Nieuws uit de parochie

Verrijst de hele schepping?
ma 03 oktober '16

Zondag 2 oktober 2016, 27ste zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag worden wij er door de profeet Habakuk weer eens aan herinnerd dat de wereld nu eenmaal niet in elkaar steekt zoals wij dat zouden willen en dat ons leven lang niet altijd even idyllisch verloopt. We horen die eeuwig terugkerende en misschien zelfs vooral voor religieuze mensen uiterst pijnlijke vraag naar het waarom van lijden en onrecht. Als God bestaat, waarom moeten dan zoveel onschuldige mensen sterven? Waarom is er zoveel onrecht? Waarom steekt de natuur zo wreed in elkaar? Waarom is er überhaupt ziekte, honger en dood? En waarom altijd ik? Waarom lijkt het ongeluk mij wel te achtervolgen? Ik doe niemand kwaad, ik probeer als een goed mens te leven en ik krijg de ene dreun na de andere te verwerken. Waarom eigenlijk? En hoelang nog? Het antwoord dat God geeft in Habakuk is: blijf vertrouwen. Geef de moed niet op. Blijf geloven in de toekomst: Ik kom. Ook al zie je nu geen enkele uitweg meer, blijf geloven, vertrouw op mij, uiteindelijk zal u recht worden gedaan en wordt elke duisternis teruggedreven.

Hemel?
Het boek Habakuk is grotendeels geschreven in een tijd dat de joden nog niet geloofden in een persoonlijk voortbestaan na de dood. In die richting lagen de verwachtingen dus niet. Maar intussen gingen mensen wel dood aan ziekten, rampen, oorlogen en uitbuiting. Wat de joden van Gods ingrijpen verwachtten moet dus meer een soort marxistische heilsverwachting geweest zijn: ook al ga ik nu persoonlijk ten onder, ooit zal ons volk het beter hebben. Je kan het vergelijken met de miljoenen immigranten die de voorbije eeuwen in de Verenigde Staten aan land gingen. Velen van hen waren doordrongen van de Bijbel. Ze waren de armoede en de slavernij van hun vroeger land ontvlucht en Amerika was voor hen het Nieuwe land van Belofte. Ze wisten zeer goed dat ze bijzonder hard zouden moeten werken en duizend moeilijkheden overwinnen. Ze zouden zelf nog heel veel armoede en ontbering kennen, maar hun kinderen en kleinkinderen zouden het goed hebben. En dat geloof en dat vertrouwen hield hen recht, dat maakte dat ze doorzetten.

Individueel
Zeshonderd jaar na Habakuk verscheen het Christendom. En mét het Christendom maakte ook de persoon, het individu, zijn opwachting in de geschiedenis. En meteen werd ook de heilsverwachting meer individueel ingekleurd. De vraag werd ineens veel meer: hoe zit dat met mij? Dat het volk, de mensheid het morgen beter zal hebben is goed. Maar als ik nu, volkomen onschuldig, aan ziekte, oorlog en onrecht ten onder ga is er dan ook voor mij persoonlijk gerechtigheid? En ook als ik veel minder tragisch maar heel gewoon doodga, is er dan ook een hemel voor mij? Want ook mijn leven was hard en lang niet altijd even prettig. En is die hemel er dan automatisch of moet ik die verdienen? Het zijn vragen waar het christelijk geloof genuanceerd op antwoordt.
Deels bevestigend: ja, dankzij het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus ligt voor iedereen de weg open naar eeuwig leven. En, neen, het is geen automatisme. Als je voortdurend kiest voor het kwaad en elke kans op bekering bewust van de hand wijst, kies je zelf voor niet-leven, kies je zelf voor de dood.

Vermenselijking
Ik denk dat het belangrijk is om daarbij te zien dat, zowel bij Jezus als in het Oude Testament, goed en kwaad alles te maken hebben met onze houding t.a.v. anderen. “Ik had honger en je hebt me (niet) te eten gegeven, ik was naakt en je hebt me (niet) gekleed”, enz. Je zit dus niet goed of slecht te wezen in jezelf. Het is je houding tot andere mensen, tot de natuur en tot God die bepaalt of je goed leeft of slecht. M.a.w. waardig om opgenomen te worden in het eeuwig leven ben je in de mate dat je hebt bijgedragen tot het ‘vermenselijken’ van de grote wereld, of tenminste van je eigen kleine wereld, je eigen omgeving. Heb je er tenminste af en toe voor gezorgd dat Gods licht en warmte konden doordringen in de kleine stukjes duisternis van je eigen wereldje? Maar als dat zo is, moeten we dan de Verrijzenis niet een beetje minder zien als een super-individueel gebeuren, moeten we de collectieve dimensie ervan dan niet serieus herwaarderen?

Schepping
Ik denk dan aan Paulus, die – zoals 2000 jaar later Teilhard de Chardin – gans de schepping op weg zag naar verrijzenis en voltooiing. Ik denk aan Jean-Luc Dehaene die altijd zei: het gaat in het eeuwig leven niet over individuele heiligen maar over de ‘Gemeenschap van de heiligen’. En ik denk dan aan de ontwapenende eenvoud van paus Franciscus, die tegen een jongetje dat ontroostbaar was over het verlies van zijn hondje zei: “Maar beste jongen, je hondje is ook in de hemel …” Zusters en broers, als je hier en nu werkt aan het ‘vermenselijken’ van de betrekkingen van de mensen onderling, aan de strijd tegen alle lijden en onrecht en aan het goed beheer van de schepping, dan maak je het jezelf niet gemakkelijk. Je moet dan rekenen met tegenkrachten. Maar het helpt je enorm, als je kan geloven dat dit het doel is van elk mensenleven, meewerken aan de opgang van de hele schepping naar God. En het maakt je helemaal sterk als je gelooft dat het dát is wat God van je wil én dat Hij je zal helpen als je daaraan werkt. Totdat ooit het einddoel onweerstaanbaar doorbreekt en God alles in allen zal zijn. Dat Hij dan bij je is, ook als het moeilijk wordt. Ook als je het gevoel hebt van nergens hulp te krijgen. Hij is er, je bent nooit alleen.


Nieuw samengestelde wereld
ma 26 september '16

Zondag 25 september 2016, 26ste zondag door het jaar (jaar C)

Wij hebben echt niet moeten wachten op de komst van sociologen en het verschijnen van marxistische analyses om te beseffen dat er een duidelijk verband bestaat tussen buitensporige rijkdom en even buitensporige armoede.
Ook in de Middeleeuwen en zelfs lang daarvoor waren er al heiligen die kortweg stelden: als je iets van je rijkdom geeft aan een arme, dan geef je niet van het jouwe maar van het zijne …

Onverschilligheid
In dit verhaal over Lazarus en de rijke vrek gaat het echter niet over het eventueel verband tussen de extreme rijkdom van de ene en de even grote ellende van de andere. (De dames van de vakbond mogen dus nog even wachten met het koffiezetten). Het gaat immers over iets dat hoegenaamd niet kan opgelost worden door structuurhervormingen of sociale omwentelingen of correcties. Het gaat over de ontstellende onverschilligheid van de rijke voor de ellende van de arme. En dat is een moreel probleem. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de rijke in dit verhaal zelf geen schuld aan de armoede van Lazarus en heeft hij hem ook nooit kwaad gedaan. Hoe zou hij dat ook kunnen: hij merkt het met zweren overdekte hoopje ellende niet eens op. En als hij hem al opmerkt, zal hij waarschijnlijk denken: eigen schuld dikke bult. Want zelf had de rijke het gemaakt in het leven, en dat doe je niet door op je luie krent te blijven zitten. Minachting dus, áls hij de arme al had opgemerkt. Maar in ieder geval: complete onverschilligheid voor diens ellende.

Radicaal
Voor Jezus kan dit dus echt niet. Jezus vraagt zich nooit af of de mens in nood al dan niet schuld heeft aan zijn miserie. Voor Hem telt alleen de mens die moet geholpen worden. En zijn eis om te helpen neemt adembenemende proporties aan in het fresco over het Laatste Oordeel, waar Hij zich vereenzelvigt met de arme, de gekwetste, de verachte en uitgestoten mens. “Want ik had honger en gij hebt mij niet te eten gegeven, ik had dorst en gij hebt mij niet te drinken gegeven, ik was in de gevangenis en gij hebt mij niet bezocht …” Hier wordt ook heel duidelijk dat het niet-doen van het goede dat verwacht mag worden, even erg of erger kan zijn dan de verkeerde dingen doen. Kunnen helpen en het niet doen, onverschillig blijven bij het leed dat anderen wordt berokkend, kan even erg zijn als de oorzaak zijn van dat leed. Het is goed dat we daar echt alert voor zijn, want dikwijls is het zinnetje: ” ’t Is toch niet mijn schuld, zeker!” de draagstoel van ijzingwekkende onverschilligheid.

Media
Er is, speciaal in onze tijd, echter nog een nieuw gevaar in dit verband. De stormachtige ontwikkeling die de media doormaakten kan de indruk wekken dat we nu toch veel beter op de hoogte zijn van elkaars miserie, dicht bij ons en wereldwijd. Het valt te vrezen dat dit alleen maar schijn is. Want met de steeds groter wordende rol van de media en de communicatiemiddelen groeide ook de mogelijkheid om de miserie uit ons leven weg te zappen, de ellende te fotoshoppen, de mensen met wie wij contact willen zelf te kiezen en al de anderen uit ons leven weg te deleten. Wij maken voor een stuk zelf onze (droom)wereld, en dat is steeds minder dé wereld. Wij hebben steeds meer te maken met alleen maar bepaalde mensen, “de vrienden” op facebook bijvoorbeeld en dat zijn steeds minder “de” mensen. Langzaam maar zeker dreigen wij in een virtuele wereld te leven waarin wij immuun zijn voor het leed van anderen.

Pokémon
Vooral bij een deel van onze jongeren begint dat toch een beetje zorgelijk te worden. Nu kent u mij al lang genoeg om te weten dat ik wel de laatste zal zijn om hier wekelijks staan te jammeren over “de jeugd van tegenwoordig”.
Maar ik moet eerlijk toegeven dat die huidige Pokémon-rage me toch wel een kleine schok gegeven heeft. Niet het Pokémon-spel zelf natuurlijk, want dat schijnt vrij onschuldig te zijn en de jongeren die er mee bezig zijn lijken weinig moeite te hebben met de plaatselijke inboorlingen (wij dus) die ze op hun zoektochten tegenkomen. Maar wat verontrust, is dat ik zoveel van die jongeren nooit eerder gezien heb. Niet alleen niet in de kerk, maar ook niet in de winkel, in de bank, bij de bakker of gewoon in de straat. Terwijl ze toch in mijn straat of in mijn dorp wonen. Het is duidelijk dat de tendens om steeds maar minder betrokken te zijn op de mensen die om ons heen wonen zich krachtig doorzet.
Dat kan alleen maar betekenen dat wij ons steeds meer afkeren van de echte wereld en ons steeds meer nestelen in een kunstmatige wereld, met alleen maar mensen en dingen en bezigheden die wij leuk en aangenaam vinden. En dat kan dan alleen  maar betekenen dat onze onverschilligheid voor het lijden en het onrecht in de echte wereld altijd maar groter wordt.

Voorbeeld
Het zijn echter niet de jongeren die deze manier van doen uitgevonden hebben.
Wij zijn ermee begonnen met ganse avonden achter de tv door te brengen  in plaats van met de buren te praten. En met alles weg te zappen wat geen voetbal of niet plezant was. Wij kunnen die blunder nooit terugdraaien. Maar we kunnen wel proberen het jonge volk uit te leggen dat de echte wereld en het echte leven nog altijd veel boeiender en interessanter zijn dan de “nieuw samengestelde wereld” van de media.


Rare voorbeeldfiguren
ma 19 september '16

Zondag 18 september 2016, 25ste zondag door het jaar (jaar C)

Het Evangelie over de “onrechtvaardige rentmeester” is misschien wel het meest onbegrijpelijke stukje uit heel het Nieuwe Testament. Het verbijstert en het zet je – zeker bij een eerste lezing ervan – gegarandeerd op het verkeerde been. De rentmeester die hier door Jezus geprezen wordt is immers een doortrapte schurk, een door-en-door corrupte kerel. Je zou voor minder geshockeerd zijn. Want het gaat hier om een ordinaire dief en bedrieger, die geld van zijn baas verduistert en verbrast. En die, wanneer hij betrapt wordt, bliksemsnel reageert en van kwaad naar erger gaat. Opnieuw licht hij zijn baas op voor enorme bedragen, maar dit keer om vrienden te maken en die aan hem te binden voor de dag dat hij op straat zal staan. Hoewel … vrienden? Geld kent geen vrienden. Maar, als ze hem al niet helpen omdat het zijn vrienden zijn, dan kan hij hen altijd nog chanteren want hij maakt ze tot medeplichtigen. En voor geen klein beetje …

Vindingrijk
Natuurlijk kan het niet dat Jezus zo iemand tot voorbeeld stelt. Maar je moet de tekst wel enkele keren grondig lezen eer je beseft wat er echt bedoeld wordt. Jezus stelt deze man helemaal niet tot voorbeeld, en nog minder datgene wat hij doet. Ook nadat Hij een bepaald facet van zijn handelswijze onder de aandacht gebracht en geprezen heeft blijft hij de man een onrechtvaardige, een kind van de duisternis, een schurk noemen. Waar Jezus ons wil op wijzen is hoe onvermoeibaar, vindingrijk en uitgekookt “kinderen van de duisternis” hun doel zoeken te bereiken. En dát is waar het Jezus om te doen is. Kinderen van het licht kunnen daar, wat dat betreft, een voorbeeld aan nemen. Wanneer wij, Jezus’ volgelingen, ons doel willen bereiken, wanneer wij dichter bij God willen komen en later, na onze dood, helemaal bij Hem willen zijn, dan mogen wij ons echt wel een beetje meer inspannen. Wat meer vindingrijk zijn. Het niet allemaal op zijn beloop laten. En inderdaad, als wij eerlijk zijn moeten wij toegeven dat onze ijver om uit te groeien tot liefdevolle mensen het vaak niet haalt bij de ijver, de slimheid en de verbeeldingskracht van mensen die met duistere zaakjes bezig zijn. En nochtans kan gewoon alles voor het goede worden aangewend.
Zoals we twee weken geleden nog zagen: voor een christen is alles koosjer en halal, niets van het geschapene is alleen maar slecht, alles kan ten goede worden aangewend.

Geldgod
Zelfs geld, deze onrechtvaardige mammon, deze bron van zovele ruzies, haat, jaloezie en ellende, zelfs geld kan worden aangewend om mensen te bevrijden, om hen te helpen, om hen een menswaardig leven te geven. Maar omdat Jezus ons door en door kent, zegt Hij er uitdrukkelijk bij: “Je kan niet God dienen en de mammon”. Je moet geld gebruiken in plaats van het te aanbidden.
En dat is dan speciaal bedoeld voor de slimme jongens onder ons. En meer bepaald de vrome slimme jongens onder ons. Ik herinner mij dat er bij ons op het seminarie een man was, een late roeping, die in het burgerleven keukens verkocht. Hij had zich ernstig voorgenomen die activiteit later als priester rustig verder te zetten. “Want van de armoepree van een pastoor kan je nauwelijks leven”, zei hij. “En als ik wat kan bijverdienen heb ik tenminste wat geld om aan goede werken te besteden”. Kijk, met dat soort redeneringen kan je misschien veel mensen beduvelen en misschien ook jezelf wat wijsmaken, maar niet de Kerk. Want die is ervaringsdeskundige in dat soort dingen. En je eigen zwakke plekken herken je altijd onmiddellijk en feilloos bij een ander. De man is dan ook geen priester geworden. Geld is een handig en zelfs noodzakelijk ruilmiddel, maar ook niet meer dan dat. En het mag zeker niet je leven beheersen.

Verslindend
Nu zijn er natuurlijk maar heel weinig mensen die bereid zijn om toe te geven dat hun leven door geld en geldzucht beheerst wordt. En toch, als we heel eerlijk zijn en scherp naar ons doen en laten durven kijken, moeten we toegeven dat we er allemaal min of meer door aangetast zijn. Min of meer. Natuurlijk zijn wij allemaal geen geldwolven. Maar in deze door-en-door materialistische samenleving van ons, zijn wij allemaal een beetje gebeten door dezelfde hond.
Alleen is onze verering van de Mammon heel vaak verborgen achter een “Nobel Doel”. We zijn daar heel vindingrijk in. Maar zelfs het oude vrouwtje dat heel karig leeft om toch zoveel mogelijk “achter te laten” voor haar erfgenamen heeft, ondanks de schijn, God geruild voor de Mammon. Ze verwacht eigenlijk nog iets van haar geld. Dat haar geld haar, zij het dan postuum, toch nog een beetje waardering en dankbaarheid zal opleveren. En dat is helemaal niet verwonderlijk. Want geld is inderdaad een god. Heel duidelijk. Een god met goddelijke allures en ambities. Een god die uiteindelijk elk facet van je leven doordringt. Een god die geen enkele andere god en zeker niet de God van Jezus naast zich duldt. Waar de geldgod gediend wordt, sterft de christelijke God in het hart van de mens. En sterft uiteindelijk ook de mens in de mens …
Je kan inderdaad niet God dienen en de Mammon.


De Christelijke waarden
ma 12 september '16

Zondag 11 september 2016, 24ste zondag door het jaar (jaar C)

Nog altijd zijn er, binnen het katholiek onderwijs, mensen die vinden dat het doel van het vak godsdienst, het doorgeven van christelijke waarden moet zijn.
En alleen maar dat. Er wordt nog weinig kennis van het geloof doorgegeven, en het geloof zelf al helemaal niet meer. Jarenlang heeft het godsdienstonderwijs onze jongeren voorgehouden dat geloven-zelf niet zo belangrijk is, als je maar achter de “christelijke waarden” staat. Het mag een bijzonder geslaagde operatie genoemd worden. Want zo goed als alle jongeren die dat godsdienstonderwijs volgden, zeggen nu dat ze wel niet echt geloven maar dat ze wel achter de christelijke waarden staan. Een volgende fase in dit religieus ontbossingsproces was voorspelbaar en is ondertussen inderdaad ook al ingezet: steeds vaker hoor je nu zeggen dat de christelijke waarden eigenlijk “algemeen menselijke waarden” zijn. Waarmee dus in twee eenvoudige bewegingen het hele christendom in de kast is gezet. Alleen … geen van de twee beweringen heeft ook maar één poot om op te staan.

Niet verwisselbaar
Om te beginnen kan geloof nooit zomaar vervangen worden door moraal. Het kennen van een aantal morele waarden kan nooit een geloof, een levenshouding vervangen die de beleving van die waarden juist stimuleert en zinvol maakt.
Alle campagnes, acties, instructies en programma’s tegen het pesten op school bijvoorbeeld hebben niet kunnen verhinderen dat er nog nooit zoveel gepest werd als vandaag. Op het eerste gezicht mag dit onbegrijpelijk lijken maar eigenlijk is het dat allerminst. Kinderen worden van bij hun geboorte heel sterk beïnvloed door fundamentele signalen die de maatschappij afgeeft. Vroeger waren die fundamentele signalen christelijke, evangelische signalen. Ook toen waren er de “christelijke waarden”, maar die waren van het begin af aan ingebed in het christelijk geloof, in een christelijke levenshouding die in z’n geheel werd doorgegeven aan de volgende generaties.

Helemaal anders
Het fundamenteel signaal dat tegenwoordig vanuit de maatschappij op de kinderen afkomt is er daarentegen een van competitie, van niet op je kop laten zitten, van vooruitkomen in het leven, van materialisme, individualisme en zelfs van egoïsme. En dat signaal komt van alle kanten op hen af. Vanuit de media natuurlijk op de eerste plaats. (Niet het minst vanuit de wereld van de sport). Maar ook vanuit de vrienden, de omgeving. En zelfs vanuit de praktische levenshouding van de ouders … Je kan daar niet tegen opboksen, gewoon met het aanprijzen van enkele waarden. Waarden die bovendien nog naïef en wereldvreemd lijken, in een wereld waarin zowat alle idolen een levenswandel promoten die daar helemaal haaks op staat. Ik zie niet goed in hoe je in zo’n wereld de christelijke waarden echt kan en durft beleven zonder de steun van een sterk christelijk geloof, zonder de steun van je gebed en de steun van Godzelf, die wil dat je zo leeft en die aan dat beleven van de christelijke waarden ook zin geeft. Want je mag tenslotte niet vergeten dat die waarden dwars tegen onze spontane neigingen ingaan! Een maatschappij zonder God kan die waarden alleen maar doordrukken met altijd maar meer politie en repressie.

Diep-menselijk
Wat nu betreft die andere bewering: dat de christelijke waarden eigenlijk algemeen menselijke waarden zijn. Het zou er nog aan mankeren dat die christelijke waarden van een andere planeet zouden komen. Ik heb dat persoonlijk altijd als een van de sterkste argumenten voor het christendom gevonden: dat wat het geloof van ons vraagt, helemaal samenvalt met wat wij zelf willen in het diepste van ons hart (voorbij onze primaire driften). In het Evangelie vind je geen enkele wet of ritueel voorschrift dat vreemd, buitenissig of onnatuurlijk overkomt. Voor exotische rariteiten moet je niet bij ons zijn. Alles in het christendom is diep-menselijk en voor iedereen die wat dieper graaft, herkenbaar.

Vergeven
Dit gezegd zijnde is het anderzijds wel zo dat het christendom wel degelijk eigen accenten legt en eigen waarden benadrukt. Als dat niet zo was, dan zouden de mensen gelijk hebben die zeggen dat “alle godsdiensten gelijk zijn omdat ze het over dezelfde God hebben”. En dat is natuurlijk niet zo. Want hoewel er maar één God is, is dit van kolossaal belang: hoe die God door de mensen gezien wordt. De christelijke God is in ieder geval een liefdevolle, barmhartige en vergevende God. En, wat nog veel belangrijker is en absoluut exclusief christelijk, Hij eist van de mensen dat zij eveneens barmhartig en vergevend met elkaar omgaan. Zonder de minste twijfel is “vergeving” het meest exclusief christelijk-godsdienstig item. Ik denk zelfs, een item van wereldhistorische betekenis. Het besef dat je ergste fouten kunnen vergeven worden en dat je zelf ook anderen moet vergeven, slaat een dynamiek los in mens en maatschappij die met niets anders te vergelijken valt.

Zegen
Wanneer de Westerse cultuur de cultuur geworden is van de vooruitgang, de wetenschappen, de zorgverlening, het alsmaar grensverleggend bezigzijn, dan heeft dat denk ik vooral ook daarmee te maken. Culturen die alleen rechtvaardigheid betrachten stagneren, lopen uit op stilstand, blijven steken in “eindeloze vendetta’s” van oog om oog, tand om tand. Alleen vergeven schept toekomst, gooit deuren open, maakt het nieuwe mogelijk. Vergeven is voor een christen overigens een plicht. Het is jammer van de gemiste kans bij de nieuwe vertaling van het Onzevader. Want in de grondtekst, in het Onzevader zoals het uit Jezus’ mond kwam, staat: “… en vergeef ons zoals ook wij anderen vergeven hebben”. Vergeven is dus zelfs een voorwaarde om zelf vergeven te worden.
Vergeven is voor een christen een plicht. Omdat de Heer het ons oplegt. En het is leven gevend voor anderen en voor onszelf.


Pagina's