Nieuws uit de parochie

Ziende blind
ma 27 maart '17

Zondag 26 maart 2017 – Vierde zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Vorige week hebben we het uitvoerig gehad over hoe het relativeren en wegmoffelen van je fouten en het je nestelen in een verkeerde manier van leven, je afsluit van God. Het ging over het bewust vergoelijken van je verkeerde levenswandel. Je wil wel geloven, en je wil ook dat God van je houdt, maar er zijn een paar dingen in je leven waarvoor Hij maar een oogje moet dichtknijpen. Jij mag tenslotte ook een verzetje hebben …
Vandaag gaat het over een obstakel voor de goddelijke liefde dat minder bewust door ons wordt opgeworpen: onze blindheid, onze onwetendheid. Minder bewust, tenminste in aanvang. Want ook dit niet – kunnen – zien kan verworden tot een koppig niet willen zien, niet willen begrijpen, en da’s natuurlijk al wat anders. Laten wij eens even teruggaan naar de evangelielezing van vandaag. Jezus die maakt dat een blindgeborene kan zien. Het is een typisch evangelisch genezingsverhaal. Dat wil zeggen dat we ook hier weer de hele pointe missen als wij ons te zeer focussen op de spectaculaire fysieke genezing.

Straf
Alvorens wij ons echter een weg zoeken in dit toch wat ingewikkeld verhaal, in heel de wirwar van fysiek blind en moreel blind, tussen niet kunnen en niet willen zien, in heel dat kluwen van misverstanden en dubbele bodems, eerst nog iets van een heel andere orde. Als je goed toekijkt merk je dat Jezus, als het ware en passant, radicaal komaf maakt met een opvatting die al eeuwenlang als een soort gezwel aan het jodendom vastkleefde. De mening namelijk dat een handicap een straf van God was.
Als je mindervalide werd door een ongeval tijdens je leven dan was dat een straf voor je zonden. Als je met een handicap geboren werd dan hadden je ouders of je voorvaderen gezondigd. Jezus zet zonder pardon het mes in die opvatting en daarmee doet hij iets dat later van wereldhistorische betekenis zal blijken te zijn. Want ook bij vele andere volkeren zat die opvatting diep ingeworteld.

Uitdaging
Mijn kennis hierover is uiteraard heel beperkt, maar ik vermoed dat in de meeste oude beschavingen kinderen die met een zware handicap geboren werden zelfs niet, zoals bij de joden, het voorwerp waren van allerlei theologische beschouwingen. Maar dat ze onmiddellijk na de geboorte vaak gewoon werden gedood. En dat pas in de beweging die Jezus op gang bracht het inzicht groeide dat iedere mens waardevol is en volkomen uniek. Zowel in zijn capaciteiten als in zijn gebreken. En dat alle mensen, sporthelden en rolstoelpatiënten, mongooltjes en schoonheidskoninginnen, geroepen zijn, ieder met hun eigen mogelijkheden en tekorten, een mooi en zinvol leven uit te bouwen. En dat alle mensen de plicht hebben elkaar daarbij te helpen.

Levensdrift
Om nu terug te komen tot het verhaal in de lezing: het is duidelijk dat in Jezus’ ogen wij allemaal, zieken en gezonden, blindgeboren zijn. Dat datgene wat goed is, dat wat zin en betekenis aan ons leven geeft, niet onze eerste betrachting is. U moet eens aandachtig kijken naar een baby . En probeer dan eens elke positieve vooringenomenheid, elk vertederd-zijn uit te schakelen. U ziet dan onmiddellijk dat een baby met gesloten vuistjes ter wereld komt en dat zo’n baby eigenlijk een en al grijpen is en wenen en krijsen om wat hij mist en lachen als hij krijgt wat hij wil. Onze primaire levensdrift is duidelijk gericht op onszelf, op zelfbehoud, op alles naar ons toehalen. Als we niet oppassen blijven we ons ganse leven steken in die puur biologische reflex. Dan mislopen wij de kans om te groeien als mens, om uit te groeien tot een wezen dat beseft dat het geluk van een mens in de liefde ligt, in het er zijn voor elkaar.

Geestelijk groeien
Jezus ziet zichzelf als diegene die je van je blindheid kan genezen.
Alles wat Hij zegt en doet is op niets anders gericht dan op het bevrijden van mensen, van u en ik, van de waan dat ons geluk ligt in het alles naar je toehalen. In bezit. In het bevredigen van biologische behoeften. Hij begrijpt heel goed dat mensen die honger hebben eerst brood moeten krijgen vooraleer je met hen over liefde tot God en de mensen moet praten. En christenen hebben dat denk ik altijd heel goed begrepen. Maar daar houdt het dan ook op. Er zijn geen grenzen. Je kan maar met één wagen tegelijk rijden en je kan moeilijk vijf biefstukken per maaltijd eten. Echte groei en echt geluk en zinvol leven moet je dus ergens anders zoeken. Dat probeert Jezus ons duidelijk te maken.

Niet simpel
Maar dat is hetgeen dat juist in alle toonaarden ontkend en bestreden wordt door de impulsen die uitgaan van de huidige consumptiemaatschappij.
Een consumptiemaatschappij die op een zeer rationele en vernuftige manier onze biologische oerdriften aanspreekt. Die via een intelligent uitgekiende reclame inwerkt op onze zucht naar bezit en genot en prestige.
Dat maakt het ons zeker niet gemakkelijk. Maar het is wel onze maatschappij. In die maatschappij leven wij. Er is voor ons momenteel geen andere. Maar ook in dit soort samenleving moeten wij blijven beseffen dat de aanwezigheid van onze biologische driften, ons niet ontslaat van onze plicht als mens daar boven uit te groeien. Aangeboren blindheid, zegt Jezus, heeft niets met zonde te maken. Dat is gewoon een feitelijkheid. Maar bewust blind blijven, weigeren van te zien, dat is zonde.


Anderen doen het ook
ma 20 maart '17

Zondag 19 maart 2017 – Derde zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Het gesprek tussen de vermoeide Jezus en de Samaritaanse vrouw die water komt putten bij de bron is om verschillende redenen merkwaardig.
Het heeft om te beginnen iets grappigs, omdat de antwoorden schijnbaar geen verband houden met de vragen die gesteld worden en Jezus en de Samaritaanse vrouw de indruk wekken straal naast elkaar heen te praten.
Niets is echter minder waar. In feite zijn wij hier getuige van een soort steekspel met woorden waarbij de mild-ironische toon langs weerskanten opvalt.

Verstoppertje spelen
Van bij de aanvang van het gesprek doet de vrouw nogal afstandelijk en zelfs een beetje uit de hoogte. En probeert ze met haar kritische opmerkingen over het geloof het gesprek te sturen en er een welles-nietes spelletje van te maken. Ze doet denken aan Pilatus en zijn beroemde (retorische) vraag: “Wat is waarheid?” Klinkt heel erg filosofisch en diepzinnig. Maar eigenlijk wordt bedoeld: ieder heeft zijn waarheid, dé waarheid bestaat niet, alles is heel erg relatief. Ik doe dus gewoon waar ik zin in heb. En dat is precies wat de Samaritaanse hier zegt tegen Jezus: ook godsdienst is relatief; de Joden zeggen dit, de Samaritanen zeggen dat.
Maar eigenlijk zijn het allemaal koekjes uit hetzelfde deeg. En ik lust geen koekjes. Dat is wat ze eigenlijk zegt. Maar Jezus laat zich door haar woorden niet van de wijs brengen en voert haar zonder veel omwegen naar de kern van haar probleem. De moeite die ze heeft met geloven komt niet voort uit allerlei diepzinnige overdenkingen, maar heeft alles te maken met haar ongeregeld seksleven.

Overgave
En dat is natuurlijk heel herkenbaar. Ik bedoel: als we het moeilijk hebben met het beleven van bepaalde normen en regels van ons geloof, dan gaan we in plaats van ons in te spannen en ons te bekeren, het geloof en de normen en waarden zelf in vraag stellen en verwerpen. “Is dat allemaal wel nodig? Waarom moet dat eigenlijk?” En, vooral: “Leven (andere) gelovigen daar zelf wel naar… ?” Maar bij Jezus pakt dat niet. En omdat Hij nooit veroordeelt kan hij dóór het pantser van de vrouw geraken. Misschien dacht ze tot dan toe wel dat ze alles over de liefde wist. Maar nu komt ze in contact met iemand die helemaal liefde is. En in zijn nabijheid en onder zijn liefdevolle blik kan ze haar verdedigende houding loslaten. Haar situatie onder ogen zien. En kan ze zich helemaal in vertrouwen overgeven aan de vergevende en genezende barmhartigheid van God.

Relativeren
En dat is precies waar iedere mens, waar ieder van ons, waar ik en u zouden moeten toe komen: dat wij ons in vertrouwen overgeven aan de genezende barmhartigheid van God. Maar daarvoor is het natuurlijk nodig dat wij beseffen dat wij vergeving en barmhartigheid nodig hebben. En precies daar wringt het schoentje. Niet dat wij onszelf als heiligen of volmaakten zien. Net zoals de Samaritaanse weten wij heel goed dat wij niet echt en zeker niet op elk vlak leven zoals het zou moeten, maar wij vinden dat eigenlijk niet zo erg. Er zijn immers mensen, de gezagsdragers, de hogepriester vooral, zij die het goede voorbeeld zouden moeten geven, die het ook niet zo nauw nemen … Niets is echter zo erg als je wentelen in zelfgenoegzaamheid.

In de kou
Dát is het wat ons afsluit van God, zijn warmte en zijn nabijheid, niet de zonde zelf. Want “geen enkele misstap, hoe zwaar ook, kan ons scheiden van de liefde van Christus”. En een ander Schriftwoord zegt: “Waar de zonde heeft gewoekerd werkt de genade mateloos”. De woestijn waar we door moeten op weg naar God hebben wij vaak zelf gecreëerd. Zolang we weigeren in te zien dat onze eigen nukkigheid ons verwijderd houdt van de warme nabijheid van God, blijven wij gevangen. En zijn wij zelf de ontwerper en de bewaker van onze kerker. De enige mogelijkheid om te ontsnappen is o. m. ophouden met in de misstappen van anderen een vergoelijking van onze eigen verkeerde levenswijze te zoeken. Want dat is bijzonder kinderachtig.

Wil
Het mag dan nog gaan om spelletjes die typisch zijn voor volwassenen, wat losjes omspringen met de echtelijke trouw bijvoorbeeld, maar het blijft bijzonder infantiel om dan af te komen met: “Anderen doen het ook”.
Niemand van ons is volmaakt. Maar je fouten relativeren en afdoen met: “Iedereen doet het” is voor een christen geen optie. Je moet correct leven omdat je dat zelf wil, omdat je integer wil zijn, opdat je rechtop voor God zou kunnen staan en iedere mens recht in de ogen kan kijken. Wat anderen doen speelt in deze geen enkele rol. Jij bent het die verantwoordelijk is voor het opruimen van alles wat die vertrouwelijke omgang met God, zijn genade en zijn vriendschap in de weg staat.


Jezus en Mozes
ma 13 maart '17

Zondag 12 maart 2017 – Tweede zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Het relaas van de verheerlijking van Jezus op de berg Tabor is in meerdere opzichten een merkwaardig verhaal. Wat al onmiddellijk opvalt is dat het bij elk van de evangelisten gesitueerd wordt tussen twee lijdensvoorspellingen in. Dat kan geen toeval zijn. Blijkbaar moet de verheerlijking op de berg de apostelen helpen om zich toch enigszins te verzoenen met de gedachte dat Jezus door lijden en dood heen moet om zijn doel te bereiken.

Moeilijk verteerbaar
Aanvankelijk, zonder de minste twijfel, een volstrekt onaanvaardbare en zelfs ondenkbare optie voor zijn enthousiaste volgelingen.
Volgelingen die voor Jezus door een vuur willen gaan. Maar die zich totaal niet kunnen verzoenen met de gedachte dat hijzelf aan zijn zending ten onder zou gaan. Volgelingen die zich niet kunnen voorstellen dat Jezus, die van zichzelf zei: “Wie mij ziet, ziet de Vader”, door een paar politieke hansworsten met één vingerknip zou worden uitgeschakeld. Wij, die al 2000 jaar met die feitelijkheid vertrouwd zijn, hebben daar nog weinig moeite mee. Maar voor moslims bv. is dat gegeven nog altijd onverteerbaar.
Ook moslims zien Jezus als een van de profeten, maar dat Hij aan het kruis zou gestorven zijn wordt door hen ontkend. Zij beweren dat iemand anders op het laatste moment zijn plaats heeft ingenomen. De gedachte dat een profeet van God zich zomaar als een schaap naar de slachtbank kon laten leiden en door mensen op zo’n schandelijke wijze zou zijn vernederd, is voor hen volstrekt onaanvaardbaar. Trouwens, ook de christenen hebben zich daar lang voor “gegeneerd”. Het heeft vele eeuwen geduurd vooraleer het kruis zijn intrede deed in de christelijke kunst. Gedurende de eerste eeuwen werd Christus uitsluitend afgebeeld als de Goede Herder, de Wonderdoener en vooral, in de grote Byzantijnse mozaïeken, als de Albeheerser, de Pantocrator.

Joodse afkeer
Kan je nagaan welk een weerzin de gedachte van een zachtmoedige, geweldloze en uiteindelijk gemartelde en gekruisigde Messias moet opgeroepen hebben bij de apostelen en bij de Joodse volgelingen van Jezus in het algemeen. Joden die al eeuwenlang vertrouwd waren met “Jahweh van de hemelse Machten”, een God die met de legers van Israël meevocht. Joden die al eeuwen een Messias, een Bevrijder verwachtten die de vijanden van Israël als een voetbank onder zijn voeten zou leggen. Toen Jezus na zijn geseling, bebloed, vernederd en door iedereen in de steek gelaten vóór Kajafas stond, scheurde de hogepriester zijn kleren. Het was een theatraal gebaar, maar de woede en de walg van de gezagdrager waren zonder de minste twijfel echt en oprecht. De idee alleen al dat een dergelijke machteloze en haveloze figuur de Messias zou zijn, de zoon van God, was voor de Joodse leider weerzinwekkend.

Anders
De verheerlijking op de Taborberg moet bovendien om nog een andere reden gezien worden als een poging van de evangelisten om de pil te vergulden. Het moest de Joodse volgelingen ervan overtuigen dat Jezus geen echte breuk met het Joodse geloof betekende, dat het eerder ging om het verschil in interpretatie van de Joodse wet en de Profeten. In het verhaal onderhoudt Jezus zich uitvoerig met Mozes en Elia, niet toevallig de twee grondleggers van het Joodse geloof. Dat deze drie godsdienststichters goed op elkaar aansluiten is een erg modern aandoende gedachte. Maar ze klopt niet. De invulling die Jezus gaf aan zijn Messias-zijn staat helemaal haaks op het traditioneel Joodse Messiasgeloof. En op de Joodse visie op God. Ik denk dat het nogal duidelijk is dat Jahweh-van-de-hemelse-machten, die al de eerstgeborenen van Egypte vermoordde en die een Joodse koning strafte omdat die het vertikte zijn gevangenen om te brengen, dat die Jahweh lichtjaren verwijderd is van de liefdevolle en barmhartige Vader die Jezus ons leerde kennen.

Verwarrend
En dit brengt ons bij een serieus hedendaags probleem i.v.m. de gelovige opvoeding. Er zijn veel ouders die met spijt moeten vaststellen dat de school wel zorgt voor kennisoverdracht, maar niet voor geloofsoverdracht bij hun kinderen. En dat zijzelf er niet genoeg tijd kunnen voor maken. En dus geven ze hun kinderen vaak de raad om ’s avonds een stukje uit de Bijbel te lezen. Aanvankelijk als ik dat hoor ben ik altijd blij verrast, maar meteen daarna denk ik: O jee! Want de Bijbel, dat is zowel het Oude als het Nieuwe Testament. En het is heel goed dat je als christen ook de grote verhalen uit het Oude Testament kent. De Joden zijn nu eenmaal onze “geestelijke voorvaderen”. En het is altijd goed dat je weet waar je vandaan komt en respect hebt voor je roots. Maar het godsbeeld dat (in het algemeen) uit het O.T. naar voor komt is moeilijk verenigbaar met de liefdevolle Vader waar wij als christenen in geloven. Die twee opvattingen door elkaar haspelen kan alleen maar verwarring zaaien. En vooral: het kan maken dat zich in jonge geesten godsvoorstellingen vormen die helemaal niet verenigbaar zijn met het christelijk geloof.

Jezus
Daarom: spoor jongeren aan om het Evangelie, het Nieuwe Testament te lezen. En om zo in contact te komen met de God van Jezus, die pure Liefde is. Een God die, omdat Hij houdt van elke mens, het opneemt voor armen en verschoppelingen. En die stelt dat je Hem dient in het dienen van de “minste” van zijn mensen.


Vluchten van ‘God’ naar ‘iets’
di 07 maart '17

Zondag 5 maart 2017 – Eerste zondag van de Veertigdagentijd (jaar A)

Begin jaren 60 werd het kerkelijk verbod op het eten van vlees op vrijdagen en vastendagen opgeheven. De sterk stijgende welvaart had het mogelijk gemaakt om bij het vasten de traditionele bakharing te vervangen door kabeljauw en krab en bijgevolg verloor het “vlees derven” zoals dat heette, elke betekenis. Omdat wij de dingen graag eenvoudig houden hebben we dan maar ineens de hele vasten afgeschaft. Wij maakten komaf met de gedachte dat wij ons op die dagen vrijwillig iets ontzeggen dat te maken heeft met het genieten van eten en drinken, comfort en ontspanning. Om ons des beter te kunnen concentreren op de zaken van God. Die eeuwenoude, zelfs duizenden jaren oude religieuze idee van vasten en gebed werd resoluut verlaten en vervangen door het meer “wereldse” geven van geld aan Broederlijk Delen.

Alibi
Nu is er geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om minnetjes te doen over Broederlijk Delen. Maar het steunen van Goede-Doel-Acties (en wij worden er tegenwoordig door overspoeld) kan een heel hoog alibi-gehalte hebben. Tussen twee feestpartijen in geef je nog vlug een cent aan een of ander project en klaar is Kees. Het doet me soms heel erg denken aan de vroegere “aflaten”. Je hoeft in niets je manier van leven te veranderen. Je geeft wat geld en alles is in orde. Je geweten is zuiver. Door geld te geven koop je m.a.w. de verplichting af om je leven te veranderen, de verplichting om je te bekeren en om een ander mens te worden. Om jezelf niet langer als het centrum van de kosmos te zien. Je schaft dus gewoon de centrale Vasten-gedachte af: je bekeren. Je afkeren van een leven waarin alles rondom jouw persoontje draait, en je toekeren naar een leven waarin God en de andere mensen een centrale plaats innemen. Maar die plicht tot bekering, tot permanente bekering zelfs kan je zomaar niet afschaffen. Het is een absoluut kerngegeven in het leven van een christen. Je kan dat zomaar niet afkopen met het geven van wat geld aan het goede doel.

Grondhouding
Geld geven is trouwens te gemakkelijk. En bijgevolg ook verleidelijk. Soms dient het zelfs niet eens om te helpen maar om juist gerust gelaten te worden. Hebt u nog nooit de verleiding gekend om geld te geven terwijl u het nut ervan niet inzag. Of terwijl u van de mensen die u erom vroegen vermoedde dat ze u waarschijnlijk wilden rollen. Dat het waarschijnlijk oplichters waren die allesbehalve arm en behoeftig waren. Toch was de verleiding groot om hen content te stellen. Om er vanaf te zijn, of omdat je in het oog werd gehouden. Of erger nog, uit angst. Omdat het u nogal ongure types leken waarvan u dacht: als ik het hen nu niet geef komen ze het straks misschien zelf halen. Het spreekt vanzelf dat dit niet direct een christelijke houding is. Om goed te begrijpen wat voor bekering het vasten van ons vraagt is het nodig dat wij terug vertrouwd geraken met de grondhouding van de godsdienstige mens. Die grondhouding krijgt vorm vanuit de gedachte dat God, God is. Niet wij. Dat wij “maar” mensen zijn, geschapen en gewild door God en van Hem afhankelijk.

Vlucht
Het is een bijzonder moeilijk verteerbare gedachte voor de hedendaagse mens. Vandaar de populariteit van het “ietsisme”. “Er is iets”. “Ik geloof wel niet meneer, maar d’er is iets. “God” is blijkbaar wat hoog gegrepen maar “iets” dat kan dus blijkbaar wel. Want dat “iets” laat je niet alleen gerust maar het beweegt zich ook zodanig aan de periferie van je bestaan dat het in feite niets betekent en zeker onze eigen goddelijkheid niet hindert. Maar is dat geen vlucht? Want ofwel bestaat God niet en dan moet je dat ook onder ogen durven zien en daar mee leren leven, ofwel bestaat Hij wel, maar dan is Hij meteen ook het allerbelangrijkste gegeven in het menselijk bestaan. Zeker als God, zoals in het christendom, gezien wordt als Iemand die in ons leven wil binnenkomen en die zelfs de eeuwigheid voor ons openlegt.

Moeilijk
Ik begrijp dat “ietsisme” eerlijk niet. Ik zeg dat niet om zo’n beetje de hoofdschuddende wijze uit te hangen die mompelt van “hoe is ’t mogelijk, hoe is ’t mogelijk”. Neen, ik begrijp dat echt niet. Al die mensen die onomwonden uiting geven aan hun ongeloof maar die je even later in een rustig gesprek toevertrouwen dat ze wel degelijk geloven “dat er iets is”, dat er iets is “dat ons overstijgt”. Maar dat ze zich daar niet kunnen mee bezighouden, dat ze daar geen tijd voor hebben of, dat het hen eigenlijk niet interesseert … Dat begrijp ik dus echt niet. Hoe kan je je niet interesseren aan iets waarvan je zegt te geloven dat het bestaat en waarvan je kan vermoeden dat het zowel onze oorsprong als onze bestemming is? Maar goed, ieder moet dat voor zichzelf uitmaken. Maar van christenen mag dan toch in ieder geval verwacht worden dat ze dat “iets”, dat ze God wel degelijk heel belangrijk vinden in hun leven.

Bekering
Zo belangrijk dat elke verwijdering van Hem als iets tragisch ervaren wordt. En dat de terugkeer naar God als we zijn afgedwaald, dat bekering, permanente bekering zelfs een absolute must is voor de gelovige. En daarvoor dient het vasten. Om ons te oefenen in het terug dichter bij God komen. Zodanig dat wij op Pasen niet alleen de verrijzenis van de Heer maar ook ons eigen herboren-zijn kunnen vieren. Geld geven aan een mooi project kan daar een belangrijk deel van zijn. Maar oneindig veel belangrijker is dat je met Pasen als een herboren christen, als een nieuwe mens uit de veertigdagentijd te voorschijn komt.


Leven: meer geschenk dan opgave
di 28 februari '17

Zondag 26 februari 2017, Achtste zondag door het jaar (jaar A)

Het beeld van Jezus dat ons geschetst wordt in de evangelielezing van deze zondag komt enigszins bevreemdend over. Zeker na de lezingen van de voorbije zondagen, die ons confronteerden met de harde eisen en de compromisloze houding die hij eist als het gaat over de strijd tegen ons egoïsme. Vandaag krijgen we, zo lijkt het, de zachte kant van Jezus te zien. Vorige week was het nog de Jezus uit “Il Vangelo secondo Matteo” van Passolini: de vurige, rechtlijnige profeet met donkere ogen die dwars door je heen kijken. Vandaag: de zachte, bijna schattige hippie uit “Godspell” die zich zingend en dansend door het landschap beweegt en die geniet van vogels en bloemen en die ongelooflijk veel houdt van mensen, van de sukkelaars nog het meest. Beide beelden kloppen nochtans. Merkwaardig genoeg. Want er valt, zoals we vorige week al zagen, bij Jezus geen enkele gespletenheid te ontdekken.
Alles hangt samen.

Middel
Als Jezus ogenschijnlijk bijzonder harde eisen stelt om ons egoïsme in te tomen, dan is dat omdat dit volgens hem noodzakelijk is om tot echt leven te komen, om echt van het leven te genieten. Ascese en discipline, jezelf matigen en intomen zijn geen doel op zich, maar ze helpen je inzien dat het geluk niet ligt in het involgen van onze hang naar genot. Ze helpen ons inzien dat het geluk niet ligt in het overvloedig consumeren van eten en drinken en seks, in het najagen en oppotten van geld en in het slaan naar al wie daarbij als een bedreiging zou kunnen gezien worden. Ascese en discipline leren ons dat pas wanneer je enigszins afstand kan nemen van dat soort dingen, je afstand kan nemen van de jacht naar geld en genot, je echt van het leven gaat genieten. Of, om het met een boutade te zeggen, het is pas wanneer je ophoudt met krampachtig zoeken naar genot dat je echt begint te genieten.

Eenvoud
Omdat je dan de smaak ontdekt van dingen die je vroeger niet eens opmerkte. Dingen die je meestal alleen maar hinderden, wegens totaal onnuttig en onbelangrijk. Je leert echt genieten van zogenaamd vanzelfsprekende dingen. Je leert genieten, echt genieten van de natuur, van een nachtelijke hemel, van de ogen van je hond en de koddige kwakkeltred van een gans. Je leert genieten van de meest gewone dingen: een eenvoudig ontbijt, de vriendelijkheid van de buurman, van het werk dat op je afkomt en het avondje uit met vrienden. Zelfs gewoon van het feit dat je ’s avonds MAG gaan slapen, dat je een mooie kamer hebt, een zacht bed en propere lakens.
Je leert zelfs dat je kan genieten van zoiets gewoons als een bed, ook al lig je daar helemaal alleen in.

Goden
Waar Jezus ons op wijst, is dat veel gelukmakende zaken ons gewoon gegeven worden. We moeten ze alleen maar willen zien en waarderen en er voor openstaan. Wij moeten niet per se alles zelf willen bereiken, niet krampachtig de regie van alles zelf in handen willen houden. Er zijn ook een pak goeie dingen die ons gewoon gegeven worden, waar we niets voor moeten doen. Onze westerse cultuur is helemaal doordrongen van het activisme dat het joods-christelijke denken in de wereld heeft losgeslagen. Maar momenteel lijkt het allemaal een beetje uit de hand te lopen.Wij voelen ons heersers over de Schepping.Wij staan in voor het beheren, het controleren en het vooruithelpen van zowat alles. Stilstaan is achteruitgaan. Wij willen altijd maar verder en hoger en altijd maar meer. Alles is maakbaar, alles hebben wij in handen. Niets houdt ons tegen. Wij zijn in het diepste van onze gedachten zelf goden geworden.

Falen
Maar in werkelijkheid zijn we dat natuurlijk nu evenmin als vroeger.
En met hoe meer verbetenheid wij ons als de oppermachtige goden van de Olympus gedragen, hoe meer we de takken afzagen waarop we zitten. Steeds meer psychiaters zien een duidelijk verband met de sterk toenemende somberheid, depressies en zelfmoorden in onze samenleving.Want wij zijn natuurlijk niet God. Maar onderweg naar onze eigen goddelijke status speelden we wel de echte God kwijt. En al zeer vlug blijkt onze eigen goddelijkheid een grap te zijn. Want de belangrijkste domeinen in ons leven, de domeinen van liefde en geluk, laten zich door ons niet beheersen. Terwijl we als ‘godje’ totaal geen raad weten met ongeluk en tegenslag. Waardoor wij ons mislukkelingen gaan voelen en depressief worden.

Omkeer
Misschien wordt het tijd dat we herontdekken hoe sterk wij geworteld zijn in de natuur en afhankelijk van onze omgeving, van de andere mensen en van God.
Dat we beseffen dat onze consumptiecultuur een ramp is, niet alleen voor het milieu maar ook voor ons eigen psychisch welzijn. En dat ons geluk elders ligt dan in het materiële, zoals de Zwitserse econoom Dominic Rosen het heel eenvoudig stelt.
Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien. Ze werken niet en spinnen niet. Maar zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Wij moeten geen hippies worden die op een berg gaan zitten liedjes zingen en wachten tot de gebraden kippen ons in de mond vliegen. Maar misschien zijn we toch ietsje te ver doorgeschoten in de tegengestelde richting. Dan is het nu, in de aankomende vasten, de tijd om terug een paar (aarzelende) stappen in andere richting te zetten. Om van onze goddelijke troon af te komen en terug gewoon mens te worden. En gelukkig te zijn.


Tovermiddel
ma 20 februari '17

Zondag 19 februari 2017, Zevende zondag door het jaar (jaar A)

Als God liefde is, wat christenen geloven, dan kan het toch niet anders of Hij geeft ook mensen die nooit van Jezus gehoord hebben de kans om Hem te vinden. Als die God van de christenen, de God-die-Liefde-is werkelijk bestaat, dan is het evident dat ook eerlijke Godzoekers uit andere godsdiensten, Hem vroeg of laat op het spoor komen, iets van die liefde ervaren. En zo gebeurt het ook. Dat God liefde is, wordt ondertussen nergens zo sterk uitgezegd als in het christendom, maar zowat elk religieus geloof of mystieke stroming binnen dat geloof, heeft er ergens weet van. De gedachte dat God Liefde is en dat bijgevolg alleen het groeien in liefde zin en betekenis geeft aan een mensenleven, wordt nergens zo sterk benadrukt als in het christendom. Maar echt helemaal exclusief christelijk is het dus niet.

Patent
Het meest kenmerkende, bijna exclusief christelijke, iets wat je zo goed als niet of in ieder geval veel minder uitgesproken vindt in andere religieuze tradities, is het begrip “vergeving”. Vergiffenis vragen en vergiffenis schenken. En dan niet zozeer het weet hebben van het bestaan ervan, maar de verplichting, de eis om mensen te vergeven als ze om vergeving vragen. De eis, de absolute plicht voor een christen om clement, om vergevend, om barmhartig in het leven te staan, staat helemaal centraal in ons geloof. Zo centraal en zo sterk aanwezig zelfs dat het in de genen van de Europese cultuur zit ingebakken. Het rekening houden met verzachtende omstandigheden in onze rechtspraak bijvoorbeeld, komt van daar. Een ander, misschien minder in het oog springend maar zeker even belangrijk gevolg is onze neiging om heel kritisch te zijn voor onszelf. Om ons voortdurend op de borst te slaan en om ons beschaamd te tonen voor onze verkeerde daden, als individu en als groep. Andere culturen kennen dat veel minder.

Tikkeltje té
Zolang dat mea-culpa-slaan binnen de religieuze sfeer blijft – onze liturgie is er helemaal van doortrokken – kan dat geen kwaad. Maar eens daarbuiten kan die houding de werkelijkheid enigszins scheeftrekken. Onze huidige kijk op de kruistochten is daar een goed voorbeeld van. Wij zijn zo gewoon geworden van ons te schamen en ons te verontschuldigen dat wij gewoon niet meer zien dat de kruistochten, afgezien van de technologie, in niets verschilden van wat de wereld nu doet tegen I.S. Natuurlijk zijn alle oorlogen waanzin. Maar strikt politiek en militair gezien waren de kruistochten een logisch en perfect verdedigbaar antwoord van Europa op de voortdurende invallen en slachtpartijen door moslims. Maar wij kunnen het blijkbaar niet laten om onszelf in vraag te stellen, en ons op de borst te kloppen. En precies omdat andere culturen daar veel minder last van hebben dan wij, zijn wij eigenlijk zelf de oorzaak van onze slechte naam. Het is trouwens precies die neiging om vergiffenis te vragen en te schenken die de oorzaak was van Hitlers diepe verachting voor het christendom. Hitler, die zelfs toen de Russische tanks in Berlijn stonden en alles voor hem verloren was, er nog prat op ging dat hij tenminste nooit of te nimmer barmhartigheid getoond had en elke tegenstand “ausradiert” had. Een Hitler is natuurlijk geen referentie.

Positief
Wat dat centrale christelijke begrip van vergeving en barmhartigheid ondertussen ten goede heeft aangericht, is weliswaar moeilijk meetbaar maar zonder de minste twijfel gigantisch. Dan doel ik op de enorme positieve krachten die vanuit die houding zijn uitgegaan, niet alleen op het leven van individuen maar ook op het leven van de gehele maatschappij. Denk maar aan de invloed die die houding van kritisch kijken naar jezelf, je handelingen en je opvattingen voortdurend in vraag stellen, gehad heeft op de ontwikkeling van de wetenschappen. En natuurlijk, als je er het evangelie terug bijneemt, valt het op dat ook hier Jezus zich weer ‘schuldig’ maakt aan die typische ‘dichterlijke overdrijvingen’ waar hij zo sterk in was. Zoals: “Als men u op de ene wang slaat …”

Uitzichtloosheid
Maar die absolute eis van Jezus om te vergeven heeft natuurlijk heel andere dan dichterlijke bedoelingen. Jezus zag bijzonder scherp dat situaties van “oog om oog en tand om tand”, van “jij doet me dit aan, wel, dat is de prijs”, uitzichtloos zijn. Het houdt mensen gevangen in hun eigen grote gelijk en leidt onontkoombaar naar wraak en weerwraak. Maatschappelijk leidt het tot pure stilstand en achteruitgang. Jezus zag bijzonder scherp dat alleen vergeving zo’n patstelling kan doorbreken. Hij erkent het rechtvaardigheidsprincipe van oog om oog, tand om tand. Op zich was dat al een grote overwinning op de willekeur en de chaos die voorheen heerste. Maar een oplossing was het niet. Je blijft gevangen in een duivelskring van onrecht, wraak, straf, weerwraak, haat, enz. …, enz. …

Uitbraak
Je kan de ellende maar op één manier ontlopen. En dat is door te vergeven. Door kwaad met goed te vergelden. Door te weigeren wraak te nemen. Wat Jezus ons zegt is: doe iets ongewoons. Doe iets wat niemand van je verwacht. Als je in zo’n uitzichtloze situatie zit van onrecht, wraak, opnieuw op je donder krijgen, opnieuw zinnen op wraak, … Als iemand je hartsgrondig haat, iemand die je al zoveel heeft aangedaan en die je zelf al vaak hebt teruggemept, doe dan iets volslagen ongewoons. Doe iets wat zelfs je tegenstander nooit van je verwacht, iets wat hem helemaal uit zijn evenwicht brengt: vergeef hem. En breng terug leven in je eigen leven (en in dat van je omgeving).


Jezus extremist?
ma 13 februari '17

Zondag 12 februari 2017, Zesde zondag door het jaar (jaar A)

De evangelielezing van vandaag confronteert ons met een Jezus die ongewoon radicaal uit de hoek komt. Wij zijn dat niet gewoon van hem. Of beter, wij zijn gewoon van die kant van hem enigszins te negeren. Om ons helemaal toe te spitsen op de zachte, barmhartige, vergevende . . . romantische Jezus. Maar Jezus is radicaal. En het mooie aan hem is, dat hij desondanks toch een volkomen integer persoon is. Er valt bij hem geen spoor van gespletenheid te ontdekken. Zijn zachtheid en menslievendheid zijn volkomen in overeenstemming met zijn radicaliteit. De man die moest huilen bij de lijkbaar van een kind en die ook zijn tranen niet kon bedwingen bij het graf van een vriend; de man die met ogen vol liefde en tederheid keek naar mensen die door anderen met de vinger werden gewezen; de man die met zijn wonderlijke verhalen over een afgedwaald schaap, een weggerold muntje, een verloren zoon, de harten raakte van de meest gewone mensen was heel en al barmhartigheid en liefde. Elke ontmoeting met hem, zelfs een heel gewone, heel toevallige ontmoeting, had een diep-genezend effect op al wie gebukt ging onder welke last dan ook. Dat wonderlijk effect heeft een ontmoeting met Jezus overigens nog altijd, ook vandaag.

Radicalen
Maar, en dat is toch wel heel merkwaardig, diezelfde Jezus heeft het ook over:
“Als je oog je ergert, ruk het uit, als je hand je ergert, hak ze af”. Hoe kan dat nu?
Ik denk dat het heel belangrijk is om te zien dat als Jezus’ zachtmoedigheid en radicaliteit naadloos op elkaar aansluiten, dit alles te maken heeft met de heel bijzondere aard van zijn radicaal-zijn. Laten wij eens even nagaan aan welk type mensen wij denken als wij het hebben over “radicalen”. Om te beginnen valt het al op dat radicale ideeën betrekking kunnen hebben op vele domeinen van het leven. Het gaat over extreme opvattingen betreffende de politiek, de economie, het geloof, de opvoeding … In feite kan zowat alles wat mensen bezighoudt aanleiding geven tot het ontstaan van radicale ideeën. Maar hoe verschillend van aard hun actieterrein ook mag zijn, alle radicalen hebben twee grote punten gemeen:
1    Ze willen allen op een of andere manier de wereld verbeteren.
2    Om dat toekomstige geluk voor de mensen te kunnen bereiken moeten er nu
serieuze offers gebracht worden.
Dat “brengen van offers” kan variëren van het knabbelen door de overheid aan de pensioenen tot en met het uitmoorden van minderheidsgroepen. Met al de gradaties daar tussenin. Maar essentieel voor elke radicaal, voor elke extremist, is de vanzelfsprekendheid dat mensen nu mogen geofferd worden aan een denkbeeldig geluk in de toekomst. En hier ligt het grote verschil met Jezus.

Wereldverbeteraars
Al de anderen die ooit grote politieke, sociale of religieuze bewegingen op gang brachten wilden de wereld veranderen en verbeteren. Jezus daarentegen wil op geen enkele manier de wereld verbeteren. Hij wil de mens, elke mens, veranderen door hem uit te nodigen God in zijn leven binnen te laten. En de ironie wil dat uitgerekend deze Jezus het aanschijn van de wereld grondig veranderd heeft, grondiger dan welke wereldverbeteraar ook. Maar hij stierf nog liever zelf dan andere mensen de dood in te jagen om zijn ideeën door te drukken. Het enige offer dat Jezus vraagt, is dat wij zelf ons eigen egoïsme aan het kruis zouden slaan, dat wij God zouden toelaten om ons om te vormen tot liefdevolle mensen. En dat wij dáár offers brengen. En onder geen enkel beding andere mensen opofferen of laten opdraaien voor onze ideeën. Dat wij snoeihard werken aan onszelf. En alles radicaal wegsnijden wat ons kan hinderen om dichter bij God te komen en een meer liefdevol mens te worden.

Anders
Ziedaar de radicaliteit die Jezus van ons vraagt. Je ziet dus heel duidelijk het verschil met de wereldverbeteraars. Omdat bij Jezus de liefde voor de mens, voor elke mens, centraal staat, mag nooit ook maar één enkele concrete mens opgeofferd worden aan welk toekomstig droombeeld ook. Maar om hem te volgen moet je dus wel heel radicaal zijn voor jezelf. En om dat te benadrukken schrikt Jezus niet terug voor dichterlijke overdrijvingen. “Als je oog je ergert, ruk het uit. Als je hand je hindert, hak ze af”. Jezus wil daarmee beklemtonen hoe noodzakelijk het is dat wij zonder enig pardon ons “ik-ben-het-centrum-van-de-wereld-gevoel” intomen en elke vorm van vijandigheid tegenover andere mensen de kop indrukken. Om open te kunnen komen voor de liefdevolle impulsen die van God komen.

Liefde
Een niet onbelangrijke bedenking hierbij. Ascese, het jezelf van alles ontzeggen, is geen doel op zich. Er zijn ooit christenen geweest die daar zo ver in gingen dat ze het zichzelf moeilijk konden vergeven dat ze honger hadden. Dat was een afwijking.
God wil dat wij gelukkig zijn. Maar u en ik, wij zijn alleen maar echt gelukkig als er liefde in ons leven is. Als wij beminnen en onszelf ook bemind weten. Dát is duidelijk het doel van een mensenleven. En om daar te geraken kunnen wij niet anders dan onze primaire driften van grijpen en heersen en slaan, radicaal intomen. Maar alleen daarom. Omdat Liefde de zin en het doel van ons leven is.


Gods plezier in ons
di 31 januari '17

Zondag 29 januari 2017, Vierde zondag door het jaar (jaar A)

Vorige week zagen we hoe van het geloof in Gods liefdevolle nabijheid een sterk bevrijdende kracht kan uitgaan. Omdat het naakte feit van zijn bestaan meteen ook zin geeft aan ons leven. Het bestaan van een oneindig barmhartige God naar wie wij op weg zijn en in wie ons uiteindelijk geluk gelegen is, geeft betekenis aan alles wat ons overkomt in ons leven. Zelfs de meest ontredderende ervaringen kunnen dan, bij alle pijn die ze veroorzaken, tevens gezien worden als een kans om te groeien naar Hem toe. Een kans om los te komen van alles wat ons klein houdt en opsluit, van alles wat ons belet te ademen en te bewegen, van alles wat ons hindert om vrij en gelukkig te zijn. Om helemaal de mens te worden die God zich gedroomd heeft. De absoluut unieke mens die Hij geschapen heeft en die Hij nu elke dag nog verder aan het scheppen is. Want om echt die oorspronkelijk gedroomde mens te kunnen worden moeten wij wel van het een en het ander worden bevrijd, in de allereerste plaats van de zware druk om ons anders voor te doen dan we zijn. Laten we het daar vandaag eens over hebben.

Anderen behagen
Je moet eens nagaan hoezeer wij ons gedwongen voelen om onszelf aanvaardbaar te maken voor anderen. Op elk vlak, in iedere situatie.
Dat heeft daarom lang niet altijd te maken met vals spelen. Met slijmen of met op een bedrieglijke manier een voordeel willen binnenhalen. Neen, het gebeurt ook tussen heel eerlijke mensen, tussen geliefden, tussen ouders en kinderen. Wij willen voortdurend geaccepteerd, aanvaard en goed bevonden worden. En daarom doen wij voortdurend ons best om niet afgewezen te worden. Om “in” te zijn, om er bij te horen. Wij kleden ons er zelfs naar, wij houden ons op de hoogte van de allernieuwste trends op elk gebied; wij praten nu eens volks en dan weer “politiek correct”, al naargelang het gezelschap waarin wij ons bevinden; en we zijn als de dood en bereid om in alles toe te geven om te voorkomen dat onze kinderen ons in het vakje zouden stoppen van “ouderwets en echt niet meer van deze tijd”. En eigenlijk is er aan die manier van ons om ons aan te passen en te behagen en geaccepteerd te worden niks abnormaals. Mensen gaan nu eenmaal liever om met mensen die ze aardig vinden, mooi, intelligent, vlot, geestig en ga zo maar door. En omdat wij nu eenmaal in die mensenwereld leven, en niet meteen alle deuren voor onze neus willen zien dichtgaan, passen wij ons aan en doen wij ons best om tenminste aan de meeste verwachtingen te voldoen. En dat brengt natuurlijk ook heel veel stress en onzekerheid met zich mee.

Onvoorwaardelijk
Er is één iemand voor wie wij nooit op de tippen van onze tenen moeten lopen, en dat is God. Het zou ook nogal raar zijn als wij ons voor Hem anders zouden willen voordoen dan we zijn. Hij kent ons immers door en door. Hij kent ons beter dan wij onszelf kennen. Maar het mooie is: Hij aanvaardt ons zoals we zijn. God wil wel dat we groeien en Hij wil ons daarbij helpen. Maar Hij aanvaardt ons volledig zoals we zijn. Daar is geen voorwaarde bij, geen “maar”… Als wij voor God staan, staan we volledig naakt en alle maskers vallen weg. Maar Hij aanvaardt ons, Hij houdt van ons zoals we zijn. God heeft plezier in ons bestaan. Hij kijkt met genoegen naar alles wat ik doe. Naar mijn plezier en mijn berouw, naar mijn werk, mijn inzet én naar mijn hansworsterijen. Hij houdt echt van mij.

Wereld
Als ik daarvan helemaal doordrongen ben, kan ik misschien ook de moed opbrengen om achter de maskers en ook dwars door de schijn van de wereld heen te kijken. Want nog moeilijker dan de eigen maskers te laten vallen is het, de wereld zoals hij werkelijk is in de ogen te kijken. Niet de schijnwereld van glitter en plezier, maar de wereld zonder maskers. De echte wereld. Dat vraagt moed, want wat we daar te zien krijgen bederft onze eetlust en onze nachtrust.
Timothy Radcliffe beschrijft hoe hij tijdens een reis door Nigeria in streken kwam waar duizenden melaatsen leven langs de weg en bedelen en zich tegen de ramen van de wagen duwen en hun wonden laten zien. De wegen zijn slecht, schrijft hij, en het duurt soms uren eer je door zo’n menigte melaatsen heen bent.
Het ergst om te zien zijn de ogen van de kinderen, vervuld van hoop en pijn. Ze zullen hier hun hele leven langs de kant van deze weg staan. Ze hebben geen andere toekomst. Durf ik in hun ogen kijken? Ik moet de neiging onderdrukken om harder te rijden, vanwege het onverdraaglijk verdriet in hun ogen.
Dat is ook onze wereld. En dat is helemaal iets anders dan de wereld van het Voetbal en “Tomorrowland”.

Bocht
Je kan dat probleem natuurlijk “oplossen” op de manier zoals we dat meestal doen: door, tussen twee feesten in, ook nog wat geld te geven aan het Goede Doel. Maar om tegemoet te komen aan Jezus’ oproep om echt barmhartig, vergevend, zuiver en vrede-brengend in het leven te staan, moeten wij denk ik een echte bocht maken. Kappen met de mechanismen die ons gerust moeten houden, tevreden met de wereld, tevreden met onszelf. Kappen met de schijn.
Om echt liefdevol en barmhartig in het leven te staan moeten wij veel durven loslaten: alles wat wij menen nodig te hebben om iemand te zijn, om door anderen aanvaard te worden. Ophouden met het ophouden van schijn. Omtrent de wereld en omtrent onszelf. En dat kunnen wij alleen maar als wij er diep van overtuigd zijn dat God, dat de Grond van ons bestaan genoegen beleeft in het feit dat wij er zijn. Dat God niet van ons houdt zoals een ambachtsman houdt van zijn product. Maar dat Hij echt plezier heeft in het feit dat wij er zijn. Dat Hij nieuwsgierig kijkt naar wat we doen. Zoals wij kijken naar onze kinderen. Hij houdt van ons. Hij heeft ons tenslotte gemaakt.


Training nodig
ma 23 januari '17

Zondag 22 januari 2017, Derde zondag door het jaar (jaar A)

In de Kerk, in onderricht en catechese, hebben wij het altijd over de “Blijde Boodschap”. Een niet bepaald hippe vertaling van het Griekse evangeleion, dat “Goed Nieuws” betekent, en dan meer bepaald het goede nieuws dat Jezus aan de wereld bracht. Omdat dat evangelie zo ongelofelijk rijk en veelomvattend is, kan men er altijd ook maar een klein aspect van belichten. Het gevaar is dan niet denkbeeldig dat je uiteindelijk vanwege de bomen het bos niet meer ziet. En daarom is het goed je af en toe ook eens de vraag te stellen: wat is nu de kern van dat Evangelie, van die Blijde Boodschap?

Gods wezen
Ik ben geen theoloog en nog minder een Bijbelgeleerde maar als ik daar als gewone gelovige moet op antwoorden dan zou ik zeggen: “De kern, dat is op de allereerste plaats: de bevestiging dat God er is”. Wat niet of niet langer een evidentie is. De bevestiging van het bestaan van God. En ten tweede, nog belangrijker: dat die God geen almachtige en/of onverschillige kracht is, maar een liefdevolle Vader. Een God die zoveel van ons houdt dat Hij als een echte vriend, als een minnaar bijna, in ons leven wil binnenkomen. D.w.z. zonder ons te dwingen. Een God die ons zoekt te bevrijden van alles wat ons geluk in de weg staat. Als wij Hem toelaten in ons leven dan gebeurt er iets heel merkwaardigs. Dan merken wij al vlug dat juist de dingen die ons van Hem verwijderd houden ons eigen geluk in de weg staan. Of anders gezegd: dat juist alles wat wij menen nodig te hebben om gelukkig te zijn, zowel God als ons eigen geluk in de weg staat. Het is zowat mijn persoonlijk dada om hier de oerzonde van de mens, de erfzonde als u wil, te situeren. In de halsstarrige neiging om – tegen ons verstandelijk inzicht en ons moreel aanvoelen in – toch altijd weer ons geluk te gaan zoeken in hebben en heersen, in grijpen en slaan.

Erfzonde
Ik denk echt dat dát de oerzonde is. Heel goed weten dat een bepaalde houding of handeling verkeerd is en het toch doen. En dan heb ik het over onze grondhouding in ons streven naar geluk. Er is niet alleen de eenvoudige volkswijsheid die ons zegt dat geld niet gelukkig maakt. Zowat alle wijsgeren, schrijvers, religieuze en ook niet-religieuze denkers bevestigen dat. En ook ons eigen verstand zegt ons dat liefde en vriendschap uit ons leven verdwijnen en onze leefwereld verschrompelt als wij alleen maar leven voor onszelf en alles naar ons toe willen halen. Ook onze ervaring wijst in diezelfde richting. Wie van ons heeft nog nooit ondervonden dat diepe voldoening, levensblijheid en geluk samenhangen met iets betekenen voor anderen, met een ander gelukkig proberen te maken? En toch kunnen wij zo moeilijk weerstaan aan de verleiding alleen maar voor onszelf te zorgen, onszelf naar voren te dringen en de ander weg te duwen. Om, in het ergste geval, zelfs helemaal bezeten te geraken van een wild om zich heen slaand egoïsme, dat niet alleen anderen maar ook onszelf helemaal ten gronde richt.

Destructieve kracht
Ik hou van de term “erfzonde”. Niet in de mythische betekenis, als zou de erfzonde het gevolg zijn van de zonde van de eerste mensen. Maar wel in de zin dat wij er zelf niet helemaal schuld aan hebben: het zit in ons. Iedere mens krijgt die streving mee bij zijn geboorte. Het is een kracht die een belangrijke rol gespeeld heeft in de evolutie en die ons gemaakt heeft tot wie we zijn: de heersers over de schepping. Maar blijkbaar is die kracht ons vaak ook te sterk. Voert ze ons soms regelrecht naar ons ongeluk. Is ze in staat niet alleen de natuur aan ons te onderwerpen maar ook onszelf tot slaaf te maken. Als wij toegeven aan die zonde, alles naar ons toehalend, alles verslindend, dan maken wij de wereld om ons heen tot een woestenij. Dan beseffen wij in heldere momenten maar al te goed dat het geluk op die manier toch altijd harder loopt dan wij.

Verlossing
En het is precies uit dat doodlopend steegje dat Jezus ons wil bevrijden. Hij biedt ons aan God in ons leven binnen te laten, waardoor de goden en demonen die ons tot slaaf maken verdwijnen als een kwade droom bij het ontwaken.
Nu moeten we wel afspreken dat de God van Jezus in je leven binnenlaten iets anders is dan: “Ik ga vanaf nu wat vaker in de Bijbel lezen of wat meer naar de Mis gaan”. Uiteraard is dat goed op zich. Maar God in je leven binnenlaten is vooral een kwestie van handelingen stellen die door liefde geïnspireerd zijn in plaats van door egoïsme. Je mag daarbij gerust wat geduld hebben met jezelf en jezelf wat tijd gunnen. Je gaat niet zomaar van de ene dag op de andere een totaal ander mens worden. Maar je probeert het steeds vaker. En na een tijd gaat je ingesteldheid veranderen. En gaat het goed willen zijn voor anderen je normale reflex worden.

Toegift
En ondertussen merk je dat gelukkig-zijn niet iets is dat je kan veroveren.
Maar dat het een toegift is, iets dat je erbij krijgt als je leven gericht is op anderen. En terwijl je die weg bewandelt merk je dat God je helpt, je heel nabij is. Het is tenslotte zijn weg die je dan gaat.


Van gekleurd tot gelogen
ma 16 januari '17

Zondag 15 januari 2017, Tweede zondag door het jaar (jaar A)

Vorige week hadden we het erover dat de God die zich in Jezus Christus laten kennen heeft, zin en betekenis geeft aan ons leven. En dat het geloof in Hem een krachtig antigif is tegen wanhoop en depressie. Dat het je een diepe onderstroom van geluk bezorgt die niet ongedaan gemaakt wordt door al het nare dat je overkomt in je leven. Immers, de gedachte dat alles wat je overkomt, een weg naar Hem zal blijken te zijn, dat we eens helemaal geborgen zullen zijn in Hem, maakt ons ook vrij. Omdat die gedachte helemaal ingaat tegen de beklemmende angst van de moderne mens, geworpen te zijn in een zinloos bestaan, in een eindeloos stil en doelloos heelal. En daarom hebben alle mensen het recht om minstens over dat geloof te horen. Omwille van de bevrijdende kracht die ervan uitgaat. Omwille van het levenselixir dat het voor hen kan betekenen.

Stilgevallen
Je vraagt je af hoe het dan komt dat de evangelisatie- en missioneringsgedachte hier in Vlaanderen helemaal stilgevallen is. Nog maar pas geleden stuurden wij duizenden missionarissen de wereldzeeën op om het Evangelie te brengen tot aan de uiteinden van de aarde. Terwijl wij het nu nog nauwelijks doorgeven in onze eigen kring. In een oproep om daarover eens na te denken eindigde ik vorige week met de nogal uitdagende vraag: “Waarom zitten wij hier in Vlaanderen alleen maar angst te hebben voor al die moslims die hier komen wonen en doen wij geen enkele poging om hen Jezus en het Evangelie te leren kennen?” Ik wil onmiddellijk toegeven dat het mij vooral om het schokeffect te doen was. Het is echt niet mijn bedoeling u op te roepen om alle moslims in uw buurt te bekeren. Maar wel dat wij eens zouden stilstaan bij het feit dat veel christenen in West-Europa zelfs te zwak zijn geworden om hun geloof nog door te geven aan hun eigen kinderen. En daar mag toch iets aan gedaan worden.

Desinformatie
Het verbazend snel verlopen secularisatieproces heeft ons serieus van onze melk gebracht. Maar nu wordt het echt tijd dat wij terug wat assertiever worden. Assertiever, niet agressiever! Ik zal wel de laatste zijn om christenen aan te sporen om in te gaan op de soms erg lage aanvallen tegen het geloof in de sociale media, aanvallen waarvan de toon vooral veel over de auteur vertelt.
Maar waar we ons wel moeten tegen afzetten is de onjuiste informatie in de gewone media. De fictie, de pulp, de leugens en halve waarheden die voortdurend verteld worden over kerk en geloof, in boeken en tijdschriften, op radio en tv, en zelfs in het onderwijs. Natuurlijk, als je als Kerk 2000 jaar lang over een uitzonderlijk grote macht hebt beschikt kan het niet dat je alleen maar goeie dingen hebt gedaan, dat je nooit misbruik gemaakt hebt van die macht.
Macht corrumpeert zelfs de grootste heilige. Maar men moet wel eerlijk blijven. En ook het goede vertellen. En ook het slechte van de “anderen”. Nu wordt het allemaal zo ziekelijk eenzijdig gebracht.

Selectief
Neem nu de kruistochten en de inquisitie, waar men ons voortdurend mee rond de oren slaat en waarover wij ons voortdurend schaapachtig op de borst zitten te slaan. Natuurlijk wil ik die niet goedpraten. Maar, kan daar echt niet objectiever over gesproken worden? Waren de kruistochten in wezen zoveel verschillend van wat het Westen nu met IS doet? Ook de kruistochten waren een antwoord van Europa op de voortdurende invallen en slachtpartijen door moslims in christelijke landen. En de inquisitie, natuurlijk was dat iets verschrikkelijks, zoals er altijd verschrikkelijke dingen gebeuren als ideologieën botsen. Maar de Spaanse inquisitie – zoals die in ons collectieve geheugen is gebrand – is, zoals modern historisch onderzoek uitwijst, heel sterk gekleurd door de Engels-protestantse propaganda. Cromwell liet in zijn katholiekenhaat soms op één dag meer mensen ombrengen dan de Spaanse inquisitie gedurende haar hele bestaan. Maar daar hoor je nooit iets over. Net zomin als over de eerste genocide in de geschiedenis. Toen, eind 18de eeuw, in de Vendeé tienduizenden mannen, vrouwen en kinderen werden afgeslacht. In de naam van Jezus? Neen. In naam van de Verlichting. Wie hoort daar ooit iets over?

Bedrieglijk
Dat onze tijdgenoten zich steeds minder voor geschiedenis interesseren, maakt dat men zowat alles uit het verleden kan verdraaien zonder dat mensen het merken. “Godsdienst is oorlog”, hoor je dan. Laat ons toch serieus blijven.
Ik ben oprecht democraat maar ik heb niet de indruk dat de huidige seculiere staten vredelievender zijn dan de vroegere religieus-geïnspireerde monarchieën. En van de twee meest moderne en door en door atheïstische ideologieën, het nazisme en het communisme, kan je alleen maar zeggen dat ze alle grenzen hebben verlegd wat betreft mensonterende wreedheid. Laatst zei iemand mij nog maar eens: “Wat hebben ze ons vroeger toch allemaal wijsgemaakt?” Ik heb hem geantwoord: “Ge moest eens weten wat ze u nu allemaal wijsmaken.” Want die man had het over communie op de tong en palmtakken tegen de bliksem. Maar dat heeft niets te maken met bedrog. Wel met verandering van inzicht en aanvoelen. Maar tegenwoordig merk je regelmatig op tv – als er al eens iets positiefs gezegd wordt over ons geloof – in een Amerikaanse film bijvoorbeeld, hoe dat in pure sovjet-stijl wordt weggezuiverd in de ondertiteling. En dat is bewust bedrog.

Weerbaarheid
Wij moeten dat af en toe toch eens hardop durven zeggen. Ik ga daar niet blijven over preken. Maar één keer mag het toch eens gezegd worden. Onze media hier in Vlaanderen zijn helemaal in handen van niet-katholieken. Velen onder hen zijn antikatholiek en weinig objectief in hun berichtgeving. En daarom moeten wij kritisch blijven bij alles wat ze ons voorschotelen. Katholieken hebben op dit ogenblik de Verlichting en de secularisatie helemaal verteerd. Voor ons moeten er geen kruisen hangen in openbare gebouwen. Maar wij moeten wel voor onszelf hetzelfde respect opeisen dat wij hebben voor anderen. En ingaan tegen de voortdurende desinformatie over ons geloof. Op de eerste plaats voor onze eigen mensen. Opdat zij via degelijke informatie en serieus godsdienstonderwijs terug fier kunnen zijn op hun geloof.
Dat is de eerste voorwaarde om zelfs maar te kunnen denken aan een nieuwe evangelisatie.


Pagina's