je echt boeit. Iets dat je niet gerust laat.

Rust nemen
En dat is in deze hectische tijd niet simpel. Hectisch inderdaad. Want zelfs in de onzalige coronaperiode kenden wij weinig rust.
We waren dan misschien wel meer eenzaam maar we hadden daarom nog geen rust.
En het feit dat werk en vergaderingen nu doorgingen via de computer was geen garantie voor rust en geestelijk welbehagen.
Omdat wij, ook tijdens de coronatijd, via tv, Facebook en wat weet ik allemaal nog altijd op 1 dag meer beelden en meningen te verwerken kregen dan een middeleeuwer tijdens zijn ganse leven.
Vandaag brengt het evangelie ons een heel gewoon, bijna huiselijk tafereel.
De leerlingen komen terug van een zending en Jezus toont zijn waardering voor hun inzet door hen uit te nodigen wat rust te nemen.
Op het eerste gezicht toont Hij zich hier een erg hedendaags aandoende werkgever.
Een baas die doorheeft dat de mensen die je in dienst hebt veel beter presteren als je hen menselijk behandelt.
En het zal best wel zo zijn dat Jezus zijn apostelen regelmatig wat “vakantie” gunde: uitrusten, wat uitgebreider eten dan gewoonlijk, waarschijnlijk ook wat meer contact met hun familie enz.

Genieten
Maar er is ook nog wat anders. Iets dat ik eerst niet wist maar wat ik nu gelezen heb: als Jezus zijn mensen uitnodigt om wat rust te nemen dan gebruikt Hij daarvoor hetzelfde woord dat gebruikt wordt om de Sabbat aan te duiden.
Het gaat dus inderdaad over “uitrusten” (je mocht op Sabbat maar heel weinig doen).
Maar dat uitrusten stond helemaal in het teken van werken aan je relatie met God.
Als Jezus het heeft over rust nemen dan bedoelt Hij dus nog wat anders dan lekker lang uitslapen en uitgebreid eten en drinken en onszelf verwennen. Dan heeft Hij het duidelijk niet alleen over het genieten van wat wij tegenwoordig aanduiden met het nemen van quality time voor onszelf.
Dan bedoelt Hij ook nog iets helemaal anders.
Ik moet nu ineens denken aan mijn hebbelijkheid, al van in mijn jeugd, om mezelf te verwennen met zoetigheid. Alles wat te maken heeft met suiker: taart, wafels en vooral chocolade. En als ik er mij aan begeef, mag het ook altijd “ietsje meer zijn”. Suiker is een genotsmiddel.

Drugs
Er is niks mis met genot en ook niet met genotsmiddelen. Wij zijn geen boeddhisten. Wij geloven dat je de Schepper eert met te genieten van de goeie dingen des levens.
Maar wanneer dat genieten iets dwangmatigs wordt is het middel een drug geworden.
En van drugs is geweten dat ze geen geluk schenken, alleen maar waan en schijn.
Dat ze je dus juist beletten om echt gelukkig te zijn.
Pas toen ik, vooral omwille van overgewicht, radicaal mijn suikerverbruik terugdrong, merkte ik, totaal onverwacht, dat ik veel minder last had van donkere gedachten, opvliegendheid, kwaadheid. M.a.w. je neemt genotsmiddelen om je goed te voelen, omwille van het kortstondig gevoel van welbehagen.

Duurzaam
Maar in feite beletten ze je juist om echt en duurzaam gelukkig te zijn.
Wat Jezus ons zegt is, rust wat uit, stap al eens af van de mallemolen van rusteloos consumeren en jezelf verwennen.
En kom tot rust in de tuin waar je wandelt naast God. En waar je leert dat de zin van je leven en echt en diep geluk te vinden zijn, niet in het alles naar je toehalen maar juist in het je geven aan anderen.

Geloofsoverdracht
ma 12 juli '21

Zondag 11 juli 2021, Vijftiende zondag door het jaar (jaar B)

De eerste lezing vandaag brengt ons een interessant twistgesprek tussen de profeet Amos en de door de overheid betaalde hogepriester van het staatsheiligdom in Betel. Het zou ons te ver voeren hier in te gaan op de oorzaken van dit twistgesprek: het uiteenvallen van het koninkrijk van David in twee elkaar weinig vriendelijk gezinde staten.
Interessant voor ons is vooral het twistgesprek zelf.
De hogepriester van Betel zegt -zeer uit de hoogte- tegen Amos: “Mijn beste profeet uit Jeruzalem, maak tussen het volk in Judea zoveel van je tak als je wilt, maar hier in dit officiële heiligdom in het Noordrijk heb je niets te vertellen”.
Waarop Amos, die ook niet op zijn mondje gevallen is, antwoordt: “Mijn beste hogepriester, ik ben helemaal geen profeet, ik ben niet van uw soort, ik behoor niet tot het gilde van gesubsidieerde specialisten. Ik ben een boer, een gewone veehouder en vijgenkweker. Maar de Heer heeft mij achter mijn dieren weggehaald om mij naar zijn volk te zenden”. Als dat geen statement is weet ik het niet.
En het is vooral ook een oproep naar ons toe, naar de gewone gelovigen in deze tijd.

Anders
Een tijd waarin de geloofsoverdracht van de ene generatie op de andere blijkbaar helemaal vastgelopen is.
Om te beginnen geven vele ouders en grootouders het geloof niet meer door aan de kinderen. Terwijl dat vroeger vanzelfsprekend was. Je kan daar vele redenen voor aanhalen, maar de allerbelangrijkste is zeker dat ouders en grootouders bang zijn iets verkeerds te zeggen of te doen. “’t Is nu allemaal zo anders dan vroeger, meneer”.
En dus laten ze de geloofsoverdracht helemaal over aan het godsdienstonderwijs op school. Maar het probleem is dat onderwijs en catechese tegenwoordig wel kennis van het geloof en van de moraal doorgeven. . . maar niet het geloof zelf.
Geloofsoverdracht is ook iets helemaal anders dan kennisoverdracht.
Geloof geef je door, niet via kennis maar met je hele manier van zijn. En van persoon tot persoon.

Doorleefd geloof
Ik weet nog heel goed dat ikzelf het geloof gekregen heb van een zustertje van de kleuterklas. Ze was een heel onopvallend nonnetje. Helemaal anders dan de juf van de tweede klas waar wij, de jongens, allemaal smoorverliefd op waren. Want hoewel ze al meer dan 60 was, vonden wij haar adembenemend mooi. Ze was ook de enige vrouw in ons dorp die in die tijd al make-up gebruikte. En ieder jaar ging ze, ook als enige in het dorp, in Spanje een bruin kleurtje kopen.
Het zustertje uit de kleuterklas daarentegen had niets dat echt de aandacht trok, ze was zeker niet opvallend mooi of verstandig. En, achteraf bekeken, wist ze waarschijnlijk wat theologie en filosofie betreft ook van toeten of blazen.
Maar als dat zustertje over Jezus sprak, dan wist je gewoon dat het waar was.
Dat is geloofsoverdracht: spreken vanuit je eigen doorleefde geloof.
En daarom, nu de “gewone” kanalen falen of toch minstens hun doel voorbijschieten, moeten wij als gelovige gemeenschap beroep doen op het potentieel aan geloof dat er leeft in ons midden.

Misvatting
En daarom kan het niet genoeg benadrukt worden dat zelf geloven -hoe eenvoudig ook- het enige is wat nodig is om het geloof te kunnen doorgeven.
In onze tijd leeft heel sterk de opvatting dat je zoekende mensen tot geloof kan brengen door het op een heel rationele, zeg maar geleerde manier te verwoorden. Of door het op een zeer originele manier te brengen.
En liefst ook met behulp van moderne audiovisuele middelen.
Maar ik denk dat dat een serieuze misvatting is.
Rationele argumenten, originele presentatie en ondersteunende illustraties worden heel zeker gesmaakt door mensen die al geloven en voor wie ze een verrijking kunnen betekenen, of soms ook nieuwe inzichten kunnen brengen.
Maar ze hebben, naar mijn mening, weinig nut als je het geloof wil doorgeven aan mensen die nog niet geloven.

Potentieel
Want het allerbelangrijkste bij het doorgeven van het geloof is dat de ander (het kind of de geïnteresseerde zoeker) voelt dat je zelf gelooft.
En wees er maar van overtuigd dat die ander daar heel speciale antennes voor heeft.
Ook kinderen voelen feilloos of je echt gelooft of alleen maar iets opdreunt.
Gebruik dat.
Een mama die zelf gelooft en die haar kind een gebedje aanleert, is oneindig veel belangrijker dan een theoloog die catechese geeft, maar die met de tijd meer verliefd geworden is op de geleerde verpakking van het geloof dan op de inhoud ervan.
Als wij terug willen evangeliseren moeten wij vooral beroep doen op het enorme potentieel dat leeft bij mensen in ons midden die geloven.

Pagina's