Nieuws uit de parochie
Jezus en Johannesdo 27 januari '22
Zondag 12 december 2021, 3de zondag van de Advent (jaar C)
De evangelielezing van vandaag legt, als wij er aandachtig bij stilstaan, een onvermoede kant van Johannes de Doper bloot.
Daar waar de voorloper van Christus bij een eerste kennismaking overkomt als een erg excentrieke figuur, die met hel en verdoemenis zwaait naar mensen als die zich niet onmiddellijk willen bekeren, blijkt hij hier toch veel minder een wilde radicaal te zijn dan aanvankelijk gedacht.
Tegen de mensen die veel hebben, zegt hij dat ze moeten delen met mensen die niets hebben. Wat toch wel erg gematigd klinkt vergeleken met wat Jezus zegt tegen de rijke jongeman: “Als je volmaakt wil zijn, geef dan heel je bezit aan de armen en kom dan terug om mij te volgen.”
Tegen de gehate tollenaars, de belastinginners die, voor eigen rekening, de bevolking veel meer geld afpersten dan de staat hun opdroeg, zegt hij alleen maar dat ze niet meer mogen vragen dan is vastgesteld.
En tegen de soldaten, per definitie soldaten van de Romeinse bezetters, zegt hij dat ze de burgerbevolking moeten met rust laten, de mensen niet mogen terroriseren en bestelen, maar tevreden moeten zijn met hun soldij.
De wet…
Johannes verkondigt dus wel degelijk een soort Blijde Boodschap, wat op het eerste gezicht niet echt bij hem past.
Hij verwacht iets nieuws, dit is duidelijk. Hij kijkt uit naar een andere wereld, hij roept een visioen op van een meer rechtvaardige, meer vredevolle samenleving, waarin mensen elkaar helpen in plaats van elkaar te bevechten en uit te buiten.
Hij ziet zichzelf echter niet als de man die dat allemaal gaat realiseren. Hij moet de mensen alleen maar voorbereiden op de komst van diegene die door God zal gezonden worden om die nieuwe wereld te realiseren. Hij, Johannes, moet de mensen alleen maar voorbereiden door hen tot bekering aan te manen.
Gepaard gaande overigens met de nodige bedreigingen voor als ze zich niet zouden bekeren.
En, heel typisch, hij verwacht dat Diegene die na hem komt, dezelfde methode zal gebruiken. Immers: “Hij zal zijn dorsvloer grondig zuiveren en het kaf verbranden in onblusbaar vuur.”
Jezus
Maar daarin vergist hij zich.
Johannes is duidelijk de laatste profeet van het Oude Testament, die als het ware per toeval verzeild is geraakt in het Nieuwe testament.
Hij verwacht alle heil van een bekering die erin bestaat dat de mens zich toekeert naar de wet van Mozes (gij zult niet stelen, niet bedriegen, niet moorden, enz.) en daardoor een nieuwe samenleving creëert door helemaal te leven naar de wet.
Bij Jezus gaat het initiatief uit van God. De nieuwe wereld, het koninkrijk van God zal er zijn voor hen, die zich openstellen voor de Geest van God. Voor hen, die zich helemaal laten bewonen en zich helemaal laten kneden en omvormen door de Geest.
In de praktijk zullen die mensen de wet natuurlijk ook respecteren en naleven. Maar ze zullen nog zoveel meer doen.
De wet naleven op zich is te arm om de mens en de wereld te veranderen. Het naleven van de wet alleen kan dat niet bereiken.
De Geest van God kan dat wel. Hij kan dat en Hij doet dat ook als wij ons door Hem laten bezielen. Als wij Jezus achternagaan in het ons openstellen voor de Geest van liefde.
Want dat is wat Jezus op volmaakte wijze deed: zich zodanig voor God openstellen dat God helemaal in Hem zichtbaar werd.
Doorslaggevend
Zover zullen wij natuurlijk nooit geraken.
Maar het behoort wel tot het wezen van het christendom te geloven dat mensen geroepen zijn, niet zozeer om een aantal geboden en verboden te onderhouden, maar om zich zodanig door Gods Geest te laten bewonen dat Zijn liefde in ons eigen doen en laten zichtbaar wordt.
Dan en dan alleen zal ook de wereld anders worden.
En dat is het grote verschil tussen wat Jezus ons bracht en datgene wat Johannes de Doper en mét hem alle revolutionairen, politici en wetgevers beweren en zelf ook geloven: dat het verschil gemaakt wordt door het opleggen en laten naleven van wetten.
Alleen de Geest van God verandert de mens echt en via die mens ook de wereld.
Zonder die Geest doen wij gewoon verder wat wij al miljoenen jaren doen: elkaar bevechten.
De levende Heerdo 27 januari '22
Zondag 5 december 2021, 2de zondag van de Advent (jaar C)
In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd was van Judea, Herodes viervorst van Galilea etc. Anders dan bij de andere godsdiensten uit die tijd die hun oorsprong vinden in een vaag mythisch verleden, krijg je hier een heel precieze historische situering. De mensnabijheid van God, die van alle tijden en alle plaatsen is, werd op een heel precies moment in onze geschiedenis heel concreet: bij de geboorte van Jezus Christus.
Maar hoewel op dit ogenblik niemand nog twijfelt aan die historiciteit van Jezus, het feit dat Hij echt heeft bestaan, is het buitengewoon passend dat er in de kronieken van die tijd niets over Hem terug te vinden is.
Buitengewoon passend inderdaad, want terwijl die chroniqueurs uit die tijd wel danig geïnteresseerd waren in de hansworsterijen van wreedaardige tirannen als Herodes, hadden ze blijkbaar geen enkele interesse voor iemand die later de allerbelangrijkste mens uit de geschiedenis bleek te zijn.
Afgezien van een twijfelachtige vermelding bij Flavius Josephus is er geen enkele “geschiedkundige” uit die tijd die Jezus heeft opgemerkt.
Johannes
Het verhaal van Jezus begint bij het optreden van Johannes de Doper. En het verhaal van Johannes de Doper eindigt met zijn onthoofding door Herodes. Je kent die historie wel. Johannes verweet Herodes dat hij een verhouding had met Herodias, de vrouw van zijn broer. Herodias was daarom zo op hem gebeten dat ze haar dochter aanzette om Herodes te verleiden met een erotische dans en hem daarna het hoofd van Johannes te vragen. Wat ze ook kreeg.
Welnu, je kan er zeker van zijn dat de mensen uit die tijd danig geïnteresseerd waren (zoals wij nu nog altijd) in dat soort leuke verhalen en de kroniekschrijvers van toen bezorgden hun die dan ook (zoals ze dat nu nog altijd doen).
Maar mensen zoals Jezus waren voor hen niet interessant en werden dan ook meestal niet eens opgemerkt. Ze kregen pas aandacht als ze langzaamaan als een bedreiging werden gezien door diegenen die hun tijd verdelen tussen erotische dansen en het onderdrukken van mensen. Dat hebben zowel Jezus als Johannes mogen ervaren. En na hen allen die, in hun spoor of vanuit een andere inspiratie, opkwamen voor een meer rechtvaardige en vredevolle wereld.
De “Voorloper”
Laat ons nu teruggaan naar de evangelielezing van vandaag.
Eerst is er die indrukwekkende lijst van prominenten, te beginnen met keizer Tiberius, met daarbij het gebied waarover zij macht uitoefenden.
Zoals gezegd is het niet de bedoeling van het evangelie ons op de hoogte te brengen van wie er allemaal een mooie positie had in het Israël van die tijd.
Wel om ons duidelijk te maken dat de Menswording plaatsvond op een welbepaald moment, niet ergens in de grijze nevelen van sagen en mythen, maar op een precies te situeren historisch moment.
Nochtans gaat het relaas dan niet meteen verder met het optreden van Jezus en met het uiteenzetten van zijn leer.
Eerst treedt er nog iemand anders op: een voorloper, een wegbereider, iemand die het volk a.h.w. moet “klaarstomen” voor de komst van Jezus.
En die voorloper was Johannes de Doper. Volgens de beschrijvingen in het evangelie een nogal vierkant iemand. Iemand die zijn toehoorders vermanend, meestal zelfs ronduit verwijtend toesprak. Een eerder excentrieke verschijning, die de mensen een ascetische levenshouding voorhield en die hen daar ook zelf in voorging. Johannes riep de mensen op tot radicale bekering door middel van vasten en boetedoening.
Een meer complete tegenpool van Jezus kan ik mij niet voorstellen. En dus ook niet de reden waarom men hem heeft afgeschilderd als voorloper van Jezus.
Relatie
Maar hoe meer je over dit alles nadenkt, hoe meer je wel begint te beseffen dat Jezus inderdaad een soort “voorloper” nodig heeft. Of beter: iemand die Hem a.h.w. aanprijst, je uitnodigt Hem in je leven binnen te laten. Dáár gaat het om.
Want Jezus is geen schrijver of denker, geen filosoof of theoloog. Jezus is God zelf in de gestalte van een mens.
En je leert Hem niet kennen door boeken van Hem te lezen of door naar sprekers te luisteren die misschien iets over Hem te vertellen hebben.
Jezus leer je alleen maar kennen door . . . een relatie met Hem aan te gaan.
Door Hem te leren kennen als de Levende Heer. Door met Hem te spreken, Hem raad te vragen, zijn hulp in te roepen. Door Hem een grote rol in je leven te laten spelen. Door Hem te vragen om je leven te richten. En vooral om je te helpen om een liefdevolle mens te worden. Je te helpen om even luisterend, vergevend, ondersteunend, dragend, genezend en helend met mensen om te gaan zoals Hij dat deed. Kennis van de Bijbel tot in de details heeft geen enkele waarde als Jezus niet echt deel mag uitmaken van je leven, je concrete leven, zoals je vrouw en je kinderen dat doen. Jezus vervangt natuurlijk niet je vrouw, je kinderen, je menselijke relaties in je leven.
Maar Hij wil wel de ziel van je leven zijn. Niet minder dan dat.
Waakzaam zijndo 27 januari '22
Zondag 28 november 2021, 1ste zondag van de Advent (jaar C)
De ijzingwekkende schildering van het einde der tijden in de lezing van vandaag klinkt heel erg onevangelisch.
Het oorspronkelijk Griekse woord evangelie betekent immers: boodschap die blij maakt, Goed Nieuws zeg maar.
En van een plastische beschrijving van al de verschrikkingen die het einde der tijden zullen markeren, kan je toch moeilijk vrolijk worden.
Verhalen over het einde van de mensengeschiedenis en de vernietiging van de aarde door kosmische rampen zijn altijd populair geweest.
Maar in Jezus’ tijd waren die vertellingen, apocalyptiek genaamd, bijzonder in trek. In alle mogelijke versies. En sterk wedijverend met elkaar in het presenteren van de meest afschrikwekkende en gruwelijke beelden.
Op zich is dat natuurlijk niet zo erg verwonderlijk.
Er KAN immers voortdurend van alles gebeuren. Ook moderne kosmologen beseffen dat er niet zo gek veel moet mislopen in de ruimte of onze aarde wordt vernietigd. Eén asteroïde die, om welke reden dan ook, de verkeerde richting uitgaat en het is gebeurd.
Nu kan je natuurlijk moeilijk aannemen dat Jezus ons hier een soort wetenschappelijke kennis wil bijbrengen over hoe dat “einde der tijden” er precies zal uitzien.
Spijt voorkomen
Veel meer voor de hand liggend is dat Jezus hier een populair literair genre gebruikt om ons iets heel anders bij te brengen: het feit dat wij altijd moeten voorbereid zijn. Dat iedere dag onze laatste kan zijn.
En dat niets zó te mijden is als je leven te verdoen met prullen en totaal onvoorbereid vóór God te staan.
Want dat is precies wat er gebeurt als we sterven: dat we God zullen zien van aangezicht tot aangezicht. En dan is er niets zo erg als het besef dat we maar 1 leven hebben en dat we totaal onvoorbereid moeten meemaken dat het afgelopen is.
Jezus waarschuwt daar voortdurend voor: “Wees waakzaam”, klinkt op bijna elke bladzijde van het evangelie.
Niet om ons bang te maken. Van een God die pure liefde is moet je niet bang zijn.
Maar om ons de ontzetting, het verdriet en de verschrikkelijke spijtgevoelens te besparen omdat we zo weinig zijn liefde tijdens ons leven beantwoord hebben.
Jezus wil ons niet alleen waarschuwen voor het feit dat ons leven op elk moment en totaal onverwacht voorbij kan zijn. Maar Hij wijst er ook op dat wij dat leven dan onvermijdelijk zullen moeten overzien. En beoordelen.
Nagaan in hoeverre wij aan onszelf gewerkt hebben om uit te groeien tot een liefdevol mens.
Bekering
En ook als wij een groot deel van ons leven, of het grootste deel zelfs doorgebracht hebben met heel egoïstisch, misschien zelfs misdadig te leven, dan nog komt het goed als er een moment van inkeer en van bekering geweest is en daarna gestadige groei naar het goede. Maar er moet bekering geweest zijn en de wil om van God, d.w.z. van de liefde het centrum van je leven te maken.
En het is helemaal maf om jezelf wijs te maken dat je heel je leven liefdeloos en harteloos kan leven om dan aan het einde ervan vlug een ticketje voor de hemel te kopen.
Vele Romeinen die christen werden, lieten zich pas dopen op hun sterfbed.
Dan konden ze naar eigen zeggen nog maar weinig zonden doen. Maar de echte reden was natuurlijk dat ze, tot aan dat laatste moment, nog rustig hun oude gewoonten konden verderzetten.
Later kreeg je dan, eeuwenlang, het verschijnsel dat rijke mensen aan het eind van hun leven reusachtige hoeveelheden geld en eigendommen schonken aan allerlei Goede Werken. Geld en eigendommen die vaak op weinig christelijke wijze waren vergaard.
Groeien
En precies dát heeft Jezus dus zeker niet bedoeld.
Wat Hij wil is dat we goed beseffen dat we maar 1 leven hebben. En of dat leven nu kort of lang duurt, wij moeten elke dag, elk uur gebruiken om onszelf te kneden in de goeie richting.
Om uit te groeien van een bangelijk, alles naar zich toehalend wezentje, tot een mens die steeds meer lijkt op Jezus. En voor wie het vermogen om zich liefdevol te geven, het hoogste doel is.
De advent is hét moment bij uitstek om die “draai” te nemen of indien we er al langer mee bezig zijn, een tandje bij te steken.
De Koning van Anderslanddo 27 januari '22
Zondag 21 november 2021, Vierendertigste zondag door het jaar, Feest van Christus Koning (jaar B)
Toen Godfried van Bouillon in 1099 met zijn kruisvaarders Jeruzalem veroverde, bood men hem de koningskroon aan. Maar hij weigerde die.
Hij wilde “geen koningskroon dragen in de stad waar Jezus een doornenkroon had gedragen”, zei hij.
Een fier en manhaftig antwoord, dat ons als schooljongens heel sterk aansprak.
Tegenwoordig maken dergelijke romantische bespiegelingen geen kans meer.
In onze scholen wordt over de kruistochten alleen nog met schaamte en afgrijzen gesproken.
Dat die kruistochten voor een groot deel het Europese antwoord waren op voortdurende invallen, strooptochten en slachtpartijen, daar wordt met geen woord meer over gerept. . .
Maar Godfried had in ieder geval gelijk: Jezus gedroeg zich absoluut niet als een koning. Hij droeg geen kroon, had geen hofhouding en Hij woonde niet in een paleis.
Brokje geschiedenis
Maar, vanwaar dan die verering van Christus Koning?
Ook hiervoor moeten we terug de geschiedenis induiken.
Toen in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw, overal in Europa het fascisme de kop opstak en in verschillende landen de macht greep, was het eerste wat ze deden de jeugdbewegingen onder hun controle brengen om de jonge geesten te indoctrineren, met o.a. een buitensporige verering van de Leider, de Duce, de Führer.
Het antwoord van de Kerk was toen de verering van Christus Koning: voor katholieke jongeren was niet een of andere politieke dictator, maar Jezus Christus het boegbeeld, de leider die alle lof en navolging verdiende.
Dat de Chirobeweging haar jaarlijks feest nog altijd viert op de dag van Christus Koning stamt uit die tijd.
Toch Koning
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat als wij vandaag Christus Koning vieren, dat wij dat doen vanuit een heel andere opstelling.
Ook voor ons is Christus diegene waar wij heel ons leven willen op richten, ons grote voorbeeld, de ultieme norm voor ons handelen. Onze “koning” als je wil.
Maar dat koningschap van Hem heeft niets werelds, heeft niets te maken met politiek en macht en uiterlijk vertoon. Wel integendeel. Letterlijk integendeel.
Want in het koninkrijk van Jezus krijgt wat de wereld belangrijk vindt en imponeert maar weinig aandacht. En zou de machtigste van alle stervelingen wel eens de grootste schertsfiguur kunnen zijn. En mag je er dus ook gerust mee lachen.
Maar we moeten toch ook niet té hard lachen, en té gerust zijn.
Want buiten dat koninkrijk van Jezus wordt macht allesomvattend en kan niets de wreedheid ervan intomen.
De heersers van deze tijd, de Stalins, de Hitlers en de Mao Tse-Toengs bleken nog oneindig veel tirannieker en mens verachtend te zijn dan de koningen en keizers uit vroegere eeuwen. Muggeridge zegt daarover: “Het enige tegengif tegen de lauwerkrans van Caesar komt van de doornenkroon van Jezus.
Alleen Hij kan ons verlossen van de monsterachtige en belachelijke hebbelijkheden van de macht, zoals dat ontdekt is door de meest intelligente mensen van onze tijd, een Solzjenitsyn bijvoorbeeld. Geconfronteerd met de meest brutale macht wenden zij zich niet tot de Rechten van de mens of andere plechtige uitspraken, beloften en verdragen, maar tot de man die een doornenkroon draagt.” (M. Muggeridge)
… maar anders
In het koninkrijk van Jezus gelden andere normen dan in de wereld.
Het is een Rijk “waar de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten, waar de grootste de dienaar is van allen. Waar de koning zich op een ezel verplaatst en de voeten wast van de dienaren, waar de kleinen zetelen op tronen waarvan de machtigen verdreven zijn” (R. Van den Berge).
Dat koninkrijk van Jezus is uiteraard geen staatkundige werkelijkheid.
Het is een visioen. Maar dan wel een visioen dat God ons geeft, met daarbij de opdracht te werken aan de verwezenlijking ervan in onze wereld.
Ieder van ons moet dat doen op zijn eigen plaats en op zijn eigen, misschien bescheiden lijkende manier. Maar wij moeten onze bijdrage niet minimaliseren. Telkens als ik er met mijn beperkte reikwijdte in slaag om bij mezelf en in mijn onmiddellijke omgeving iets te realiseren van Jezus’ droom: het kwade overwinnend door het goede, zit ik in de goede richting. Telkens wanneer ik in mijn denken en handelen elk machtstreven vervang door de wil om mensen graag te zien en te dienen, ben ik, hoe klein ook, aan het timmeren aan het koninkrijk van God.
En ben ik bezig de wereld te veranderen.
11 Novemberwo 12 januari '22
Donderdag 11 november 2021, Herdenking einde WO (jaar B)
Nog maar enkele weken geleden hebben we het uitgebreid gehad over de vaststelling dat de neiging om macht uit te oefenen over andere mensen, om ze te gebruiken, te manipuleren, ze naar je pijpen te laten dansen in aanleg in iedere mens zit.
Je komt het overal tegen waar mensen zijn. Soms heel subtiel, soms breed uitgesmeerd, maar het leeft overal. Ook onder vrienden en collega’s, ook tussen kinderen, ook in de kerk. En uiteraard ook in de wereld van de politiek. Gewoon al omdat het in de wereld van de politiek draait om gezag en leiding geven, het uitvaardigen en het doen respecteren van wetten en regels en dus ook om macht. Maar het zou verkeerd zijn de neiging tot machtsmisbruik of zelfs maar de hunker naar macht tot de politieke wereld te beperken.
Integendeel, er zijn echt wel politici die helemaal in eenklank zijn met de visie van Jezus, die stelt dat leiding geven een zaak is van dienen.
Er zijn zeker politici die eerlijk hun leven moedig en belangloos in dienst stellen van de wereld en van de mensen.
Kaping
Zeggen dat alle politici alleen maar uit zijn op macht en op geld, is even stompzinnig als beweren dat godsdienst leidt naar oorlog en onderdrukking.
Het is natuurlijk wel zo dat de meest verheven menselijke gedachten, gevoelens en betrachtingen kunnen gekaapt worden, en regelmatig ook worden gekaapt door figuren met allesbehalve nobele bedoelingen. Vaderlandsliefde, religieus geloof en zelfs gewoon menslievende, caritatieve instellingen worden daar nogal eens het slachtoffer van. Maar evengoed kan je de link leggen tussen atheïsme en oorlog en onderdrukking. En met veel betere papieren. Want de twee meest mensonterende ideologieën die we gekend hebben en die rechtstreeks voerden naar oorlog en concentratiekampen, waren beide uitgesproken atheïstisch.
En dat brengt ons dan naadloos bij een gezegde uit een oude cultuur aan de andere kant van de wereld. Een oud Chinees spreekwoord zegt: “Als er gras groeit in de tempels, bereid u dan voor op de oorlog.”
Leegte
Alles wijst erop dat dit meer is dan alleen maar een Chinese spreuk.
Dat het hier gaat om een diepe wijsheid, die geldt voor alle volkeren en in alle tijden wanneer mensen niet langer bezig zijn met te werken aan zichzelf.
Wanneer ze zich niet langer afvragen wat ze kunnen betekenen voor de anderen, voor hun gezin, de buren, hun land, dan ligt het voor de hand dat de leegte wordt ingevuld door tegengestelde gevoelens: gevoelens van nutteloosheid, angst, haat en vijandschap.
Niet omdat wij diep in ons zo slecht en haatdragend zouden zijn. Maar omdat we dan geen goedgevormde en doorleefde visie hebben die ons doet kiezen voor het goede.
En in die vaste en doorleefde keuze voor het goede word je getraind in het gezin, in de school, in de kerk of in de tempel. Wanneer die rationeel onderbouwde en constant gevoede keuze voor het goede er niet is, gaat je mening helemaal beheerst worden door stemmingen en gevoelens van het moment. En ben je helemaal machteloos tegen de argumenten van hen die oorlog willen.
Export
Vroeger droegen westerse missionarissen het christendom uit over de hele wereld.
Tegenwoordig dragen wij alleen nog ons materialisme uit over de hele wereld.
Overal zie je hoe oude culturen die vroeger diepmenselijke waarden promootten, verdrongen worden door “als ik het maar goed heb, als ik maar kan genieten.”
Misschien brengt die westerse export ons veel dichter bij oorlog dan welke bewapeningswedloop ook.
Wij moeten er echt iets aan gaan doen.
Zeker ook hier bij ons in het Westen. Onze maatschappij is niet langer alleen maar aan het verzuren, maar ook steeds meer aan het verruwen.
Ze wordt alsmaar brutaler. Ach, onze kinderen en kleinkinderen gaan nog niet zo gauw massaal terug naar de kerk lopen of aan ontwikkelingshulp doen in de derde wereld.
Dat is hopelijk iets voor later. Laten wij nu alvast beginnen met enkele basisprincipes. Laten wij hun terug leren andere mensen te groeten, gewoon goeiedag te zeggen tegen de mensen. Op straat, in de winkel, op de trein.
Ook vele ouderen moeten dat terug aanleren. Laatst zei iemand me: “Als je bij de dokter binnenkomt in een volle wachtzaal, is er niemand die iets tegen je zegt, al die mensen hebben last van acute keelontsteking.”
Informeren
En laat ons ook onze kinderen terug informeren over de gruwelen van de oorlog.
De oorlog zoals hij echt is, niet de oorlog van spannende computerspelletjes, maar de echte oorlog in al zijn afschuwelijkheid.
Wij moeten ook onze jongeren terug interesseren voor en voorlichten over wat oorlog werkelijk is, omdat zij er de eerste slachtoffers van zijn.
Wij, ouderen, zullen geen soldaat meer moeten worden als er oorlog komt.
Zij wel.
Laten wij ons met alle middelen inzetten voor de vrede.
In het belang van iedereen, maar vooral van onze kinderen en kleinkinderen.
Wachten op Godwo 12 januari '22
Zondag 7 november 2021, Tweeëndertigste zondag door het jaar (jaar B)
De lezingen van vandaag brengen ons twee compleet onmogelijke verhalen.
Onmogelijk vooreerst al omdat ze zo onwaarschijnlijk, zo gefantaseerd of minstens toch erg overdreven lijken. Een weduwe in Sarefat die haar laatste beetje eten weggeeft aan de profeet Elia, goed wetend dat zij en haar zoon daarna van honger moeten sterven. En dan de weduwe in de tempel die haar laatste centen in de offerschaal werpt. “Alles waar ze van leven moest”, staat er.
Het lijken inderdaad nogal sterke en weinig realistische verhalen.
Ze zijn bovendien ook nog om een andere reden “onmogelijk”. Onmogelijk voor de predikant. Je kan er immers geen kant mee op: ze staan er geblokt, als in lood gegoten. Je kan moeilijk—wat we zo graag doen—er een “diepe symbolische betekenis” in zoeken. Ze worden te duidelijk gepresenteerd als “echt gebeurd”. Maar wat moet je er dan mee aan?
Het is duidelijk dat Jezus ons altijd voorbeelden geeft die ons moeten opwekken tot navolging. Maar het is even duidelijk dat het hier niet kan gaan om concrete navolging van wat ons verteld wordt.
Niemand van ons bevindt zich, of zal zich ooit in de situatie bevinden van een arme weduwe die onverbiddelijk de hongerdood tegemoet gaat na het wegschenken van haar laatste beetje geld, haar laatste restje eten.
De situatie waar beide vrouwen zich in bevinden en de aan zelfmoord grenzende handeling die ze stellen is zo ver van ons bed dat het dáár niet kan om gaan.
Vertrouwen
Waar het wel om gaat is: waar halen ze de inspiratie en de kracht vandaan om zo’n daden van complete zelfverloochening te stellen.
En het antwoord is: vanuit hun onvoorwaardelijke godsvertrouwen. Hun compromisloze vertrouwen dat God hen redden zal, hoe dan ook.
En dat is wat het verhaal van Elia en dat van het penningske van de weduwe in de tempel ons tot voorbeeld willen stellen: stel heel je vertrouwen op God.
God heeft alleen maar liefdevolle aandacht voor ons. Hij zal ons zeker helpen, ook al is dat misschien op een heel andere manier dan wij hadden gewild.
Wij moeten God niet dicteren hoe Hij ons moet helpen. Wij mogen ons anderzijds ook niet bezondigen aan wat men in de ouwe catechismus noemde: “Vermetel vertrouwen”. Wat niet anders is dan God uitdagen.
Door roekeloos gedrag, waaghalzerij, door een onverantwoordelijke, onvoorzichtige houding. Terwijl je ervan uitgaat: God zal me wel beschermen.
Je moet zo’n mentaliteit als gelovige durven ontmaskeren. Want als je zo leeft, dan is er natuurlijk meer aan de hand dan branie en lefgozerij.
Want dan zit je, onder het mom van godsdienstigheid, zelf God te spelen.
Je acht jezelf dan onkwetsbaar want God is je knechtje.
Geen enkele gedachte is zo totaal ongodsdienstig als deze. En ze komt nochtans heel vaak voor bij heel vrome, biddende en voorbeeldig levende mensen. De zekerheid dat God je moet en zal helpen zoals jij het vraagt.
(Ver)wachten
Als christen sta je open en ben je dankbaar voor alles wat God ons wil geven.
En natuurlijk mag je vragen en bidden om iets te bekomen.
Maar het is totaal fout Hem te dicteren of Hem, bij manier van spreken, “onder druk te zetten” door een opmerkelijke veelheid van woorden en gebeden.
Dat is typisch voor heidenen, zegt Jezus. Leg je verlangens gewoon in eenvoudige woorden aan God voor. En God zal je antwoorden.
Liefdevol, maar niet noodzakelijk door in te gaan op je concreet verzoek.
Maar door je te geven wat je volgens Hem, op dit moment, het meest nodig hebt. (Wat je meestal achteraf ook inziet en begrijpt).
Dat is wat Jezus bedoelt met vertrouwen op God, wat Hij zo belangrijk vindt.
Echt geloven is niets anders dan altijd en overal volledig vertrouwen op God.
De zekerheid dat Hij het goed met ons voorheeft, ons hartstochtelijk bemint.
En dat Hij, vaak tegen de schijn van het tegendeel in, alles ten goede leidt.
Als dat geloof in je sterker wordt, dan ga je alle uitdagingen en aanvechtingen met een gezonde zelfzekerheid aanpakken.
En gaat er ook een weldadige rust over je komen. Dan gaan allerlei onzekerheden en angsten steeds minder vat op je krijgen, en dipjes en depressies verdampen nog voor ze zich genesteld hebben.
Dan gaat uiteindelijk zelfs de angst voor de dood moeten wijken en dan ligt een leven in volkomen vrijheid en geluk voor je open.
Je voelt je als een kind op moeders schoot.
Want je weet: Hij is er, Hij is almachtig, en Hij houdt van mij als van de appel van zijn oog.
Allerheiligenma 01 november '21
Maandag 1 november 2021, Allerheiligen (jaar B)
Arthur Miller schrijft ergens: “De enige manier van godsdienstig zijn die de mens past is iedere dag het uiterste uit je leven halen.”
Veel wijst erop dat dat inderdaad ook zo is.
Het leven is in wezen een geschenk, een kans die je krijgt. Met al de beperktheid, met al de pijn, met al het lijden,. . . die ermee gepaard gaan.
Op een dag zijn we er gewoon en dat naakte feit hebben wij in ieder geval niet aan onszelf te danken.
Het is dus wezenlijk een kans die we krijgen om er iets van te maken.
Wie het zo kan zien beseft ook dat je dat leven niet eert door het geschenk in de kast te zetten; maar door er iets mee te doen, ervan te genieten, er creatief mee om te springen.
Kiezen
Nu kan je die kans die je krijgt om van het leven te genieten en om er creatief mee om te springen, heel uiteenlopend interpreteren.
Je kan het zien als een vrijkaart om met volle teugen alleen maar voor jezelf te leven of juist om je talenten ten dienste te stellen en veel te betekenen voor anderen, voor je geliefden of voor de gemeenschap.
In beide gevallen eer je het leven door er alles uit te persen wat er uit te persen valt. Maar heel ons ethisch en religieus besef zegt ons dat alleen de tweede manier van leven waarde heeft. En dat de eerstgenoemde, het alleen maar leven voor jezelf, zo goed als waardeloos is.
Maar hoe je ook leeft, de eerste plicht die het leven je oplegt is er alles uit te persen wat er ook maar uit te persen valt. De ergste zonde is helemaal niets met je leven te doen, gewoon te wachten, je laten meedrijven tot het voorbij is.
Want ons leven is eindig.
Op een dag is het voorbij. Is er ineens die muur waar je niet over kan.
Is er alleen nog verbijstering, onmacht, wanhoop. . .
Tenzij je natuurlijk kan geloven dat het leven niet uitloopt op de leegte en het niets. Maar dat aan het eind ervan een liefdevolle God staat die zich over je ontfermen zal. Dat is ons geloof. Het is geen absolute zekerheid.
Het enige wat ik vanuit mijn verstand absoluut zeker weet is dat de mond die nu nog tot je spreekt op een keer zal stilvallen. En dat de ogen die je nu nog aankijken op een dag zullen uitdoven.
Dat is de enige zekerheid die verstand en wetenschap mij kunnen geven.
Maar. . .
daarnaast is er ons geloof.
Ach, ik weet ook wel dat geloof in onze streken niet meer zo vanzelfsprekend is als vroeger. En ieder van ons gelooft ook niet iedere dag even sterk.
Wij moeten dat niet willen wegmoffelen. In ons marcheren, samen met ons geloof, ook aarzeling, twijfel en scepsis, mee door ons leven.
Geloven is nooit vanzelfsprekend. Maar, vergis je niet, het is wel een heel natuurlijk en typisch menselijk gegeven. Mensen die niet geloven willen nogal eens beweren dat geloof ons wordt aangepraat, dat het een kwestie is van indoctrinatie. En dat is gewoon onzin. Concrete voorstellingen en regels en theologische beschouwingen (ook atheïsme!), dát zijn dingen die ons worden “aangepraat”, die van buitenaf in ons komen. Een kindje dat geboren wordt heeft in zich geen enkel besef van de 10 geboden of van de verrijzenis van Christus. Dat is te concreet, dat wordt ons aangeleerd.
Maar het besef dat wij niet het einde zijn, dat iets of Iemand ons overstijgt, dat zit diep in ons. Daar worden wij mee geboren.
Bovendien hebben wij, zoals we hier zitten: gelovig, minder-gelovig of zelfs helemaal niet-gelovig, allen een min of meer gelovige achtergrond. Bijna ieder van ons heeft christelijke roots.
En ieder van ons heeft in zijn hart tenminste een piepklein plekje waar hij hoopt dat het toch waar zal zijn.
Dat er leven is voorbij de dood.
Hoop
En die hoop moeten wij koesteren. Want als je kan geloven in een leven na de dood dan heeft dat een enorm positieve weerslag op ons leven vóór de dood.
Dan ga je tegenslag, ongemak en ziekte gemakkelijker relativeren. Dan gaan dat geloof en die hoop een tegengif zijn tegen radeloosheid en wanhoop.
En daarom, omdat het zo kostbaar is, moeten we het ook met zorg omringen als we er iets over proberen te zeggen tegen onze kinderen. “Proberen te zeggen”, want niemand van ons heeft ervaring met het leven na de dood. We kunnen het dan ook moeilijk concreet beschrijven, we kunnen er ons zelfs geen enkele voorstelling van maken.
En daarom is de hedendaagse gewoonte om tegen kinderen te zeggen dat “oma nu een sterretje is” niet zo gelukkig. Het klinkt lief en kindvriendelijk, maar het is niet waar.
En vroeg of laat ontdekt het kind dat ook en dan wordt heel het idee van het bestaan van een leven na de dood, naast de kerstman, sinterklaas en de sprookjesfee gezet.
Geloof
Veel beter is het als we tegen onze kinderen zeggen dat we ons van dat leven na de dood wel geen juiste voorstelling kunnen maken, maar dat we in het bestaan ervan geloven op gezag van Jezus die het ons nadrukkelijk heeft beloofd. En dat ons geloof in dat leven toeneemt naarmate ons geloof in God sterker wordt.
Immers hoe sterker wij ons met God verbonden weten, hoe sterker wij Hem ook zullen ervaren in ons leven.
En, zegt Han Fortmann, wie God heeft ervaren in zijn leven, voor die is de vraag naar het leven na de dood geen vraag meer.
Die wéét gewoon dat het doorgaat.
Als God zich “moeit”ma 01 november '21
Zondag 24 oktober 2021, Dertigste zondag door het jaar (jaar B)
Ik herinner mij nog dat in de tijd toen de plannen om priester te worden bij mij vaste vorm kregen, ik sterk aangegrepen werd door het lezen van een gedicht van een ouder wordende priesterdichter. Het was diep ontroerende maar ook intrieste poëzie. Het ging over “hoe wreed is het naar Uw altaar te gaan en nimmer te voelen een liefde hart aan hart. . .”
Ik heb dat lang meegedragen. En ik heb het pas helemaal van mij af kunnen zetten toen ik er diep van overtuigd geraakte dat bepaalde vormen van berusting heel erg onchristelijk zijn. Hoewel dat “helemaal van mij af kunnen zetten” natuurlijk ook relatief is. Je kan zoiets niet effekes meegeven met de vuilniskar. Maar het inzicht is er dan tenminste al dat God bij je is en altijd toekomst voor je openbreekt.
Geen enkel probleem is zo uitzichtloos of ergens wijst een teder licht een uitweg.
Ook als je die uitweg niet onmiddellijk als een uitweg, als een oplossing ervaart.
Je ziet het vaak pas achteraf.
Daarom vind ik dat Bijbelse beeld zo treffend, van God die je alleen maar op de rug kan zien. Pas als Hij voorbij is, besef je: hier was Hij, hier heeft Hij mij in het voorbijgaan aangeraakt.
Nood
Nu is het zo, dat wanneer je uitziet naar een tussenkomst, een reddend gebaar van God, je tenminste heel goed beseft dat je met een probleem zit, dat je hulp nodig hebt.
De blinde Bartimeus, die smeekt om Jezus’ tussenkomst, is zich heel goed bewust van het feit dat hij blind is. Waardoor hij contactarm en eenzaam is. Waardoor, niet alleen de zichtbare wereld, maar voor een stuk ook het leven zelf aan hem voorbijgaat.
Hij beseft dat heel sterk en daarom is zijn schreeuw om hulp ook hartverscheurend.
In een wereld echter als de onze waarin, in tegenstelling tot 2000 jaar geleden, alles minder zwart en wit en klaar omlijnd en afgebakend is, zullen mensen misschien vaker blind en doof zijn zonder het zelf te beseffen. Blind voor wat ze niet willen zien. Doof voor wat ze niet willen horen.
En dan is het natuurlijk bijzonder moeilijk om geholpen te worden: je beseft immers niet dat er een probleem is. Toch niet bij jou.
Soort blindheid
Neem nu bijvoorbeeld onze blindheid voor God, ons blindzijn voor wat Hij in ons leven kan betekenen, hoe Hij bij onze zelfrealisatie kan en wil helpen.
Het klinkt een beetje raar dat die blindheid kan bestaan onder mensen die geloven in God en zelfs op zondag naar de Mis gaan. Maar het is zo.
En de reden is makkelijk te begrijpen. Wij willen liever geen slapende honden wakker maken. Een wel heel oneerbiedige maar ook zeer treffende uitdrukking voor wat hier speelt. God “mag” bestaan en wij willen Hem best vereren en vooral ook bij de hand hebben als er iets misloopt.
Maar voor de rest houden wij alles liever rustig. Want wij weten dat als God zich gaat moeien bij de uitbouw van ons leven, dat wij dan uit onze gezapigheid worden weggehaald. Als wij echt willen dat God zich met ons leven bezighoudt, dat Hij dan onze rust gaat verstoren, dat wij oude gewoonten zullen moeten opgeven en op vele vlakken ook nieuwe wegen zullen moeten bewandelen.
En vooral ook dat wij dan eerlijker moeten kijken naar onszelf, misschien wel moeten afrekenen met de meest pijnlijke vorm van dat soort blindheid: het blind zijn voor onze eigen gebreken.
Verkeerd bezig
Maar dat pijnlijke is maar tijdelijk.
Op termijn gaat onze levenskwaliteit er aanzienlijk op vooruit als we God toelaten om onze ogen op scherp te stellen voor onze eigen hansworsterijen.
Soms, als we God serieus laten bezig zijn, kan het gebeuren dat wij beginnen te beseffen dat wij ons hele leven al totaal verkeerd bezig zijn. En dan heb ik het niet over gewone fouten of zelfs beschamende feiten. Maar over fundamentele levenshoudingen, over een fundamentele “draai” die wij al in onze jeugd aangenomen hebben. Als ik God echt met mij laat bezig zijn, Hem oprecht vraag mij bij te lichten, dan kan het gebeuren dat ik tot mijn verbijstering bijvoorbeeld ineens besef dat ik een bijzonder jaloerse natuur heb. Iets wat ik nooit of nooit in mijzelf gezien heb.
Of dat ik altijd maar compassie heb met mezelf omdat “iedereen zo tegen mij is”.
Nooit in der eeuwigheid heb je dat in jezelf gezien en nu ineens staat het voor je als gebeiteld in de rots. Maar je kan er tegen. Want je beseft dat Hij, die je blindheid wegnam, oneindig veel van je houdt, je wil helpen en ook effectief met je bezig is.
En in ieder geval ga je ineens veel beter slapen.
Het stresskonijn dat je altijd was, voelt zich zo veilig als een kind op moeders schoot.
Leidinggevendo 21 oktober '21
Zondag 17 oktober 2021, Negenentwintigste zondag door het jaar (jaar B)
Enkele weken geleden hadden wij het over de oerzonde: het streven naar macht, het willen overheersen, beknotten en onderdrukken van anderen.
Het streven naar macht om de macht, naar macht als doel op zich.
Het genieten van de situatie waarbij jij het voor het zeggen hebt en de anderen zelfs moeten bang zijn om je te ontstemmen. Niemand ervaart zo’n toestand als normaal.
In dat geval spreken we van machtshonger en machtsmisbruik.
En dat machtsmisbruik vind je niet alleen in de politiek, in een dictatoriaal staatsbestel, maar je vindt het eigenlijk overal waar mensen leven en werken.
Je vindt het in gezinnen, in scholen en fabrieken. STREVEN naar macht komt voor tussen ouders, leraars, priesters, maar evengoed tussen kinderen en collega’s.
Ik wil beslist geen spoken zien maar overal waar mensen met elkaar omgaan merk je (vaak heel subtiele) vormen van machtsstrijd.
Gezag
Onmiddellijk nadat ik hierover gepreekt had, liet iemand mij weten dat ik toch wel een onderscheid moest maken tussen macht en gezag.
Volkomen terecht natuurlijk. Het streven naar en het hebben van macht kan zo maar de verkeerde kant opgaan en uitmonden in een echte nachtmerrie. Terwijl gezag onontbeerlijk is om wanorde en anarchie tegen te gaan. Gezag is gewoon nodig om een maatschappij tot in haar kleinste geledingen in stand te houden en te laten draaien. Als iedereen zo maar een beetje zijn goesting doet en er geen regels zijn en geen instanties die gezag uitoefenen, stort de samenleving in.
En hier zie je heel goed dat niet alleen gezag, maar zelfs ook het uitoefenen van macht niet altijd verkeerd is. Want zelfs het meest democratisch gezag heeft een politieapparaat nodig en rechtbanken om de regels afdwingbaar te maken en te voorkomen dat de wet van de jungle, de wil van de sterkste het overneemt.
Ik kan me Jezus dan ook niet voorstellen als iemand die tegen gezag was.
Zo’ hippieachtig typetje uit de film “Easy Rider”, dat voorgeeft maatschappijkritisch te zijn maar er in feite alleen maar een beetje nietsnutterig bijloopt.
Dienen
Jezus was zelf iemand die een formidabel natuurlijk gezag uitstraalde, wat verklaart waarom de golven op zijn bevel gingen liggen en de mensen bij duizenden aan zijn lippen hingen.
Jezus is niet tegen gezag en ook niet tegen macht of politiek.
Uit zijn woorden kan je zelfs opmaken dat Hij politiek bedrijven ziet als een hoge roeping.
Maar dan alleen als de betrokkene het ziet als een gelegenheid om mensen te dienen. De politiek als een kans om een wereld, een samenleving uit te bouwen waarin zoveel mogelijk mensen helemaal zichzelf kunnen zijn, hun eigen leven kunnen uitbouwen.
Macht is totaal verwerpelijk als ze gepaard gaat met de wil om anderen te tiranniseren en alleen maar je eigen aanzien en rijkdom te vergroten.
Macht kan echter ook een weldaad zijn als ze gepaard gaat met de oprechte wil om de andere mensen te dienen.
Ik denk dat er ook zo’n politici zijn. Ik ben daar zelfs zeker van.
Politiek, macht en gezag zijn niet bedenkelijk op zich.
Maar de “verleiding tot zonde” is in dat domein wel bijzonder groot.
Het zijn ferme knapen en stevige dames die in dat milieu, dat zo verbonden is met macht en invloed, toch staande blijven en vasthouden aan hun oorspronkelijke bedoeling niet voor zichzelf te zorgen, maar iets moois te doen voor de mensen.
Alert blijven
Wat Jezus zegt is dat je in elke verantwoordelijke functie jezelf voortdurend moet voorhouden dat je het doet om te dienen.
Dat echt leidinggeven fundamenteel dienen is.
Voor Jezus is verantwoordelijkheid opnemen en leidinggeven fundamenteel verbonden met mensen echt graag zien, met dienen, met liefhebben.
Maar omdat liefde en liefhebben in het kerkelijk discours zo vaak wordt gebruikt, kan het na een tijd wat obligaat en zelfs een beetje melig beginnen klinken.
Laat ik het daarom eens anders proberen te zeggen.
Het mooiste geschenk dat men iemand anders kan geven is hem helpen zichzelf te zijn, hem kansen en middelen te geven om tot zelfrealisatie te komen.
Mensen in verantwoordelijke functies zijn daar met stip de aangewezen personen voor.
Ze kunnen verschillen in aanpak, in de manier waarop ze dat doel willen bereiken. Maar als ze christen zijn moeten ze in ieder geval een klare kijk hebben op waarom ze het doen: om de mensen te dienen.
En zelfs als dat doel vaststaat, zullen ze nog voortdurend op hun hoede moeten zijn om tóch niet alleen maar zichzelf te promoten. Want de weg is lang en smal, en de zijwegen heel aanlokkelijk.
Vrijgemaakt om goed te zijndo 21 oktober '21
Zondag 10 oktober 2021, Achtentwintigste zondag door het jaar (jaar B)
Een jongeman vraagt aan Jezus: “Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Jezus geeft hem een antwoord dat neerkomt op wat alle grote religieuze figuren en filosofen aanraden: “Behandel andere mensen zoals je zou willen dat zij jou behandelen.” “Dat doe ik”, antwoordt de man. En dan kijkt Jezus hem liefdevol aan: “Als je volmaakt wil zijn, verkoop dan al wat je bezit, geef het aan de armen en kom dan terug om mij te volgen”.
En dat was te veel gevraagd. Sober leven als je weinig hebt is niet moeilijk, maar al je geld weggeven als je heel veel bezit, dat is wat anders.
We moeten dat niet bagatelliseren, datgene wat je met veel moeite hebt vergaard, wegschenken is. . . tegennatuurlijk.
Stadia
Onze eerste, meest spontane en meest natuurlijke reflex is er niet één van geven en delen, maar van grijpen en alles naar ons toehalen.
Pas later beginnen wij het belang in te zien van geven en delen.
Eerst, omdat we vanuit ons verstand beseffen dat dit ook nuttig kan zijn. Je maakt er vrienden mee. En doordat je de anderen ook iets gunt, maak je van concurrenten, medewerkers.
Later ga je leren geven, niet omdat je er zelf voordeel van hebt, maar omdat je een moreel mens wordt. Je vindt dat meedelen, helpen, anderen ondersteunen gewoon bij je mens-zijn hoort. Dat je anderen moet behandelen zoals je zou willen dat ze jou behandelen.
Een volgend stadium zou dan kunnen zijn: het christelijk ideaal van de zelfgave. Jezelf wegschenken aan de anderen en aan de Andere met een hoofdletter. Ik denk, eerlijk gezegd, een moeilijk bereikbaar en nog moeilijker vol te houden ideaal voor gewone stervelingen als u en ik.
Maar het tweede genoemd ideaal, dat van de ethisch levende mens die de ander geeft wat hij zelf ook graag heeft, is denk ik een meer haalbare kaart, minder hoog gegrepen, gewoner.
Extreem
Hoewel je ook daarin heel extreem kan zijn. In verband met bezit en eigendom bijvoorbeeld.
Jezus zei tegen de rijke jongeman: “Als je volmaakt wil zijn, geef heel je bezit aan de armen.” Hij bedoelde: als een vrije daad van een bezitter die zijn bezit vrijwillig afstaat aan de armen.
Jezus heeft nooit het privébezit op zich in vraag gesteld.
De kerkvaders (de eerste monniken) deden dat wel. Een van hun beroemde slagzinnen was: “Als je een arme iets geeft van je bezit, moet je altijd beseffen dat je niet geeft van het uwe, maar van het zijne.”
De kerkvaders waren blijkbaar gelijkheidsfreaks en communisten van het zuiverste gehalte. En dat kon nog in hun kloosters in de woestijn. Maar als je zoiets aan de hele maatschappij wil opleggen, eindig je gegarandeerd bij guillotine en goelagarchipel.
Mensen willen dat niet. En Jezus wil dat ook niet.
Als Hij ons iets vraagt, dan wil Hij altijd dat ons antwoord volledig overeenstemt met onze vrije wil, dat het een eigen beslissing is. Het doel van Jezus is altijd mensen bevrijden. Met slaven kan en wil hij niets doen. Tenzij hen bevrijden.
Vrijwillig
Wat Jezus de rijke jongeman aanbood, was hem bevrijden van zijn zucht naar rijkdom en bezit. Hem bevrijden van een hartstocht die, zoals Sint-Paulus het zegt, al zoveel mensenlevens heeft verzuurd.
Maar de jongen zag niet de bevrijding, alleen het offer dat hij moest brengen.
Franciscus van Assisi, ook een rijke jongeman, zag dat wel. En hij en ontelbare van zijn volgelingen werden diep gelukkig in het omarmen van wat ze noemden “Vrouwe Armoede”.
Maar je kan dat inderdaad niet opleggen, het moet vrijwillig gebeuren.
Tenminste wat betreft de keuzes die wij maken over de inrichting van ons eigen individuele leven.
Maar dat op orde brengen van ons individuele leven ontslaat ons niet van de ethische verplichting om mee te werken aan een meer rechtvaardige wereld waarin alle mensen de mogelijkheid hebben om een keuze te maken. En de honderden miljoenen mensen die dagelijks moeten vechten tegen ondervoeding en gebrek aan geneeskundige verzorging, kunnen die keuze niet maken.
Opdracht
Wij kunnen ons wat dat betreft ook niet langer de luxe van de onwetendheid permitteren. Wij wéten het gewoon. Wij weten dat ondanks de gigantische, technologische vooruitgang van de laatste eeuwen, de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter is geworden.
Christenen, die vooral in de rijke landen wonen, kunnen het zich permitteren om te kiezen voor versobering in hun eigen leven. Wat heel passend is trouwens.
Maar zolang aan de rand van onze wereldsteden kinderen over vuilnishopen kruipen op zoek naar wat onbedorven voedsel moet die schande ons het slapen beletten.
Moeten wij alles doen wat in onze macht ligt om bij te dragen tot een menswaardig bestaan voor elke mens.
En ook al lijkt wat wij kunnen doen, een druppel op een hete plaat, het is een druppel.
Een druppel die dan toch minstens toont dat we mensen zijn.
