Nieuws uit de parochie

Echtgenoten
di 16 oktober '18

Zondag 14 oktober 2018 – 28ste zondag door het jaar (jaar B)

Omdat in Jezus’ tijd de politieke en economische macht in het Joodse land helemaal in handen was van de Romeinen, bleef er voor de “plaatselijke machtsjongens” niet veel anders over dan het domein van de religie om aan hun trekken te komen. De Farizeeën hadden daartoe een rigoureus systeem van wetten en regels ontworpen dat hun een zeer reëel gevoel van macht gaf omdat mensen ervoor moesten buigen, wilden ze niet voor verraders of afvalligen doorgaan. Voor de Farizeeën was Jezus een soort vrijschutter, een stoorzender, juist omdat Hij het voortdurend opnam voor mensen die “tekortschoten”, die niet voldeden aan de strenge normen. Terwijl Hij in het voorbijgaan ook niet naliet te wijzen op de huichelarij van de bewakers van Wet en Goede Zeden. Jezus wil mensen bevrijden uit alles wat hen gevangenhoudt en onderdrukt. Wetten en regels zijn een weerspiegeling van de maatschappelijke verhoudingen. En heel vaak zijn ze, zoals Karl Marx dat heeft uiteengezet, gewoon het instrument van de heersende klasse om hun eigen belangen te dienen en hun machtspositie in stand te houden.

Echtscheiding
In zijn voortdurend gevecht met de Farizeeën toont Jezus aan dat dit ook geldt voor religieuze wetten, die doorgaans een weldadige en bevrijdende bedoeling hebben, maar die zodanig kunnen gemanipuleerd worden dat ze het tegenovergestelde bewerken. Je moet daar dus heel voorzichtig en met veel zorg mee omgaan. Niet alleen met regels en wetten, maar ook met gewone teksten. De evangelietekst van vandaag is daar een voorbeeld van. Jezus zegt hier bij Marcus: “Scheiding is uitgesloten”. Maar in hetzelfde twistgesprek bij Mattheüs zegt Jezus: “. . . behalve in het geval van ontucht”. Ik ben geen exegeet en ik weet dat je met vertalen soms alle kanten uit kan, maar hier is toch één zaak heel duidelijk: de ene uitspraak laat ruimte voor echtscheiding, de andere niet. En het gevaar is dan groot dat Kerken en theologen dié uitspraak gaan onderschrijven die hun het beste uitkomt. En de andere mogelijkheid negeren.

Eenwording
Wat ons vandaag uit dit evangelie echter vooral moet duidelijk zijn, is dat voor Jezus liefde de absolute norm is bij het huwelijk. Liefde en niets anders. In de liefde worden man en vrouw één, zoals ze bedoeld zijn van bij het begin. Paus Franciscus schrijft daar heerlijke bladzijden over. Toen God de mens schiep, schrijft hij, schiep hij hen man-en-vrouw. Zonder man is de vrouw maar half, zonder vrouw is de man maar half. Ze vormen een eenheid. De mens is wezenlijk man-en-vrouw. De mens wordt maar volledig mens als hij liefheeft.
Het gaat wezenlijk over de liefde. En dat is toch iets wat je een beetje mist in al die discussies over emancipatie en vrouwenrechten. Een Syrische vriend van mij ziet dat allemaal nogal eenvoudig: “Er is wat dat betreft geen verschil tussen Syrië en België”, zegt hij. Het verschil zit niet in de nationaliteit, maar in de godsdienst. Bij de moslims zijn, zowel in Syrië als in België, de mannen de baas. Bij de christenen zijn, zowel in Syrië als in België, de vrouwen de baas.
Misschien is de werkelijkheid ietsje minder simpel.

Partner?
Maar in ieder geval is het zo dat de vraag “wie de baas is” bij Jezus geen enkele rol speelt. Omdat het bij Hem om de liefde tussen man en vrouw gaat, om een eenwording tussen 2 gelijke en volledig op elkaar afgestemde mensen die pas in hun een-zijn, volledig mens zijn. Tegenwoordig is het mode geworden om te spreken over partners i.p.v. over echtgenoten. Mensen noemen zichzelf partner van die of die. En de ondertoon is er vaak een van: wij zijn modern. En inderdaad, “echtgenoot” klinkt oubolliger dan partner. En toch zou het mooi zijn als we de echtgenoot en de echtgenote zouden herwaarderen. Voor een christen is een echtgenoot, een echtgenote zoveel meer dan een partner. En ik haast mij er bij te zeggen: “Voor een christen”. Voor mij (en ik denk voor ieder van u) moet niemand wettelijk gediscrimineerd worden en moeten ook mensen die er anders over denken, zich vrij voelen. Maar voor een christen is een partner iemand die je tijdelijk nodig hebt om een bepaald doel te bereiken. Bijna zoals in de politiek: je wil iets bereiken, maar alleen zal dat niet gaan en dus ga je een coalitie aan.

Huwelijk
Een huwelijk daarentegen is een verbond dat je sluit vóór God. Om er helemaal voor elkaar te zijn met een liefde die “flitsend is als vuur en sterker dan de dood” (Oosterhuis). En met de bedoeling ook om later, als het vuur wat minder fel oplaait, te blijven werken aan je relatie, er desnoods ook voor te vechten. Als christenen kiezen wij daarvoor. Omdat wij er van overtuigd zijn dat het huwelijk nog altijd de beste samenlevingsvorm is, zowel voor de maatschappij als voor de echtparen en voor de kinderen. En een overtuiging loslaten omdat ze even minder in de mode is, is niet goed. Goed in de markt liggen is nooit een goede raadgever in morele kwesties. Je begint trouwens stilaan ook andere geluiden te horen.

Voorkeur
In “De Groene Amsterdammer”- toch niet direct de gazet van het Vaticaan – schrijft de Nederlandse journaliste Hanneke Groenteman, die vroeger nog het vaderloos ouderschap ophemelde en zelf een bewust ongehuwde moeder was: “Alleenstaand ouderschap is beter dan een slecht huwelijk, maar een goed huwelijk overtreft alles”. Wij denken dat dit zo is en we mogen daar ook voor uitkomen. Onberispelijke verdraagzaamheid wil niet zeggen dat je niet meer voor je eigen mening mag uitkomen.

Permanent scheppend
ma 08 oktober '18

Zondag 7 oktober 2018 – 27ste zondag door het jaar (jaar B)

“Om te slagen in het leven”, zegt de volksmond, “moet je een beetje als een hoer zijn”. Waar men dat haalt weet ik niet, want ik ken een priester die in dat milieu werkt en vergeleken bij wat hij doet is werken in de sloppenwijken van Calcutta een verfrissende onderneming. Wat de volksmond bedoelt is: als je een echte egoïst bent, als je totaal niet gehinderd wordt door enig moreel besef en andere mensen alleen maar gebruikt en misbruikt, als je volmaakt onverschillig bent voor het leed dat je anderen aandoet en maar één emotie kent: voor jezelf zorgen, dan is de kans inderdaad groot dat het je, op het eerste gezicht, allemaal voor de wind gaat.

Egoïsme
Ieder van ons heeft een donker kantje. En er zijn momenten en perioden in ons leven dat wij die donkere kant van ons wezen naar boven laten komen. De vraag is maar: maakt ons dat ook gelukkig? Het antwoord is: neen, in geen geval. Het alleen maar voor en met jezelf bezig zijn is de zekerste weg naar ongelukkig zijn. Dat is geen vrome praat. Dat is de keiharde werkelijkheid die ieder van ons bij zichzelf kan vaststellen als aan de razernij van het ego voldaan is en alleen maar de leegte achterblijft. Het is een ijzeren wet van het menszijn: de weg van het egoïsme ligt bezaaid met gelukkige meevallers, benutte kansen, slagjes slaan en buit binnenhalen. Maar tezelfdertijd is die weg een autostrade van eenzaamheid, zinloosheid en diep ongelukkig zijn.

Gelovig
Hoe zit dat dan met iemand die niet alles naar-zich-toehalend maar gelovig, open en vol vertrouwen in het leven staat? Welnu, het is duidelijk dat een gelovige net zo goed ziekte en tegenslag kent en net zo goed door dalen van wanhoop en vertwijfeling kan gaan, als een ongelovige. Hoewel, … dat laatste toch veel minder. Geloof blijkt in de praktijk immers een uitstekend antigif tegen wanhoop te zijn. En dat is misschien al een eerste onderscheid. Geloof is heel vaak een baken van houvast en troost en hoop in dagen van vertwijfeling. Hoe vaak hoor je niet zeggen: “Als ik tóen mijn geloof niet had gehad, weet ik niet wat er van mij zou geworden zijn …”

Nieuwe kansen
En toch denk ik dat het grootste onderscheid met niet-geloven ligt voorbij de wanhoop, de troost of de berusting en alles te maken heeft met het zien, het vinden van een uitkomst, van een nieuw begin. Voor gelovigen is God immers Diegene die in de meest uitzichtloze situaties nieuwe kansen geeft, deuren opengooit, onvermoede toekomst schept. En het is precies dat wat Maria zo prachtig verwoordt in haar Magnificat. Die diepe, gelovige ervaring dat God voortdurend scheppend bezig is. Dat Hij uit elke chaos nieuwe kansen schept, in elke duistere gevangeniscel een venster aanbrengt. Meestal daar waar wij dat nog het minst verwachten. Zonder het geloof zie je die kansen niet, omdat je gefixeerd bent op je eigen plannen die je teniet ziet gaan. Je ziet bijvoorbeeld alleen maar je ziekte en het kruis dat de ziekte maakt over je directe toekomstplannen. En in je verbittering zie je misschien niet de kansen die er geboden worden.

Scherven
Bijvoorbeeld om een verwaarloosde relatie nieuw leven in te blazen, om geestelijk te groeien, herboren te worden, een heel nieuw leven te beginnen …
Vanuit het geloof zie je die kansen wel, omdat je er naar uitkijkt. Omdat je je niet blind staart op de scherven van je droom, maar vol verwachting uitkijkt naar wat de Grote Pottenbakker met die scherven nu gaat doen. Vanuit het geloof zie je hoe zelfs in het heelal hele sterrennevels ontploffen en schijnbaar in het niets verdwijnen. Maar ook hoe, precies daaruit, nieuwe planeten en zonnestelsels worden gevormd. God heeft altijd nieuwe plannen met ons, zelfs als we moeten sterven. Hij houdt van ons. Niets van ons laat hij verloren gaan.

Kijken achter de woorden
ma 01 oktober '18

Zondag 3 september 2018 – 25ste zondag door het jaar (jaar B)

Wat onmiddellijk opvalt bij de lezing van dit evangelie is de tegenstelling tussen wat Jezus hier zegt in het Marcusevangelie (Mc 9, 40): “Wie niet tegen ons is, is voor ons” en de uitspraak die Mattheüs optekent (Mt 12, 30): “Wie niet met mij is, is tegen mij”. Ongeveer het tegenovergestelde dus. De tegenstelling is echter alleen maar schijnbaar. Soms kan iemand, integer en uit één stuk, toch totaal tegenstrijdig lijkende uitspraken doen omdat de context helemaal verschilt. Hier is dat duidelijk het geval. Als Jezus zegt: “Wie niet met mij is, is tegen mij”, heeft hij het tegen de gluiperige Farizeeën, die met hun huichelachtig gekonkel het absoluut niet goed voorhebben, en integendeel het goede alleen maar willen dwarsbomen. Hen wijst Jezus radicaal af. Maar als Jezus bij Marcus zegt: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”, dan tekent dat alleen maar zijn grenzeloos open houding: iedereen die het goede nastreeft, ook al hoort hij niet bij onze groep, is een bondgenoot, een broeder.

VREEMD
Een volgende moeilijkheid is de nogal forse taal die hier gesproken wordt. Als je een tekst voor je hebt die ruim 2 000 jaar geleden geschreven werd, dan weet je dat je die moet interpreteren, dat je die moet trachten te begrijpen vanuit de context waarin hij ontstond. Als je dát niet weet, dan kan je in ons land altijd nog minister van Cultuur worden, maar dán heb je het ook gehad. Ook vandaag horen we in de lezingen weer woorden die ons vreemd in de oren klinken. Je hand afhakken, je oog uitrukken, het is nogal wat. Het lijkt wel of Jezus hier aanspoort tot ernstige vormen van zelfverminking. Toch als je niet weet dat Jezus graag gebruik maakte van stijlfiguren die onder redenaars uit die tijd heel gewoon waren.

OVERDRIJVEN
Een van die stijlfiguren was de overdrijving. De overdrijving die gebruikt wordt om je punt duidelijk te maken. De overdrijving accentueert het dramatische van de situatie. In onze tijd maakte bijvoorbeeld Jozef Cardijn graag gebruik van de overdrijving. Als “meneer Cardijn”, zoals de arbeiders hem met veel respect en genegenheid noemden, het had over de duizenden arbeidersgezinnen die in zwarte armoede zouden gedompeld worden als de fabriek sloot, ook al werkte daar maar 120 man, dan was er niemand die lachte. Want al klopte het cijfer niet, de mensonterende realiteit die Cardijn aanklaagde des te meer. Wanneer Jezus zijn radicale “remedies” aanprijst tegen bekoringen (om kwaad te doen) dan is het eigenlijk voor iedereen zonneklaar dat je zijn woorden niet letterlijk moet nemen, omdat ze helemaal haaks staan op de zachtmoedigheid van zijn wezen.

SLANG
Wat hij wil duidelijk maken is dat je het kwaad en de bekoring om kwaad te doen, niet mag onderschatten. De bekoring tot zonde is niet iets waarmee je kan spelen, niet iets waarmee je kan onderhandelen, niet iets waaraan je gedeeltelijk kan toegeven en gedeeltelijk niet. De bekoring – heel duidelijk in het geval van hartstocht en lichamelijke begeerte – is een slang. Als je er niet wil aan toegeven moet je ze onmiddellijk neerslaan als ze de kop opheft. Als je denkt dat je de situatie onder controle hebt en dat je rustig kan nagaan hoe ver je kan gaan zonder te ver te gaan, dan ben je al verloren en is het pleit al beslecht. Bekoring laat zich niet ompraten, zoals iedere zondaar onder ons maar al te goed weet. En precies dat bedoelt Jezus met zijn erg radicale uitspraken: de menselijke geest is bijzonder vindingrijk. Als je op bepaalde bekoringen niet wil ingaan, moet je er onmiddellijk je voet op zetten. Anders winnen ze.

ONZE GROEP
Laten we nu even terugkeren naar het begin van de lezing. De apostelen hebben blijkbaar iemand belet een sukkelaar te helpen omdat hij zei dat hij dat deed “in Jezus’ naam”, terwijl hij niet tot hun kring behoorde. Maar juist het feit dat de apostelen deze man niet kenden en hij toch “in Jezus’ naam” handelde, wijst erop dat hij weet had van Jezus’ leer. Het “in Jezus’ naam” heeft dan geen andere betekenis dan “volgens de gezindheid, de leer, de ingesteldheid van Jezus”. Enerzijds dus een man die, onder de indruk van Jezus’ leer, goed wil zijn, een sukkelaar wil helpen en anderzijds de kleine groep rond Jezus die al aardig veel Kerktrekken, zelfs sektekenmerken begint te vertonen:
waarheid, liefde, juiste ingesteldheid vind je alleen bij ons. Buiten onze groep alleen maar mist en dwaling. Het Grote Gelijk dus.

VERANTWOORDELIJKHEID
Maar zo zag Jezus het beslist niet. Alle mensen zijn kinderen van God. God houdt van elke mens, wil het geluk van elke mens en de Geest waait waar Hij wil. Christenen hebben absoluut geen monopolie op rechtvaardigheid, vergevingsgezindheid en broederlijke liefde. Je vindt die “gezindheid” evengoed buiten als binnen de Kerk. Het echte onderscheid ligt in de verantwoordelijkheid. Christenen hebben het voordeel dicht bij de bron te leven. Zij kennen Jezus, en het evangelie. Zij genieten van de sacramenten, met daarin de mogelijkheid tot een heel intieme band met de Heer. En via het gebed zijn ze vertrouwd met de warmte van Gods nabijheid. Maar precies daardoor is hun verantwoordelijkheid veel groter. “Aan wie meer gegeven is, zal ook meer worden gevraagd”.

De juiste keuze
di 25 september '18

Zondag 23 september 2018 – 25ste zondag door het jaar (jaar B)

Het boek Wijsheid (eerste lezing) is ontstaan in Alexandrië in Egypte, ietsje vóór het optreden van Jezus in Palestina. Egypte, en gans het Midden-Oosten, alle landen die onderworpen waren door Alexander de Grote stonden in die tijd sterk onder de invloed van de Griekse cultuur, het hellenisme. Niet alleen de Griekse architectuur en de Griekse mode maar ook de Griekse hang naar theater en wagenrennen, sport en lichaamscultuur kwamen sterk in de belangstelling. En vandaar ook het hedonisme, het genieten van de goeie dingen des levens. Vooral dan bij de rijkere mensen, die daar voldoende tijd en geld voor hadden. En, u voelt het zo al aankomen, net zoals in Palestina zelf komen er over de hele wereld binnen de Joodse gemeenschappen spanningen tussen de vrome, Bijbelvaste Joden die trouw bleven aan het traditionele geloof en de zogenaamde afvalligen: de meer hedonistisch gerichte, Grieksgezinde Joden.

Scheiding
Een vrij lange inleiding met, tegen mijn gewoonte in, nogal wat tekstuitleg en beschrijving van de context. Maar dat komt omdat we hier stuiten op een zeer belangrijk en steeds terugkerend fenomeen in de geschiedenis van de joods-christelijke levensopvatting. Het conflict namelijk tussen zij die menen dat er geen levensvervulling, geen goed en gelukkig leven bestaat buiten God en zij die goed en zinvol leven vertalen in simpelweg zoveel mogelijk genieten van het leven. Enerzijds heb je dus zij die vinden dat je als mens, als schepsel, alleen maar geluk en levensvervulling kan vinden als je leven een zo exact mogelijke afspiegeling is van de goedheid, de liefde en rechtvaardigheid van God zelf, Diegene die je geschapen heeft. En anderzijds zij die vinden dat je de Schepper (of het Leven) alleen maar eer kan aandoen door volop te genieten van al het leuke en aangename dat de wereld te bieden heeft. Natuurlijk zal je in de praktijk die zwart-wit-tegenstelling zelden in al haar scherpte tegenkomen bij concrete mensen. Mensen die God en geloof heel belangrijk vinden genieten evenzeer van seks, van reizen en van lekker eten als anderen.
Waar het over gaat is de vraag: wat is het belangrijkste, waar verwacht je het meest van?

Tijdsgeest
Als je het zo bekijkt zie je ook heel scherp dat individuele opvattingen heel sterk bepaald worden door de tijdsgeest. En dat in onze tijd bijvoorbeeld die tijdsgeest heel sterk overhelt naar het hedonisme. Tegenwoordig is genieten verplicht. Je komt niet op tv als je niet met veel enthousiasme vertelt over de dingen waar je allemaal van geniet. En dat blijken in de regel een ander soort genietingen te zijn dan die waar Theresia van Avila het over heeft: over de vervoering in haar omgang met God. De genietingen vandaag gaan over reizen, restaurantbezoek, kopen van nieuwe huizen, een trouwjurk, over luxe cruises en snoepreisjes. Als je je niet blind staart op de details, dan duurt het echter niet lang of je krijgt een meer fundamenteel verschil in de gaten.

Egocentrisme
Van het ogenblik af dat een mens zich bewust is van zichzelf, van zodra je iets als een “ik” hebt, is er ook de mogelijkheid om die “ik” op de eerste plaats te zetten, om het “ik” het middelpunt van alles te laten zijn. Om de hele wereld en al de mensen te herleiden tot hulpmiddelen om dat “ik” te promoten. Alles draait om mij. Als ik maar geliefd, geaaid, bewonderd en geprezen wordt. Wat telt is mijn droom, mijn carrière, mijn geld en mijn gezondheid, mijn plezier. En je voelt meteen hoever deze levenshouding afstaat van wat Jezus van ons vraagt. Wat Jezus van ons wil, is dat we onze eigen ambities en wensen ondergeschikt maken aan het dienaar van allen zijn. Niet minder dan dat. Dat we in plaats van hedonistisch te zijn, mensen die van het ene pleziertje hollen naar het andere, alles doen opdat anderen gelukkig zouden zijn. En precies daarin zelf gelukkig worden. Het christendom leert ons immers dankbaar te zijn voor het leven, en dat leven ook regelmatig te vieren en ervan te genieten. Maar het leert ons ook dat als je gelukkig wil worden en levensvervulling wil vinden, je dat niet zult vinden door het koortsachtig te zoeken in zoveel mogelijk genieten. Geluk is een bijproduct, een toegift bij iets anders. Je vindt het alleen als je je inzet voor anderen, als je probeert iets te betekenen voor anderen.

Omslag
En ineens besef je dat precies op dit punt de grote draai al gemaakt is. Als wij vandaag spreken over ontkerkelijking, over de dood van God en de post-christelijke tijd, dan hebben wij het over lege kerken, een antichristelijke pers en de godsdienstige ontbossing bij onze mensen, het feit dat de doorsnee westerling ook bijna niets meer weet over het geloof. Maar naast deze, meer uitwendige tekens, is er een veel dieper gaande omslag bezig. Het feit dat bijvoorbeeld steeds minder jongeren kiezen voor het beroep van verpleger. Het is maar een voorbeeld, maar het is wel een teken aan de wand. Wij willen niet meer dienen, niet meer de “hoeder van onze broeder” zijn. Veel meer dan het feit dat de mensen niet meer naar de Mis gaan tekent dit een christelijke wereld in zware crisis. Maar er is ook licht aan het eind van de tunnel. Met alleen maar individualisme, carrièrisme en egoïsme rijden wij onszelf immers muurvast. Uiteindelijk zullen wij, om niet helemaal ten onder te gaan, gewoon niet anders kunnen dan terug te keren naar de aloude christelijke ambitie: groot worden in het dienen van anderen. Het gaat tenslotte om een advies van Christus zelf. Dat leg je niet zomaar naast je neer.

Wie zeg jij dat ik ben?
ma 17 september '18

Zondag 16 september 2018 – 24ste zondag door het jaar (jaar B)

Onlangs las ik van een bekend schrijver en theoloog dat hij een toespraak had gehouden voor mensen van de Engelse luchtmacht. En toen hij zijn uiteenzetting over God had beëindigd stond er een oude, wat stugge officier recht en die zei: “Ik heb hier allemaal niks aan. Maar ik ben echt wel een religieus mens. Ik weet dat er een God is. Ik heb Hem gevoeld, helemaal alleen ’s nachts in de woestijn. Het geweldige mysterie. En daarom geloof ik nu juist niet in al die keurige leerstellingen en formules over God. Die zijn allemaal zo nietig en betweterig en zo onwerkelijk, als je weet waar het echt om gaat”.
Ik denk dat die man daar in de woestijn een authentieke godservaring heeft gehad. En je zou als lezer wensen dat hij ook de moeite gedaan had om wat hij daar ervaren heeft wat nader te omschrijven. In ieder geval is wat deze officier in de woestijn had meegemaakt voor hem oneindig veel meer werkelijkheid dan de nogal muffe taal van dogmatische en theologische formuleringen.

(On)vruchtbaar
Alleen: je kan er zo weinig mee doen. Het is dan wel een overweldigende ervaring, maar als ze niet kan geduid worden komt er ook niets uit voort.
Terwijl Bijbel, theologie en kerkelijke leer ook gebaseerd zijn op honderden, duizenden van die godservaringen. Maar dan ervaringen waarin de theologie een lijn, een richting ontdekt zoals een wetenschapper verbanden en wetmatigheden ontdekt in fysische fenomenen. En dan worden die godservaringen natuurlijk hanteerbaar, ze wijzen een richting aan en ze nodigen uit tot engagement. Ze worden vruchtbaar. Het is dankzij die leer en die theologie dat wij begrijpen dat al die godservaringen een appel zijn, een oproep om als mens op een bepaalde manier in het leven te staan.
Godservaringen zijn (vermoed ik) bijzonder aangenaam omdat ze je bevestigen en zekerheid geven en je (volgens de verslagen) helemaal overhoop gehaald maar gelukkig achterlaten. Het gevaar is dus zeer groot dat men ze gaat zoeken omwille van het genotsaspect en er verder niets mee doet.

Vaag
Dat is ook het aantrekkelijke van een vage religie. God ervaren in de natuur en in de kunst en dat soort dingen. Het is aangenaam en het verplicht je tot niets. Erger wordt het natuurlijk als je ook nog gaat grasduinen in boekjes over “kosmische energieën”, over “mystieke plaatsen” en “magische stenen”. De bedoeling van dat soort vage religiositeit is duidelijk: je bevestigen in het vooral bezig zijn met jezelf, met je persoonlijk happygevoel. Maar ik heb niet de indruk dat dat erg goed lukt. De kans is zelfs groot dat, als je met die dingen bezig bent, je nooit nog het bos uitkomt, nooit nog echt van de zon zult genieten.

Inzet
Het geloof van Jezus bevrijdt je juist van het obsessief met jezelf bezig te zijn.
Het bevrijdt je van het voortdurend zoeken naar genietingen voor jezelf.
Het leert je je in te zetten voor anderen. Wie erop ingaat merkt dat hij precies dáárdoor gelukkig wordt. Terwijl je anderen probeert gelukkig te maken, merk je dat je, zonder het te zoeken, zelf gelukkig geworden bent. En daarmee is meteen ook de naam van Jezus gevallen. Als christenen hebben wij resoluut elke vorm van vage religiositeit achter ons gelaten. Als christenen geloven wij dat wij via onze ervaring en ons verstand steeds verder kunnen doordringen in de ons omringende werkelijkheid, maar niet in de maker ervan. God blijft de gans-Andere, die wij nooit helemaal kunnen vatten en begrijpen. Als Hij wilde dat wij Hem enigszins kenden, dan was de enige mogelijkheid die Hij had: zich zelf aan ons kenbaar te maken. En wel op de enige manier die voor ons begrijpelijk is: in een mens.

Menswording
Het kernpunt van ons geloof is dat Hij dat in Jezus inderdaad ook gedaan heeft.
Dat op een welbepaald moment in onze geschiedenis die menswording heeft plaatsgevonden. “Menswording” klinkt nogal mythisch. Vooral ook omdat het verhaal errond van mythische elementen doorspekt is (nieuwe ster, maagdelijke geboorte). Maar het feit zelf van de menswording hoeft helemaal niet mythisch gedacht te worden. Wij geloven toch ook van mensen als Franciscus van Assisi, Pater Damiaan en Moeder Theresa dat God zich via hen aan ons liet kennen. Dat God zich op bepaalde momenten in hun leven en via bepaalde daden die ze stelden, aan ons openbaarde. Waarom zou God zich dan in één bepaalde mens, in Jezus, niet helemaal aan ons kunnen laten kennen. Zodat we van Jezus kunnen zeggen dat Hij God was in de gestalte van een mens. Ik heb daar in ieder geval altijd weinig moeite mee gehad.

Relevant
En ik denk ook dat de meeste hedendaagse mensen die hun interesse voor het geloof verliezen niet dáár op afknappen. Wel op wat wij van Jezus gemaakt hebben. Als Jezus alleen maar de uitvinder is van de christelijke waarden, dan is Hij een soort leraar, een moralist, Iemand die zegt hoe we moeten leven. Dan staat hij op dezelfde hoogte als Plato en Aristoteles of zelfs van Etienne Vermeersch en Maggie De Block. Dan is Hij interessant voor een vraag in een televisiequiz, maar heeft hij verder niet zoveel impact op mijn leven. Als Jezus echter God zelf is in de gestalte van een mens, de levende Verrezen Heer, die ook vandaag mijn metgezel wil zijn, die met mij spreekt en zin en kleur aan mijn leven wil geven, dan wordt Hij ineens heel relevant, ook voor jongeren, ook voor mensen van vandaag.

Effeta: Ga open
ma 10 september '18

Zondag 9 september 2018 – 23ste zondag door het jaar (jaar B)

Het leven is iets dat ons overkomt. Op een gegeven moment worden wij in het leven gegooid en dat naakte feit hebben wij in ieder geval niet aan onszelf te danken. Wij hebben er niet zelf voor gekozen, het overkomt ons. En zo zijn er vele, heel belangrijke dingen in ons leven waar wij geen enkele zeggenschap over hebben, waarin wij op geen enkele manier kunnen kiezen. Wij bepalen niet het tijdstip van onze geboorte, niet wie onze ouders zijn, niet de omgeving, niet het milieu en niet de opvoeding die we zullen krijgen. Wij beslissen niet over de genen, de mogelijkheden en de gebreken waarmee we geboren worden.
En zelfs in de belangrijke levenskeuzen die we later zullen maken, blijken allerlei factoren mee te spelen die weinig te maken hebben met autonomie.

Illusie
En die autonomie, die zelfbeschikking staat nochtans hoog aangeschreven in onze samenleving. Wij geloven heel sterk in de maakbaarheid van het leven.
Wij geloven niet alleen dat wij het recht hebben om over ons eigen lot te beschikken, maar wij menen dat wij ook inderdaad schepper zijn van ons eigen geluk of ongeluk. Op zich is dit een positieve en vruchtbare gedachte: ze bevrijdt ons van passiviteit en berusting en ze roept ons op om ons leven in handen te nemen, om creatief te zijn en iets te doen met de mogelijkheden die ons gegeven zijn. Maar die nadruk op onze mogelijkheden vertelt slechts het halve verhaal. “Op menig terrein”, zegt de jonge schrijver Alain Verheij, “is persoonlijke keuzevrijheid een illusie” (Alain Verheij in “God en Ik”, uitgeverij Atlas Contact).
En helemaal ontnuchterend wordt het natuurlijk als je kijkt naar het grotere plaatje, als je ziet wat er – volkomen buiten onze wil om – allemaal gebeurt in onze wereld: mooie, maar ook veel minder fraaie dingen.

Hoop
Daar gaat trouwens het Oude Testament over: over de rauwheid van het leven.
Over al de heerlijke maar ook de afschuwelijke dingen waar de mens toe in staat is, ook de afschuwelijke dingen die zomaar gebeuren, zonder dat iemand er kan aan doen. Wie denkt dat geloof een zoethoudertje is met mooie verhaaltjes om mensen in slaap te wiegen, die heeft duidelijk nog nooit in de Bijbel gelezen. Wat het Oude Testament met al die verhalen echter vooral beoogt is een bodem van hoop te leggen onder de barsheid van het bestaan.
Jesaja (eerste lezing) leefde in een tijd waarin er maar geen einde kwam aan de ellende van oorlog, pest en hongersnood. Jesaja biedt geen goedkope troost.
Wel hoop: ooit komt er een einde aan. Daarom nu nog niet. Maar ooit . . .
Geen pijnstiller dus, geen drug. Maar een bodem van hoop onder alle ellende.

Appel
En toen kwam Jezus.
En Jezus bevestigt heel sterk de geldigheid van die hoop. Voor Hem is God liefde, ook al begrijpen wij die liefde niet altijd en overkomen ons verschrikkelijke dingen. God is voor Jezus – de uitdrukking is van een Nederlandse protestantse dichter wiens naam ik vergeten ben – God is voor Hem “een bodem van ontferming”. Ik vind dat nog altijd een ongelooflijk mooie omschrijving: een bodem van ontferming. Wat je ook overkomt, hoe zwaar je het ook te verduren krijgt, uiteindelijk vangt Hij je op. Hoe akelig diep je ook valt, uiteindelijk val je altijd in zijn handen. Maar God is nog meer.
Voor Jezus is God vooral ook een oproep, een appel, een zweepslag om op te staan, om iets te doen, om de uitdagingen aan te gaan.

Effeta
De God van Jezus gaat radicaal in tegen de passiviteit en de berusting die zich nogal eens durft hechten aan religies. De God van Jezus is één gigantische schreeuw om zelf te leven en anderen tot leven te brengen. Het geloof in Jezus is pas echt als het leven in je leven brengt, als je er door ontbolsterd en bevrijd wordt. En als je er door opgezweept wordt om ook andere mensen te verlossen van welke vorm van slavernij dan ook. Als het je ertoe brengt om de gehechtheid aan jezelf van je af te zetten en open te komen voor de vraag in het gelaat van de ander. “Effeta”, zegt Jezus voortdurend tegen ieder van ons. Ga open, leef, durf jezelf te geven. Vind je geluk, niet in het voortdurend zoeken van jezelf maar juist in het loslaten van jezelf en in open te komen voor anderen. Ga open.

Levende Heer
Maar ook hier weer dat heel bijzondere van Jezus. Heel belangrijk vooral in een tijd als de onze, waar men het christendom wil verengen tot een kwestie van waarden en normen. Jezus is GEEN moralist en GEEN filosoof. Jezus is de levende Heer. Hij zegt niet alleen: “Ga open”. Hij belooft ook: als je het durft, ben ik bij je en zal ik je steunen. En je zal ook wéten dat ik bij je ben.
Ik ben echt wel meer dan een historische figuur, een profeet uit het verleden.
Ik ben de Verrezen Man van Nazareth. Tegen ieder van ons zegt Hij, ook in 2018: “Ga open, durf te leven zoals ik dat van je vraag, en je zal ervaren dat ik er ben. En met je meega. Effeta”. Durf open te gaan.

De binnenkant van de wet
wo 05 september '18

Zondag 2 september 2018 – 22ste zondag door het jaar (jaar B)

De centrale gedachte in het joodse geloof is de verbondsgedachte: het verbond tussen God en Israël. God zal zorg dragen voor zijn volk, maar het volk moet zich dan ook strikt houden aan de voorschriften van de Thora.
Het tot in de kleinste details naleven van niet alleen de 10 geboden maar ook nog de meer dan 600 andere voorschriften, geboden en verboden, was voor de joden ook een middel om hun eigen identiteit te benadrukken.
Militair en economisch betekende Israël niet veel, vergeleken met de omringende grote naties: Egypte, Babylon, Assyrië en Perzië. Wellicht hielp het rigoureus naleven van hun wetten hen ook om niet cultureel opgeslorpt te worden door andere volkeren. En heeft de opvallende kledij en haartooi van de orthodoxe joden ook vandaag nog dezelfde functie als 2000 en 3000 jaar geleden.

Pervertering
Het gevaar dat daarbij voortdurend op de loer ligt laat zich raden: het gevaar van wetticisme. Het gevaar dat men zich strikt houdt aan de letter van de wet en dat men de geest van de wet verwaarloost. Het gevaar dat je bijvoorbeeld wel zeer secuur alle reinigingsvoorschriften vóór het eten nakomt, maar geen moment meer stilstaat bij de gedachte dat je met “propere handen” in het leven moet staan en je niet met vuile zaakjes moet bezighouden.
Jezus kon absoluut niet overweg met wetticisme omdat dit een pervertering, een verwording is van iets dat op zichzelf goed is. Wetten, regels en reglementen zijn goed op zich, ze dienen het leven, maken het gewone leven zelfs mogelijk omdat ze de chaos tegengaan.

Tirannie
Zonder wetten krijg je automatisch het recht van de sterkste. Waar wetten onbestaande zijn of met de voeten worden getreden, worden kleinen en geringen altijd weggeduwd en onderdrukt door de sterken en de machtigen.
Een mooie illustratie van die gedachte vind je in de Verenigde Staten.
Bijna de hele Amerikaanse bevolking stamt af van mensen die in vorige eeuwen gevlucht zijn voor tirannie, wetteloosheid en onderdrukking. Afkeer voor tirannen en respect voor “Law en Order” zit de Amerikanen in het bloed. Vandaar dat in een doorsnee stad in dit toch wel zeer Bijbels gekleurde land, het meest imposante gebouw meestal niet de kerk maar het gerechtsgebouw is.
Wetten en regels beschermen mensen en maken het samenleven mogelijk.
Maar het gaat inderdaad om de geest van de wet, niet de letter. Ieder van ons kan zo uit de losse hand tientallen voorbeelden geven van situaties waarbij iemand iets doet wat totaal niet door de beugel kan en toch keurig binnen de lijntjes van de wet blijft.

Gebed
Vandaar dat Jezus zo scherp ingaat tegen wetticisme. Wellicht niet het minst omdat je het ook vaak tegenkomt in het godsdienstig leven.
Sinds vele jaren had ik de gewoonte aangenomen om mijn dagelijkse rozenkrans te bidden in de wagen. Dat feit alleen wees al een beetje in de richting van “niet te veel tijd verliezen”. Dat ik bovendien ook nog nooit tegen een boom ben aangereden bewijst dat ik toch nog altijd meer met de weg dan met het gebed bezig was. Ik ben daarmee dus gestopt en doe dat nu op een ander moment van de dag. Bovendien is het goed om extra zorg te besteden aan het spreken met God in je eigen woorden. Vijf of tien minuten met horten en stoten, stamelend of zelfs woordeloos, maar intens “bezig zijn” met God is veel belangrijker dan een uur gedachteloos en achteloos, geijkte gebeden opzeggen, de quota halen, het lijstje afwerken.
Een andere reden waarom het belangrijk is naar de binnenkant, naar de geest van de wet te kijken en ernaar te leven, is het feit dat je de formele wet ook kan gebruiken om er anderen mee om de oren te slaan. Je moet eens nagaan wat je eigenlijk beoogt als je termen gebruikt als “sorry, maar de wet is de wet” of “just is just” en “reglement is reglement”.
In ieder geval wil je daarmee niet het kameraadschappelijk samenleven bevorderen.

Haat
En dan is er tenslotte nog de meest zwaarwichtige reden waarom je meer moet letten op de geest dan op de letter van de wet. Leven naar de geest helpt het kwaad in jezelf in de kiem, van bij het begin, te bestrijden.
Als je razend op iemand bent moet je daar iets aan doen vooraleer je kwaadheid verziekt en blijvende haat wordt. Je mag dat niet onderschatten.
Iemand haten is willen dat die mens dood was, niets meer of niets minder.
Dat is echt geen boutade. Moesten wij leven in tijden van oorlog of revolutie, in een periode van wetteloosheid, dan zouden velen onder ons hier niet meer zitten, ze zouden zijn omgebracht. Zonder wetten eindigt haat in moord.
Iemand die Jezus wil volgen, zorgt ervoor dat er voor haat geen plaats is in zijn hart. En dat hij niet aan kwaad toekomt, niet uit schrik voor de wet en de straf maar omdat hij haat geen kans geeft om zich te ontwikkelen.
Als je iemand echt haat heb je in je hart die ander al vermoord.

Niets is wat het lijkt
ma 27 augustus '18

Zondag 26 augustus 2018 – 21ste zondag door het jaar (jaar B)

Het gebeurt niet vaak dat alle twee de lezingen van de zondag aanleiding kunnen geven tot serieuze misverstanden en discussies.
Laten we beginnen met het evangelie waarin Jezus zegt: “Als gij mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt, kunt gij het leven niet bezitten”. Velen van zijn volgelingen zijn zwaar gechoqueerd door die woorden. En terecht. De woorden doen denken aan heidense rituelen en aan mensenoffers, een gruwel die de Joden al sinds de tijd van Abraham achter zich gelaten hadden.
En toch gebruikt Jezus deze woorden. En dat kan alleen maar betekenen dat elke andere formulering een afzwakking zou zijn van wat Hij werkelijk bedoelt.

Sacrament
Wat Jezus ons zegt is dat als wij het echte leven willen bezitten, wij helemaal één moeten worden met Hem. Dat wij dus niet een bepaald moreel gedrag of deugdzame levensstijl moeten aannemen, maar dat wij zijn lichaam en zijn bloed, d.w.z. zijn hele persoon in ons moeten opnemen. Ons helemaal verenigen met Hem.
Vandaar het Sacrament: de mogelijkheid om tot die wonderlijke vereniging te komen met Jezus. Mij zal je dus zeker nooit horen zeggen dat de communie een “diep symbool” is. Het is oneindig veel meer. Wanneer wij de vaste wil hebben om, zoals Jezus, gebroken brood en wijn, leven gevend voedsel te worden voor mensen, en als wij daarom vereniging zoeken met Hem, komt Hij werkelijk onder ons. En hoe meer Hij deelneemt aan ons leven, hoe meer wij opgenomen worden in het zijne.
Als wij dat goed beleven, dan worden wij getuigen van een van de meest wonderlijke paradoxen van het christendom: hoe meer Christus deel wordt van ons leven, hoe meer onze eigen persoonlijkheid uit de verf komt. We moeten dus geen angst hebben dat onze persoonlijkheid in dat proces gaat weggedrukt of tekortgedaan worden.
Persoonlijkheid is niet iets dat diep in ons als een embryo verscholen ligt en tot ontwikkeling moet gebracht worden. Persoonlijkheid is iets dat pas echt tot bloei komt in contact met de Heer. Maar dat is natuurlijk een uitspraak die komt uit de geloofservaring. Een psycholoog zal je zoiets nooit horen zeggen. Het klinkt ook zo ongelooflijk, dat je het inderdaad eerst moet ervaren eer je het kan geloven. Maar dát bedoelt Jezus dus met “Wie mijn vlees eet . . .”

Pragmatisch
En dan is er nog een ander, zo mogelijk nog gevoeliger varkentje dat vandaag moet gewassen worden, namelijk de uitspraak van Paulus in de eerste lezing, waar hij zegt dat de man het hoofd is van het gezin. Dat de vrouw het gezag van de man moet aanvaarden. Om te beginnen dit: gemakshalve wordt nogal eens vergeten dat Paulus er ook bij zegt dat ze elkaars gezag moeten erkennen.
Maar vooral: hij zegt nadrukkelijk dat de man zijn vrouw moet liefhebben zoals Christus de Kerk heeft liefgehad, en zich voor haar heeft overgeleverd. Paulus zegt hier noch min noch meer dan dat de man zo moet liefhebben dat hij bereid is zijn leven te geven voor zijn vrouw.
Maar waarom sprak hij dan niet door, waarom ging hij niet verder?
We zijn hier getuigen van een stukje gezond verstand. Je mag het zelfs gerust noemen: het geniaal pragmatisme van Paulus en van de eerste christelijke leiders. Blijkbaar waren ze zich heel scherp bewust van het vuur dat ze in handen hadden, van de explosieve maatschappij-onderuithalende kracht die in het christendom verborgen zat. En dus besloten ze niet onnodig te bruuskeren, de structuren voorlopig gerust te laten, maar van binnenuit mens en maatschappij te vernieuwen.

Wijs
Enkele weken geleden zagen we dat nog i.v.m. de slavernij. De eerste christenen hebben bij de Romeinse senaat geen petities ingediend om de slavernij af te schaffen. De tijd was daar niet rijp voor en zijzelf waren dat wellicht ook niet. Maar ondertussen traden de slaven massaal toe tot de Kerk.
Want daar, in de gemeenschap van christenen, werden ze voor het eerst in de geschiedenis behandeld als mensen, als broeders.
En zo was dat ook met de positie van de vrouw. Paulus was geen stichter van Womens’ Lib Movement en Dolle Mina. Maar in een maatschappij waarin sinds mensenheugenis vrouwen als kind al werden uitgehuwelijkt of het om koopwaar ging, stelde hij de liefde als fundament van het verbond tussen man en vrouw.
Paulus liet dus de façade ongemoeid. Hij bezag de zaken praktisch.
Hij was een wijs man. Tenslotte moet in het gezin, zoals in elk verbond, iemand leiding nemen. Laat dat dan de man maar zijn, zoals dat al altijd zo geweest is. Maar vanaf dan is er het gebod van de liefde als fundament. En zal de man zelfs zijn leven moeten geven voor zijn vrouw.

Ontwikkelingen
Latere eeuwen hebben bewezen dat het pragmatisme van Paulus de explosieve, revolutionaire kracht van het christendom intact heeft gelaten.
En dat die bleef doorwerken, zelfs in stromingen die ingingen tegen een bij tijden vastgeroeste Kerk.
Zoals ook God zelf trouwens zich steeds verder openbaart in de tijd, naarmate onze kennis toeneemt. Zo ook het christendom dat blijft doorwerken, zelfs in een opnieuw heidens wordende wereld.
Want hoe opgewonden wij ook wijzen naar Galilei en naar Darwin, naar de Verlichting en naar het marxisme, naar het verschijnen van de rechtstaat en het democratische denken, zelfs die wereldse ontwikkelingen hebben zich niet toevallig hier wel voorgedaan en niet bij de Azteken of in Indië of in Afrika.
Uiteindelijk heeft het allemaal te maken met de Man uit Nazareth.
Zonder Hem is het andere gewoon ondenkbaar.

Geloof: natuurlijk, nuttig en gezond
zo 19 augustus '18

Woensdag 15 augustus 2018 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar B)

Sigmund Freud leefde in een tijd van strenge kerkelijke moraal en van burgerlijk fatsoen. Een tijd waarin de Victoriaanse preutsheid nog volop doorwerkte.
En een van zijn grootste ontdekkingen was het verband tussen het onderdrukken van seksuele gevoelens en allerlei ziekten, lichamelijk zowel als psychisch. Dat was toen. Freud stierf in 1939.
Op dit ogenblik hebben we mei ’68 gehad en de hele seksuele revolutie en komt extreme onderdrukking van erotische verlangens waarschijnlijk nog wel voor bij enkelingen, maar het is zeker geen maatschappelijk verschijnsel meer.
Tegelijk tekent zich nu een andere tendens af. Psychiater Van den Berg was de eerste die het nieuwe fenomeen benoemde: mensen die in toenemende mate ziek worden door de afwezigheid van God, het onderdrukken zelfs, van elke gedachte aan God.
Die visie had eerst heel weinig succes. Tot voor kort geloofde men immers bijna blindelings het atheïstische dogma dat religieuze overtuigingen en gevoelens aangepraat zijn. Dat religie door opvoeding en onderwijs de kinderen ingepompt wordt. Indoctrinatie dus. Maar het wordt steeds duidelijker dat die opvatting onzin is. Bepaalde beelden, voorstellingen en verhalen worden natuurlijk wel doorgegeven. Maar het religieus-zijn zelf wordt ons absoluut niet aangepraat.
Het besef dat we deel uitmaken van een groter geheel dat ons draagt en tegelijk ook helemaal overstijgt, dat besef zit diep in ons en hangt samen met ons menszijn. “Gij hebt ons geschapen naar U toe” zei Augustinus 1.600 jaar geleden, en elk nieuw onderzoek in onze tijd bevestigt zijn woorden: het religieuze zit in ons, het is van alle tijden en van alle culturen, het hangt helemaal vast aan ons menszijn.
Als er iets ons aangepraat wordt, dan is dat atheïsme.

Positief
Geloven doen we spontaan, het zit in onze natuur. Bovendien blijkt geloven ook heel gezond te zijn.
Elk wetenschappelijk gefundeerd onderzoek daaromtrent (en daar wordt heel veel onderzoek naar gedaan) wijst in dezelfde richting: mensen die geloven zijn doorgaans niet alleen gelukkiger maar hebben, statistisch bewezen, ook aanzienlijk minder last van een zeer groot aantal ziekten.
En daarbovenop wijzen onderzoeken uit dat gelovige en praktiserende mensen doorgaans ook maatschappelijk meer betrokken zijn en zich sociaal meer inzetten dan andere mensen.
Waarom zeg ik dat nu allemaal? Zeker niet om triomfalistisch te doen, want dat zou wel erg misplaatst zijn in deze tijd van bijna volledig wegdeemsteren van het geloof.
Maar opdat wij er ons meer bewust zouden van worden dat gelovigen zich niet moeten verantwoorden. De bewijslast ligt niet bij ons, wij hoeven niets te bewijzen. Religieus geloof is natuurlijk, het is algemeen menselijk, het gaat niet in tegen ons verstand, het is gezond voor de individuele mens en het werkt ook gunstig voor de gemeenschap.
Wie kan bewijzen dat ongeloof het beter doet, mag dat altijd proberen.
Je kan natuurlijk ook zeggen: Kerk en geloof hebben niet alleen veel goeds gedaan, zij waren soms ook oorzaak van veel ellende. Dat is juist. Maar mensen maken nu eenmaal misbruik van dingen die goed zijn op zich, zoals geloof, vaderlandsliefde, wetenschap en zelfs kunst.
Niet-gelovige mensen en instellingen doen dat trouwens evenzeer als gelovigen.
Maar hoe komt het dan dat de secularisering zo snel en zo grondig is gegaan? Toch niet omwille van de “argumenten” van het atheïsme, ook niet die van de zogenaamde “nieuwe atheïsten”, want die “argumenten” zijn zo oud als de straat en al honderd keer weerlegd. Ik denk, gewoon omdat ongeloof nu eenmaal beter past bij onze huidige welvaart en onze libertijnse levensstijl. Geloof wordt als je veel geld en kansen hebt iets hinderlijks, een pretbederver eigenlijk.

Onbehagen
En toch voelen velen zich in die huidige situatie steeds minder happy.
Zij missen iets.
Dat komt omdat wij, zoals gezegd, vanuit onze natuur gelovig zijn.
Maar ook om nog iets anders. Onze cultuur, ons denken en zelfs ons politiek handelen zijn helemaal doordrongen van het christelijk geloof.
Terwijl wij over dat christelijk geloof steeds minder weten. Wij kennen bijna alleen nog de aberraties ervan.
Veel tijdgenoten kennen bijvoorbeeld wel de onzin en de leugens die erover verkocht worden in de “Da Vinci code”. Maar wanneer zij voor een religieus schilderij van Da Vinci staan weten ze niet waar hij het over heeft. Het lijkt wel of onze navelstreng is doorgesneden.
Wij zijn ontheemden geworden, vreemden in eigen huis.
En daarom gaan er, juist vanuit ongelovige hoek, steeds meer stemmen op om terug meer ruimte te geven aan het christendom, maar dan een christendom zonder God.
Een soort cultureel christendom, een moreel christendom, een christendom van waarden. Een christendom van de onzin dus.
Want christendom is nu eenmaal niet verkrijgbaar zonder God.
Trouwens, dat soort christendom zonder God hebben we eigenlijk al.
Dat is precies wat we nu hebben in het Westen. Maar het is een lege doos.

Gewoon doen
Waarom het in godsnaam zo moeilijk maken?
Laten wij gewoon terug meer aandacht opbrengen voor God in ons leven en voor ons geloof. Er wat aan doen.
Niemand zal ontkennen dat een zekere secularisering nodig en nuttig was omdat het geloof, zeker in sommige landen, te drukkend en te bevoogdend aanwezig was. Maar die secularisatie is te ver doorgeschoten en is atheïsme geworden.
‘Overreacting’ is nooit goed. Nederland bijvoorbeeld, waar ze tot voor kort rondliepen met zwarte kousen tot onder hun kin, is een door-en-door atheïstisch land geworden. Wij mogen het zover niet laten komen.
Vooral ook omdat dat atheïsme, omwille van de hogergenoemde redenen, waarschijnlijk van voorbijgaande aard is.
En het is niet goed op een trein te springen die nergens naartoe rijdt.
Laten we het verdere afglijden tegengaan. En ons bewust opnieuw keren naar het geloof dat alles heeft om van ons bevrijde en gelukkige mensen te maken.
En laten we het ook terug doorgeven aan onze kinderen. Niet zozeer omdat dat onze plicht zou zijn, maar omdat onze kinderen daar recht op hebben in een wereld van vooral leegte en lawaai.

Wonderen
ma 13 augustus '18

Zondag 12 augustus 2018 – 19de zondag door het jaar (jaar B)

De vroegere pastoor van Roosbeek, Mr. Cleynen, had een oom die toen hij 90 was nog korte ritjes deed op z’n paard.
Maar ja, 90 is 90 en stilaan begon hij toch last te krijgen van allerlei kwaaltjes en ongemakken. Maar wanneer hij dan zijn huisarts daarover aansprak kreeg hij altijd weer hetzelfde te horen: het in de hedendaagse geneeskunde legendarisch geworden advies “daar moet ge leren mee leven”.
Waarop oompje dan telkens zijn vermanend vingertje naar boven haalde om op plechtige toon tegen de huisarts te zeggen: “Dokters zijn er tegenwoordig genoeg, maar geneesheren, dat is wat anders.”

Eigen kracht
Hoe sympathiek dit kranige oompje ook was, hij had toch niet helemaal gelijk. Immers, ook geneesheren genezen je niet echt, toch niet in de strikte zin van het woord. Anders zouden het wonderdoeners zijn.
En geneesmiddelen genezen je eigenlijk ook niet.
Ons lichaam bezit een geweldig vermogen om spontaan te herstellen, om wonden te genezen en ziekten te bevechten. Je ziet dat heel goed als je een kleine verwonding of een lichte aandoening opgelopen hebt.
Geef je lichaam de nodige tijd en het geneest zichzelf. Men noemt dat, met een groot woord, het regeneratievermogen van ons lichaam.
Soms echter zijn wij zo verzwakt of is de ziekte zo sterk dat het vermogen van ons lichaam om zichzelf te herstellen moet geholpen worden.
En dat is nu precies wat artsen en geneesmiddelen doen. Ze proberen dat oorspronkelijke vermogen om zichzelf te genezen te versterken of te activeren.

Teken
Iets gelijkaardigs vind je terug bij de meeste wonderen die in de Bijbel vermeld worden. Neem nu de wonderbare broodvermenigvuldiging.
Jezus zorgt niet voor een wondermiddel waardoor de honger van de mensen verdwijnt en ze nooit meer honger krijgen. En hij zorgt er ook niet voor dat geen enkele arme in Israël of in de hele wereld nooit nog tekort zou hebben. Jezus is geen tovenaar uit een fantasy reeks op tv. Jezus is een Icoon van God.
Zijn wonderen zijn altijd tekenen. Tekenen van de zorg van God voor zijn mensen.
Op een gegeven moment zijn enkele duizenden mensen hem, volgens het verhaal, al dagen aan het volgen en ze krijgen honger. Maar blijkbaar zijn er maar 5 broden beschikbaar. Het spreekt echter vanzelf dat de meesten van hen een goedgevulde zak met proviand bij hebben, anders waren ze allang terug naar huis. Wat Jezus hier via zijn woorden en via zijn uitstraling bereikt is dat iedereen begint te delen met iedereen. En ineens is er overvloed.
Als je weet hoe hebberig wij zijn en hoe wij normaal reageren, besef je dat dit wonder veel spectaculairder is dan welk toverkunstje ook.

Geloof
Maar zo’n wonder kan dus, als je maar echt gelooft. Geloven is het sleutelwoord.
En op de eerste plaats werkt geloof op het stimuleren van de kracht die in onszelf zit. Denk aan de geneeskunde. Telkens als wij een dip doormaken, neerslachtig zijn, heel veel verdriet hebben, geen uitkomst meer zien, gaat geloof ons helpen door de genezende kracht die in ons zit te mobiliseren en onze moeilijkheden te overwinnen.
Jezus zegt: geloof dat wat je vraagt, je al verkregen hebt – dat de oplossing bij manier van spreken al “onderweg is” – en je zal het verkrijgen.
Het is wat Mariah Carey en Whitney Houston in hun liedje “When you believe” zo prachtig onder woorden brengen.
Maar is gebedsverhoring dan het resultaat van een succesvol psychologisch trucje? Neen. Het gaat niet om trucs, gegoochel of magie.
Normaal zal God niet ingaan tegen zijn eigen schepping.
Niet tegen onze natuur, niet tegen ons verstand en niet tegen onze psychische mechanismen. Zelfs de meest opzienbarende genezingen – en regelmatig zijn daar meldingen van – gaan niet tegen de natuur in, gaan over duizelingwekkend versnelde natuurlijke processen.

Suggestie?
Maar de vraag blijft: gaat het dan toch niet om een psychologische truc die deze processen op gang zet?
Zoals bij het gebruik van placebo’s: het werkt, zolang je maar gelooft dat het water dat ze je inspuiten een wonderlijk geneesmiddel is. Het antwoord is andermaal neen. En wel om deze reden.
Het niet te ontkennen succes van placebo’s is gebaseerd op bedrog. Eens dat je dat door hebt werkt het niet meer. Bij religieus geloof is dat helemaal anders. Hoe vurig je ook gelooft, je krijgt bijna nooit wat je precies vraagt.
God staat duidelijk niet voortdurend klaar om jou op je wenken te bedienen.
Maar terwijl je financiële toestand verder achteruitgaat of je vrouw je toch definitief verlaat of een geliefd iemand toch doodgaat, ben je uit het hele proces toch sterker uitgekomen. Omdat je heel die tijd van beproeving hebt mogen ervaren dat God je draagt en van je houdt, je nooit zal laten vallen.
En dat geeft enorme kracht en een eigenaardig soort blijheid in al je miserie.
Je gaat ook meer zelf de handen uit de mouwen steken, je meer inzetten en minder vlug ontmoedigd zijn.
Misschien is dat wel het grootste mirakel van God: dat Hij ons krachtig helpt om zonder mirakelen toch ten volle te leven.
Waar het werkelijk om gaat is: het weten dat God je draagt, dat – wat je ook overkomt – je veilig bent in zijn hand.

Maar
Dit gezegd zijnde is het echter duidelijk dat je als christen ook openstaat voor miraculeuze zaken waarbij je verstand tilt slaat.
Wij kunnen niet anders. Immers, het centrale thema van ons geloof, de verrijzenis van Christus, is er zo al een.

Pagina's