Nieuws uit de parochie

Genieten van het leven
ma 20 november '17

Zondag 19 november 2017 – 33ste zondag door het kerkelijk jaar A

Een bijzonder opmerkelijke anekdote in de parabel van vandaag: een dienaar die het geld van zijn baas moest beheren krijgt een forse uitbrander omdat hij de hem toevertrouwde som niet heeft uitgezet bij de bankiers. Het lijkt wel of Jezus hier beleggingsadvies geeft. Waarschijnlijker is echter dat je dit met een flinke korrel zout moet nemen. En dat we hier te maken hebben met dezelfde ironische ondertoon als in die uitspraak van hem dat “je aan de keizer moet geven wat de keizer toekomt”. Zeker is in ieder geval dat het christendom het fenomeen interest altijd met de grootste argwaan heeft bekeken. Tot diep in de middeleeuwen was interest vragen voor geld dat iemand van je leende een zware zonde. En dat was niet eens zo gek bekeken. Want de redenering was: wie geld nodig heeft, zit in nood. En interest vragen voor dat geld betekent: zelf beter worden van de miserie van anderen. Rente vragen was voor christenen dus verboden. Een opvallend historisch gevolg hiervan was de opkomst van de Joodse bankiers. Want de koningen en de Kerk hadden voor hun projecten en hun werking heel veel geld, en dus ook geldschieters nodig. En de Joden vielen uiteraard niet onder het christelijk verbod, vandaar de kunst van de Fuggers en de Rothschilds van deze wereld. Dat christelijk verbod werd trouwens met de tijd steeds soepeler geïnterpreteerd, zeker toen in de bloeitijd van de middeleeuwen de handel steeds belangrijker werd.
En het verbod werd zelfs helemaal weggespoeld bij de komst van het protestantisme, meer bepaald van het Calvinisme, dat aan de basis ligt van het kapitalisme.

Talent
Na deze wat droge inleiding met allerlei historische akkefietjes kunnen we dan nu het serieuzere werk aanvatten. En wel met de vraag: “Als het er Jezus in deze parabel niet om te doen was om ons een paar gouden tips voor een succesvolle belegging aan de hand te doen, waar had Hij het dan wel over?”
Om te beginnen is het belangrijk te weten dat een talent niet zomaar een muntstuk of een beetje geld was. Als men het in het Israël van Jezus’ tijd had over een talent, dan ging het over ± 50 kg goud. Een heel vermogen dus, een geweldig fortuin. Het is duidelijk dat voor Jezus goud en zilver weinig betekenis hebben. En dat het goede dat je met geld kan doen nauwelijks opweegt tegen het kwaad dat de jacht erop aanricht. Talenten staan hier gewoon symbool voor: geweldig kostbaar. Voor Jezus, en voor alle christenen, is het grootste talent van de mens het vermogen om in contact te treden met God.

Uniek
Wij zijn de enige wezens die weet hebben van zijn bestaan. En die het kostbare vermogen bezitten om Hem bewust in ons leven binnen te laten, met Hem te praten, een relatie met Hem aan te gaan. Wij zijn de enige wezens die beschikken over de mogelijkheid om naar God toe te groeien, om steeds meer te worden wie Hij is: pure liefde. Dat is het kostbare talent, het unieke vermogen dat steeds verder moet ontwikkeld worden, het vermogen om naar God toe te groeien. Om steeds meer op Hem te gelijken.
Om uiteindelijk helemaal in zijn leven te worden opgenomen. Omdat wij steeds meer geworden zijn wie Hij is: leven gevende liefde. Dat vermogen om in relatie te treden met God is het meest kostbare talent dat wij bezitten.
En het mooie is: wij worden juist gelukkig in het ontwikkelen van dat talent.
Ik vind het altijd heel raar als ik lees dat ouders hun opgroeiende kinderen het advies meegeven: je moet je amuseren. Je moet genieten van het leven, het is al zo kort. Het advies is natuurlijk breed bedoeld. Eigenlijk wil zo’n ouder zeggen: wij zijn open en modern. Wij gunnen je best een pleziertje. Maar de kans is groot dat ze daarmee ook het signaal afgeven dat het leven op zich saai, leeg en zinloos is. En dat het dus nodig moet opgevuld worden met zoveel mogelijk plezante dingen. Maar is zo’n leven van genieten en amuseren de juiste weg naar levensvervulling en geluk? Ik denk dat, heel oprecht, niet. Ik denk dat de weg van alleen maar zich amuseren en genieten feilloos voert naar onvoldaanheid, naar depressies en naar zelfmoord.

Kleine rechtzetting
Er bestaat blijkbaar een wijdverbreid misverstand. Nogal wat mensen die niet geloven, denken dat gelovigen mensen zijn die zich niet durven amuseren en niet mogen genieten. Dat ze maar vlug iets anders denken.
Wij amuseren ons en genieten van al de goeie dingen van het leven even hard als andere mensen. Maar misschien zijn wij juist de slimme genieters, de echte epicuristen. Omdat wij geloven en beseffen dat het voelen dat je groeit, dat je een beter mens wordt, je een nog veel dieper geluk schenkt dan eten, drinken, reizen en seks. Wij beseffen dat God niet alleen Liefde is maar ook Geluk. Dat liefde gelukkig maakt. En dat houden van je vrouw en van je kinderen, genieten van de nabijheid van je vrienden, genieten van zelf iets te kunnen betekenen voor wie je nodig heeft, een veel dieper geluk schenkt dan het bevredigen van behoeften. Wij beseffen dat je pas echt van het leven geniet als je ophoudt met daar krampachtig naar te zoeken. Natuurlijk zijn er evengoed mensen die niet geloven en ook tot dat inzicht komen en ernaar leven. Maar voor gelovigen die sterk verbonden leven met Jezus is dit geen moeizaam verworven inzicht maar gewoon de zee waarin ze zwemmen, de biotoop waarin ze leven.


Schone schijn
zo 05 november '17

Zondag 5 november 2017 – 31ste zondag door het kerkelijk jaar A

Hoge bomen vangen veel wind zegt het spreekwoord. En zelfs Jezus steekt af en toe de draak met de zelfingenomenheid en de ijdelheid van hooggeplaatste personen. Wij houden daar wel van. Wij genieten ervan als belangrijke personen in hun hemd worden gezet. Kijk maar naar de kranten en de ‘boekskes’, naar de Tv-programma’s en de sociale media. Telkens wanneer zo’n prominent figuur serieus van zijn pluimen verliest of zelfs helemaal van zijn sokkel valt, kan de pret niet op. “Eigen schuld, dikke bult”, denken we dan. “Met al hun pretentie”! En met een warm gevoel vanbinnen stellen we dan vast dat “gerechtigheid is geschied”. Maar in werkelijkheid is het natuurlijk allemaal niet zo fraai als wij zelf zouden willen geloven. Er is dan immers ook bij ons iets dat niet helemaal snor zit.

Jetset
Want de manier van leven van rijke en beroemde mensen boeit ons wel. Het interesseert ons wel degelijk om te weten hoeveel miljoenen hun villa’s kosten en hoeveel ze er zo hebben. Wie hun nieuwe vrouwen of mannen zijn. Hoeveel hun echtscheidingen hen kosten. En hoe ze in hun privé-jets van het ene feest naar het andere vliegen. Het boeit ons blijkbaar mateloos.
Daarom lezen wij de ‘boekskes’. (Enfin u toch, want ik koop die alleen maar voor de kruiswoordraadsels). Diep in ons droomt, tenminste een deel van ons, ook wel van zo’n leventje. Diep in ons willen wij misschien allemaal wel geëerd en geprezen worden. En ons lachen met hooggeplaatsten die van hun pied-de-stal vallen is leedvermaak. En leedvermaak is het broertje van afgunst. Het zou dus wel eens kunnen zijn dat de gevoelens die dan bij ons opkomen meer te maken hebben met jaloezie dan met verlangen naar meer sociale rechtvaardigheid.

Nuanceren
Dat verlangen, die droom om ook zelf geëerd en geprezen te worden, om bekend en invloedrijk te zijn is, zolang het binnen de perken blijft, nochtans helemaal niet zo verkeerd als het lijkt. Integendeel. Iedere mens heeft nood aan erkenning en bevestiging. Iedere mens wil graag een schouderklopje, wil geapprecieerd worden en houdt van populair-zijn. Een mens heeft dat ook nodig om staande te blijven in het leven. En daarom proberen mensen zich ook altijd van hun beste kant te laten zien aan de buitenwereld. Ook dat is typisch menselijk en normaal. En heeft ook altijd al bestaan. In de tijd toen mijn oma jong was waren er nog niet al die cosmetische hulpmiddelen van nu. Maar als zij en haar vriendinnen naar de kermis gingen dan streken ze met een natte zakdoek over een baksteen en brachten dat vage rood dan aan op hun kaken. Waardoor ze er onmiddellijk heel wat appetijtelijker uitzagen. Je kon in die tijd nog geen heel nieuw gezicht gaan kopen in de schoonheidskliniek en er liep ook nog geen Jani Kazaltzis rond die van een wat slonzig iemand een barbiepop kon maken, maar die neiging om er aan te werken dat je mooier, intelligenter en moreel voortreffelijk overkomt dan je in werkelijkheid bent is van alle tijden.

Alert blijven
Ik denk niet dat Jezus veel moeite had met die bijna aandoenlijke, menselijke ijdelheid: zolang het alleen maar ijdelheid is. Want het echte probleem is dat als je je altijd beter voordoet dan je bent, je al heel vlug gaat denken dat je ook werkelijk beter en meer bent dan een ander. En dat maakt dan dat je je alleen nog goed voelt in het gezelschap van rijke en belangrijke mensen, van mensen naar wie men opkijkt. En waar je eer kan halen door met hen gezien te worden. En dat je, in eenzelfde beweging, steeds meer het contact mijdt met mensen aan wie geen enkele schoonheid of aantrekkelijkheid is en wier gezelschap je status eerder naar beneden zou halen. Langzaam maar zeker begin je jezelf verheven te voelen boven alle mensen waar je niet kan naar opkijken. En begin je neer te kijken op allen die niet passen bij de happy few waar je zelf wil bijhoren. Wanneer Jezus de machthebbers, de schriftgeleerden en farizeeën de levieten las, dat was niet omdat hij hoopte die mannen, die in die tijd ook letterlijk een hoge hoed op hadden, te bekeren. Want die zaten helemaal vastgeroest in hun zelfvoldane minachting voor de gewone mensen. Maar dan was dat om tegen ons te zeggen: pas op dat gij niet wordt zoals zij. Want “het” zit in ieder van ons.

Hyacinth Bucket
U weet dat ik een tweetal weken gedwongen vakantie heb gehad. En in die tijd heb ik verschillende afleveringen terug gezien van “Schone Schijn”. U weet wel dat Engelse feuilleton waarin een dame zich verbeeld tot de hogere kringen te behoren, graag uitpakt met haar rijkgetrouwde zus en vooral niet wil gezien worden met de wat afgezakte tak van haar familie. Het succes van het feuilleton zit in de herkenbaarheid. Hoe kolderiek en overdreven ook gebracht, wij kennen zo’n mensen. Precies omdat de actrice haar typetje zo extreem en dik “erover” neerzet is er geen haar op ons hoofd dat er aan denkt dat het over ons gaat. En toch is dat het echte punt van herkenning. Diep in elk van ons zit er een klein Hyacintje. En daar wil Jezus ons voor waarschuwen. Want minachtend neerkijken op andere mensen is niet iets om mee te lachen. Het ligt aan de basis van onnoemelijke tragedies. In het persoonlijk leven van mensen. Maar ook op wereldvlak.


De Grote Leugen
ma 13 november '17

Zondag 12 november 2017 – 32ste zondag door het kerkelijk jaar A

Honderd jaar geleden werd communistenleider Lenin door de geheime diensten van het Duitse keizerrijk Rusland binnengesmokkeld. Ze rekenden op hem en op de enorme hoeveelheden goud die ze hem toestopten om de tsaar ten val te brengen, de Russische verdediging te ontredderen en het land te dwingen tot een vernederende ‘vrede’. Daarna zouden enorme hoeveelheden Duitse troepen vrijkomen om ingezet te worden aan het westelijk front. Dat was het plan dat “Seine Keizerliche Hoheit” in Berlijn voor ogen had en precies zó is het ook gebeurd. Vol minachting voorbijgaand aan de christelijke idealisten, nationalisten, socialisten en liberalen die op dat ogenblik de revolutie aan het voltrekken waren, koos de Duitse elite bewust voor het serieuze werk en hielp in Rusland de bolsjewieken aan de macht. De complete uitroeiing van de Russische adel en kaders en de massale slachtingen onder het volk die daarna volgden waren nochtans volkomen voorspelbaar.

Holle woorden
Om maar te zeggen hoe cynisch het eraan toegaat in de wereld van de macht. En het verbijsterende is: wij weten dat, wij weten dat al jaren, wij weten dat al eeuwen. En toch laten wij ons altijd weer opnieuw opjutten door holle retoriek, door compleet debiele leuzen en slagzinnen, door groteske waarheidsverdraaiingen en leugens. Kan daar nu echt niets tegen gedaan worden? Serieus historisch onderzoek komt altijd tot de conclusie dat elke oorlog voortkomt uit twee van de meest lage menselijke driften: machtswellust en roofzucht. Dat is de enige echte reden van elke oorlog, van de oertijd tot nu: machtswellust en roofzucht. Het spreekt natuurlijk wel vanzelf dat de meestal bejaarde oorlogsbazen hun echte passie nooit als reden zullen opgeven wanneer zij de jeugd van hun volk de dood injagen.

Bedrog
Zij zullen integendeel beroep doen op juist de edelste gevoelens die leven in die jeugd en in het volk. Zij zullen beroep doen op hun volksverbondenheid, hun vaderlandsliefde, hun godsdienstige gevoelens en hun gevoel voor rechtvaardigheid. Maar de enige echte reden van de agressie is altijd machtswellust en roofzucht. Gecamoufleerd met woorden en begrippen als rechtvaardigheid, vrijheid en God. En de laatste jaren ook met woorden als Verlichting, mensenrechten en democratie. Misschien was Hitler op dat punt dan nog het minst oneerlijk, want hij sprak openlijk over zijn nood aan “Lebensraum” en over het feit dat de Russen maar beter konden verdwijnen omdat de Duitsers hun olie nodig hadden voor hun leger en hun grond voor de Duitse boeren. Maar als dat zo is, als aanvalsoorlogen altijd in gang gezet worden door leiders die mensen over de streep trekken met mooie woorden en hoge idealen maar in feite alleen maar handelen uit machtswellust en roofzucht, kunnen wij ons daar dan niet beter tegen beschermen? Kunnen die misleiders niet op tijd ontmaskerd worden, eer het te ver is?

Onderwijs
Ik denk dat alleen onderwijs daar iets kan aan doen. En dat invloedrijke organisaties als de Verenigde Naties al hun invloed moeten gebruiken om wereldwijd te werken aan een onderwijs dat dit soort gemene manipulaties op tijd ontmaskert. Om mensen zodanig te vormen dat ze het bedrog doorzien, de machinatie doorprikken en ook anderen behoeden voor verdwazing. Moeten wij dan onvoorwaardelijke pacifisten zijn, ons als makke schapen gedragen t.a.v. elke agressie? Natuurlijk niet. Niemand van ons gaat bezwaar hebben tegen het feit dat wij krachtig optreden tegen terreurgroepen en mensonterende ideologieën. Een leger blijft dus nodig, en niet alleen voor humanitaire opdrachten. Er zullen immers ook altijd criminelen zijn die proberen voor eigen passie of gewin andere mensen de dood in te jagen. Als ze een beetje talent hebben en de tijd en de omstandigheden zitten mee, dan is het zover. Als je nú de redevoeringen van Hitler leest dan vraag je je af: hoe is ’t in godsnaam mogelijk geweest dat een oud cultuurvolk als het Duitse dáár ingelopen is. En daarom moeten mensen via het onderwijs meer bekwaam gemaakt worden om de trucen en handigheden van dat soort misdadigers te doorzien.

Vijanddenken
En eigenlijk is dat niet eens zo moeilijk. Vanaf het ogenblik dat je te maken hebt met een leider die probeert het ene volk tegen het andere op te zetten of de ene groep binnen een samenleving tegen een andere, moet je heel alert zijn. Alert voor elk soort vijanddenken. Ik wil dat wel onmiddellijk nuanceren. Ik steek zelf graag de draak met de stugheid van West-Vlamingen en de – laat ons maar zeggen – flair van de Antwerpenaren. En over het feit dat mijn Waalse neefjes zo grondig ‘verwaalst’ zijn dat ze het bijna alleen nog maar hebben over “congés payés”. Maar dat bedoel ik dus niet. Ik bedoel het echt tegen mekaar opzetten van groepen mensen. Het stigmatiseren of verdacht maken van hele groepen. Wat mij als christen in deze tijd bijvoorbeeld erg stoort is de vaak gehoorde bewering dat “godsdienst oorzaak is van oorlog”. Slaat gewoon helemaal nergens op. Dit is een even imbeciele uitspraak als Hitlers bewering dat “Joden de bacteriën zijn die een samenleving perverteren”. Even imbeciel en even crimineel. Het zou een universeel uitgangspunt moeten worden, een spontane reflex van heel alert te worden van het ogenblik dat – wie dan ook – probeert vijandschap te stichten tussen volkeren of tussen groepen van mensen in dezelfde samenleving. Alleen dan krijgen oorlogsmisdadigers het moeilijk.


Hemel en hel
ma 06 november '17

Woensdag 1 november 2017 – Allerheiligen – kerkelijk jaar A

Vanaf de zestiger jaren verloor de christelijke visie op wat er met ons gebeurt na onze dood, heel snel haar dominante positie. Zo sterk zelfs dat in zeer korte tijd – bijna van de ene dag op de andere – woorden als hemel, hel en vagevuur, woorden die eeuwenlang heel gewoon waren geweest, ineens vreemd en erg gedateerd klonken. En dat de “realiteit” waar die woorden naar verwezen dringend een andere invulling moest krijgen. Als men ze al niet helemaal aan de kant wilde zetten. Een van de eerste stelsels die in die tijd meende de open gekomen ruimte te kunnen opvullen was de leer van de reïncarnatie. Als je doodgaat is dat niet echt erg want je komt toch altijd weer terug in een ander lichaam. Ook een vorm van eeuwig leven dus. Dit was duidelijk bedoeld als troost voor de westerling die zijn hoop op de hemel verloren had.

Beetje raar
Maar juist dát was er vreemd aan, die troostgedachte. Want in het Oosten, waar deze leer al duizenden jaren ingeburgerd is, wordt reïncarnatie, het altijd maar moeten terugkomen, ervaren als een noodlot, zelfs als een vloek. Bovendien, als je het goed bekijkt, wat heb je eraan dat je terugkomt als je van een vorig leven geen weet hebt. Ik bedoel: stel dat ik in de middeleeuwen een koopman was. Wat moet ik daarmee als ik mij daar nu totaal niet bewust van ben. En wat heeft die koopman daar aan? Als zelfs ik van zijn bestaan niet afweet, dan is hij toch gewoon zo dood als een pier. Nu zijn er natuurlijk mensen, vooral Amerikanen, die beweren dat ze zich zo’n vorig leven wel herinneren. Maar er is iets dat daarbij stoort. Als het om een man gaat blijkt die altijd senator of consul in Rome geweest te zijn, nooit een doodarme Congolese visser. En de dames zijn altijd Cleopatra geweest of Maria-Theresia of een van hun hofdames, nooit kuisvrouw op het kasteel. Hoewel er in de geschiedenis nochtans veel meer kuisvrouwen zijn geweest dan Cleopatra’s. En ik vermoed dat arme vissers aan het Kivumeer doorgaans ook een deugdzamer leven leiden dan veel senatoren en consuls in Rome. En toch zijn het altijd weer die laatsten die terugkeren.

Beetje cynisch
Die reïncarnatie-hype heeft ondertussen wel haar beste tijd gehad. Maar bij niet weinigen werd ze vervangen door een opvatting die nog veel aantrekkelijker is. Door de gedachte namelijk dat wij na onze dood sowieso verder leven, ongeacht wat wij hier van ons leven gemaakt hebben. M.a.w. leef er maar op los, maak deze aarde desnoods tot een hel voor andere mensen. Maakt niet uit. Want later zitten beul en slachtoffer aan hetzelfde feest. God is goed! Dit is niet alleen een erg doorzichtige vorm van jezelf geruststellen. Het is bovenal een volslagen immorele gedachte. Het betekent immers het doortrekken van de onrechtvaardigheid in het aardse bestaan naar de eeuwigheid. Een God (of hoe je Hem in dat geval ook noemt) die dát toelaat zou niet goed zijn, maar heel onverschillig en cynisch. Voor mij en vele anderen hoeft dat voortbestaan dan niet. Trouwens dat hele voortbestaan hoeft sowieso al niet, als het niet een opgaan is in iets beters, maar enkel eindeloos voortbestaan, zonder God, zonder doel, alleen maar zinloos eindeloos voortbestaan …

Kiezen
Uiteindelijk blijven er maar twee serieuze mogelijkheden over. Ofwel zijn God en het hiernamaals menselijke verzinsels om het leven hier op aarde draaglijker te maken door er uitzicht op een hemel aan toe te voegen. Maar in werkelijkheid is het met de dood gewoon “amen en uit”. Ofwel geloof je in een liefdevolle God die zich als een Vader over ons ontfermen zal. Het is duidelijk dat je als christen gelooft in dat laatste. Maar het opgenomen worden in de liefde van God gebeurt niet automatisch. Je moet er uitdrukkelijk voor kiezen. God is liefde en het is de bedoeling dat wij steeds verder naar Hem toegroeien. Alles wat ons in het leven overkomt, positief en negatief, van de meest vluchtige ontmoeting tot de meest dramatische gebeurtenis, is een kans om te kiezen voor het goede en het liefdevolle. Het gaat er dus niet om af en toe ook eens iets goeds te doen, een cent te geven aan een Goed Werk. Het gaat erom al de kansen die we krijgen te benutten om de Geest van Christus zijn werk in ons te laten doen. Om – en nu komt er een heel zwaar woord – om steeds meer uit te groeien tot een Andere-Christus. Als we dat doen zullen we ook mét Hem verrijzen.

Ontnuchtering
Alleen dan. Want je kan ook verworpen worden. Het heeft immers geen enkele zin om opgenomen te worden in het leven van God-die-Liefde-is als je tijdens je leven systematisch hebt gekozen tégen de liefde en alleen maar bent gegroeid in egoïsme en verhard in de boosheid. Dat zou heel onlogisch zijn. Hoe meer je als mens groeit in de liefde, hoe meer je leven hier op aarde een deelnemen wordt aan het leven van Godzelf. Dat je dan als je sterft helemaal wordt opgenomen in God, is de logica zelf. Terwijl de andere mogelijkheid heel onwaarschijnlijk en zelfs ietwat absurd lijkt. In de “Divina Commedia” van Dante staat boven de poort van de hel: “Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt”. Daarna volgt een plastische beschrijving van hoe een middeleeuwer dat verworpen-zijn zag. Met hallucinante beelden van de hel die ook Jezus soms gebruikte. Niet om een exacte beschrijving van de toestand te geven, maar om het definitieve karakter ervan te onderstrepen. Eens dat je hier staat is er geen hoop meer. Die kansen kreeg je op aarde. Je hebt ze systematisch verkeken. Je hebt systematisch verkeerd gekozen. En je zal het weten. Vlak voordat je definitief verdwijnt zal je weten dat het je eigen fout is. En dat is denk ik de hel. En daarna volgt wat de Bijbel heel geheimzinnig de “tweede dood” noemt. Ik denk: het volledig verdwijnen. Of je er nooit bent geweest.

Gods barmhartigheid
Wat dan met mensen die nooit over Jezus gehoord hebben? Of die bewust atheïst waren? Je moet hier natuurlijk oppassen dat je het belang van het leven, het lijden en de dood van Christus niet relativeert. Het is tenslotte dankzij Christus dat die mogelijkheid tot leven-bij-God er is. Bovendien zijn geloof en sacramenten een oneindig kostbare hulp om uit te groeien tot een liefdevol mens. Maar als God Liefde is, is dat uitgegroeid zijn tot een liefdevol wezen uiteindelijk het enige criterium. In die zin kan je veilig stellen dat er ook atheïsten in de hemel zijn en anderen die zich gelovig noemden niet. Maar het veiligste kompas, de zekerste weg naar God, is in ieder geval de weg die Jezus ons getoond heeft. Mét de verzekering dat Hij ons voortdurend zal bijstaan als wij Hem in ons leven binnenlaten. Bovendien geloven katholieke christenen dat je, als je het niet te bont hebt gemaakt, ook na de dood nog kansen krijgt om te groeien. Maar je moet dan tenminste geprobeerd hebben om altijd en overal voor het goede te kiezen.


Onze menselijkheid niet verliezen
ma 09 oktober '17

Zondag 8 oktober 2017 – 27ste zondag door het kerkelijk jaar A

“De beschaving van een samenleving meet je niet af aan haar bruto binnenlands product. Ook niet aan haar democratisch gehalte. Zelfs niet aan haar scholingsgraad. Je meet ze af aan hoe die samenleving omgaat met de zwaksten en de meest kwetsbaren. Met haar kinderen. Haar ouderen. Haar zieken. En ja, ook met haar dieren”. Deze tekst komt niet van Paus Franciscus. Hij is van de hand van Jan Segers, de columnist van Het Laatste Nieuws. Ik weet niet of die journalist een christen is maar wat hij hier schrijft is in ieder geval iets dat het christelijke aanvoelen op een prachtige wijze verwoordt. Wat hij zegt over de beschaving van een samenleving geldt ook voor individuen.

Beschaafd
Iemand die zijn oude moeder verwaarloost, zijn vrouw afsnauwt en zijn hond mishandelt, die mag nog zoveel naar concerten van Mozart gaan en boeken lezen van Heinrich Böll en van Albert Camus, je kan hem moeilijk een beschaafd mens noemen. Een beschaafd mens, wat de Fransen zo mooi noemen “un homme de culture”, is iemand die opvalt door zijn respectvol omgaan met anderen, in het bijzonder met mensen die ziek, arm of weerloos zijn. Een beschaafd mens is iemand die eerbiedig en tactvol omgaat met alle mensen, ook met mensen die maatschappelijk niet zoveel voorstellen, mensen die je niet te vriend moet hebben om je status te verhogen. Ik denk dat niemand onder u verwonderd zal opkijken als ik stel dat deze definitie en de gevoeligheid rond dit thema duidelijk van christelijke oorsprong zijn.
Naastenliefde en zorg voor mensen in moeilijkheden zijn altijd centrale thema’s geweest binnen het christendom. En omdat het christendom eeuwenlang heel sterk en zelfs dominant aanwezig was in de westerse wereld en via het dominante Westen ook daarbuiten, werden die christelijke gevoeligheden en waarden, zij het misschien niet altijd en overal van harte, dan toch ten minste officieel, aanvaard en vaak ook in de wetgeving opgenomen in bijna de hele wereld.

Waarden
De vraag dringt zich dan natuurlijk op wat er gebeurt als dat christendom, zoals op dit ogenblik hier bij ons, in een zodanige crisis belandt, dat het zelfs in zijn voortbestaan wordt bedreigd? Blijven die waarden dan bestaan in een postchristelijke maatschappij, die zich van de godsdienst heeft losgemaakt maar beweert de humanitaire waarden hoog in het vaandel te voeren?
Het antwoord is doodeenvoudig: NEEN. Je hoeft maar gewoon om je heen te kijken om te zien hoe, waar het christendom zich terugtrekt, niet de humanitaire waarden maar het oude heidendom onmiddellijk de plaats terug inneemt. De voorstanders van de nieuwe situatie spreken over “bevrijding”.
De vraag is maar: bevrijd van wat? Het christendom heeft altijd opgeroepen tot strijden tegen de oude heidense hartstochten van egoïsme, narcisme en minachting voor al wie niet meekan. Moesten we daarvan bevrijd worden? Zo lijkt het anders wel.

Egocentrisme
Van alle kanten word je bijna omvergeblazen door de nieuwe ordewoorden: opkomen voor jezelf, niet over je heen laten lopen. En vooral het hoofdgebod: genieten. Genieten van geld en succes, van eten en drinken en reizen en seks.
Genieten, jezelf verwennen, je leeft maar één keer. Dát en niets anders komt in de plaats van het oude: een en al zelfverwennerij, een en al ode aan het gigantisch opgeblazen ik … En dan kan je je de vraag stellen: hoe moet het dan met onze verenigingen, die typische producten van een op het christendom gebaseerde solidaire samenleving? Heel eenvoudig: die verdwijnen. Je ziet hoe ze proberen de meubels te redden door van naam te veranderen. Maar dat helpt niet. Gebaseerd als ze zijn op hulp bieden en solidariteit moeten ze ten ondergaan als de dragende gedachte verdampt en het “goddelijke ik” centraal komt te staan.

Ouderen
Vooral naar oudere mensen toe begint de toestand bepaald zorgelijk te worden. Je mag tegenwoordig geen oudere mens tegenkomen of na een tijdje krijg je te horen: “Wat kan ik hier nog blijven doen meneer, ik kost zoveel, en de kinderen kunnen het zo goed gebruiken”. Nog geen 50 jaar geleden vond je geen enkele oude mens die zoiets zou zeggen. Dit betekent dat de maatschappij onze ouderen dat druppeltje voor druppeltje heeft ingelepeld. Langsom meer is iedereen ervan overtuigd geraakt dat de oude mensen ons te veel kosten. Wij hebben nog altijd een voorbeeldig en ongeëvenaard stelsel van zorg en hulpverlening voor oudere mensen. Hoelang nog? Want het kost zoveel. En hoe lang nog eer de staat de subsidies intrekt van die organisaties die weigeren onze oudjes stilletjes op weg te zetten naar euthanasie? Maar is euthanasie inderdaad altijd een zaak van compassie en barmhartigheid? Soms wel, zeker. Als er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden zeker wel. Maar is het als maatschappelijke “oplossing” niet eerder een zaak van geld? Van groepsegoïsme? Die vraag mag toch gesteld worden?

Vertrouwen
Ik ben niet pessimistisch. Ik denk dat wij het uiteindelijk niet echt te ver gaan laten komen. Ik wil dat echt geloven. Maar dan moeten wij één zaak sterk voor ogen blijven houden: onze menselijkheid staat hier op het spel. Een dier kan ontroerend zorg dragen voor zijn nageslacht, nooit echter voor zijn voorgeslacht. Oudere en zieke dieren worden achtergelaten, opgeofferd. Ze zijn van geen nut meer voor de voortplanting, voor het in stand houden van de soort … De mens is het enige wezen dat zorg draagt voor zijn voorgeslacht.
Als we dat verliezen zetten wij, met al onze technologie, een geweldige stap terug naar dierlijk gedrag.


Groeien
ma 02 oktober '17

Zondag 1 oktober 2017 – 26ste zondag door het kerkelijk jaar A

De parabel van vandaag doet onmiddellijk denken aan die van de Verloren Zoon. In beide gevallen gaat het over een vader en zijn twee zonen, waarbij de zonen van elkaar verschillen als de dag en de nacht. De ene zoon werkt zich uit de naad voor zijn vader, is volgzaam en beleefd, spreekt met twee woorden en geeft altijd zorgvuldig het juiste handje. De ander is een flapuit, een fuifnummer en een nietsnut. In beide parabels is het echter juist die laatste broer die al bij al best meevalt en geprezen wordt omdat hij uiteindelijk tot inzicht komt en zich bekeert.

Onmacht
En hier eindigt de overeenkomst. Want waar in de parabel van de Verloren Zoon alle aandacht gaat naar de mateloze barmhartigheid en vergevingsgezindheid van de Vader, wordt in de parabel van vandaag de focus helemaal gericht op ons gebrekkige beoordelingsvermogen. Op het feit dat wij ons danig in mensen kunnen vergissen en dat wij dus niet te vlug met oordelen moeten klaarstaan. Alleen God doorziet een mens in hart en nieren. Wij weten nooit alles, kunnen nooit helemaal correct aanvoelen wat er leeft in het hart en in de geest van een mens. En dus is ons oordeel vaak verkeerd. Vooral ook omdat onze maatstaven om iemand te beoordelen helemaal gekleurd zijn door onze eigen voorkeuren, door wat wij goed en belangrijk vinden. En om duidelijk te maken hoe onmachtig wij zijn om anderen juist te beoordelen gebruikt Jezus weer een van die wonderlijke boutades, een van die heerlijke overdrijvingen van Hem als Hij zegt: ‘Hoeren en tollenaars zullen nog eerder het Rijk Gods binnengaan dan velen die wij achten als correcte en voortreffelijke burgers.’

Universeel
Dat is in ieder geval de kernboodschap van deze parabel: oordeel niet te vlug, en vooral, veroordeel niet te vlug want je kan er compleet naast zitten. En terwijl je die parabel herleest valt nog maar eens op hoe tijdloos het Evangelie is. Terwijl andere godsdiensten zich vaak verliezen in het opstellen van regels over hoe je moet eten en wat je mag eten, hoe je je moet kleden, wanneer en hoe vaak je moet bidden, hoe je je moet wassen zelfs … Bij Jezus vind je daar niets van terug. Bij Hem, geen regelgeving. In plaats daarvan wijst Hij naar onze bestemming, naar het doel van ons leven: het steeds dichter naderen tot God-die-Liefde-is. En Hij legt daarbij onze ziel bloot en toont ons wat ons daarbij helpt en wat ons tegenhoudt. Wat Hij ons zegt is volmaakt tijdloos en universeel. Je kan Hem nooit onder een of ander politiek of cultureel hoedje vangen. Wat Jezus van ons vraagt is dat wij altijd zouden kiezen voor het goede, voor de liefde, voor het zorgzaam en tactvol omgaan met andere mensen. Of dat we tenminste ons best zouden doen om te groeien in die richting.

Groeikansen
Want ook dat vind je voortdurend bij Jezus terug. Wij krijgen tijd om te groeien. Je vindt bij Hem het milde geduld van Iemand die weet dat ik niet volmaakt uit de moederschoot ben voortgekomen. En die mij de tijd gunt om te werken aan mezelf, om te veranderen, om steeds meer te gelijken op de droom die God over mij heeft. Ook in dat milde geduld, in de kansen die Hij ons geeft om te veranderen, toont God zich de gans Andere. Wij zijn zo niet. Als wij regelmatig fouten maken in het beoordelen van anderen of er vaak zelfs helemaal naast zitten, dan heeft dat te maken met onze neiging om iemand te beoordelen op basis van dingen die wij van vroeger al van hem of haar menen te weten. Je krijgt dan zo’n houding van: “Ach, ach, hij gaat ook nog eens iets zeggen. Ik kan al op voorhand denken wat hij gaat zeggen, ik ken hem: altijd hetzelfde gezever.” En soms denk je dat terecht.

Veranderen kán
Maar je merkt dan wel niet dat je zelf door vooroordelen gestuurd wordt. Je merkt wel het geblokkeerd zijn bij de ander maar niet je eigen verstarring. En die belet je dan te zien dat die ander misschien wel anders geworden is, anders denkt en anders handelt dan vroeger. Maar jij merkt het niet. Je “kent” hem immers. Mij maakt hij niets wijs. Welk een verrukking nochtans, te mogen zien dat mensen soms echt veranderen. Want mensen kunnen veranderen, mensen kunnen “een heel ander mens worden”. Soms abrupt, na een tragisch gebeuren, soms door langzame groei. Maar welk een plezier doet je dat toch als je dat kan vaststellen in je naaste omgeving.

Bres in de wal
Er is echter iets dat je nog gelukkiger kan maken in dit verband. Soms merk je dat mensen niet veranderen, maar dat jouw kijk op hen grondig verandert. Soms zie je hoe iemand die je in het verleden nauwelijks opmerkte heel bekwaam is op een welbepaald terrein. Of dat een man waarvan je dacht dat hij van toeten of blazen wist, eigenlijk best wel bekwaam en verstandig is. Of dat die collega veel aangenamer, of die vrouw veel sterker, of dat kind veel liever is dan je tot dan toe had gedacht.
Als het gaat om één persoon waar je een andere kijk hebt op gekregen, dan is dat best leuk en aangenaam. Maar als het gaat om meerdere mensen die je op korte tijd anders gaat bezien, dan is dat helemaal mooi. Want dat betekent dat niet zij, maar dat jij bent veranderd en gegroeid. En dat er weer een muurtje rond je heilige ik omvergevallen is.


God: iemand anders
ma 25 september '17

Zondag 24 september 2017 – 25ste zondag door het kerkelijk jaar A

Goddelijke almacht kan nooit betekenen: de macht om iets te doen dat intrinsiek onmogelijk is, dat met zichzelf in tegenspraak is. God werkt nooit onredelijk. We kunnen God wonderen toeschrijven, maar geen onzin.
Als iemand zegt: “God kan een schepsel een vrije wil geven en tegelijk het de vrije wil onthouden”, dan is dat onzin. En zinloze uitspraken worden niet ineens zinvol door er “God kan” voor te zetten. Onzin blijft onzin, zelfs als we het over God zeggen.

Redelijkheid
De schepping, de materie, is van een zodanige aard dat ze nooit altijd en overal voor ieder op elk moment als leuk en nuttig kan ervaren worden. Dat kan niet anders. De vaste eigenschappen van de materiële werkelijkheid maken dat ze niet altijd voor ieder op elk moment even gerieflijk en ideaal is. Moest hout zacht en plooibaar zijn, dan zouden wij er geen dakbalken, meubelen en werktuigen mee kunnen maken. Het feit dat hout hard is maakt anderzijds dat wij er elkaar ook het hoofd mee kunnen inslaan.
Als ik naar het dorp fiets en de wind in de rug heb, dan wil dat automatisch zeggen dat diegene die in de tegenovergestelde richting fietst tegen de wind in moet trappen. Als het waar is dat mensen een vrije wil hebben, dan is het even waar dat ze dus de mogelijkheid hebben om te kiezen voor kwaad en misdaad. En als je aandachtig de natuur bekijkt, dan kom je al vlug tot de conclusie dat leven en dood hand in hand gaan, dat het ene niet mogelijk is zonder het andere. Dit alles om te zeggen dat wij niet te vlug moeten klaarstaan met oordelen als toestanden en gebeurtenissen niet altijd voordelig voor ons uitpakken. De wereld is zoals hij is, en waarschijnlijk is dat ook goed zo. Dat de werkelijkheid zo zou kunnen worden ingericht dat ze ons allen op elk moment goed uitkomt, is absurd en onmogelijk.
Wij zouden ons veel ellende en frustraties kunnen besparen door gewoon te aanvaarden dat de wereld is zoals hij is en niet zoals wij zouden willen dat hij is. Voor christenen komt er bovendien nog iets heel belangrijks bij: voor christenen is de schepping een liefdesdaad van God. En ook al begrijpen wij niet alles, wij geloven vast dat zijn liefde en zijn goedheid aan de basis liggen van alles wat bestaat. Zijn wegen zijn inderdaad niet onze wegen en zijn gedachten niet de onze. Maar ook al begrijpen we niet altijd wat ons overkomt, noch de wegen die Hij met ons gaat, wij vertrouwen er vast op dat Hij dat wél weet. En dat Hij ons draagt en koestert en heel goed weet wat Hij doet.

Moeilijk
Geloven is een ander woord voor vertrouwen. Wij vertrouwen erop dat bij alles wat ons overkomt in onze superindividuele omstandigheden, wij geborgen zijn in zijn hand. Dat Hij ons draagt en koestert, ook als lijden vertwijfeling meebrengt en vertrouwen moeilijk maakt. Maar hoe zouden wij die goedheid van God kunnen begrijpen als ons iets ergs overkomt? Immers, ook als ons allerlei geluk te beurt valt spreken wij al vlug van “onverdiend” en “onrechtvaardig”. Denk aan de werkers van het 1ste uur en die van het 11de uur in de parabel van daarnet. Wij kunnen het gewoon niet vatten, Gods handelen stoort zich niet aan onze maatstaven en dus begrijpen wij niet altijd wat Hij doet. De bekende historicus Henri Guillemin vertelde eens hoe zijn zoon op sterven lag. De artsen hadden geen enkele hoop meer gegeven. De volgende dag echter bleek het kind op wonderbaarlijke wijze genezen. En een bevriend priester vertelde Guillemin dat hem dat niet verwonderde omdat hij, samen met anderen, de hele nacht voor het kind gebeden had. En Guillemin, nochtans gelovig katholiek, zegt daarop: “Ik kan het niet geloven. Want waarom mijn kind wel en zoveel duizenden anderen op de wereld niet?”

Waarom?!
En toch geloven wij vast dat dat kan. Dat Gods goedheid zich door ons denken en door onze maatstaven niet laat inperken. Wij kunnen God nooit helemaal vatten. Niet als het ons slecht gaat, maar ook niet als het ons goed gaat. Maar toch vooral als het ons slecht gaat. Wij zeggen nogal vlug: “Waarom ik? Waarom altijd weer ik, waarom moet ik dat nu weer meemaken, hoe onrechtvaardig is dat nu!” Maar wanneer ik naar mezelf kijk en zie hoeveel mensen die veel gezonder en oplettender geleefd hebben dan ik, ziek en beperkt door het leven gaan of zelfs vóór hun jaren gestorven zijn, dan moet ik toegeven dat dát ook “onrechtvaardig” is. En dan is de waaromvraag weer groot. Het simpele feit ligt daar dat Gods wegen, gedachten en beweegredenen aan onze rede ontsnappen. Het enige wat wij hebben is ons geloof, ons vertrouwen dus, dat alles wat Hij met ons onderneemt uit liefde en goedheid geboren wordt. Wij begrijpen niet altijd de wegen die Hij ons laat gaan. Maar het zijn alleszins wegen die leiden naar Hem, de bron van alle liefde en goedheid.


Over vergeven
ma 18 september '17

Zondag 17 september 2017 – 24ste zondag door het kerkelijk jaar A

Vorige week ben ik geëindigd met een soort boutade. Ik zei toen dat als je echt van iemand houdt, je vlugger geneigd zal zijn om zijn of haar fouten te vergeven.
En, sterker nog, dat een deel van jezelf opgelucht en dankbaar is dat diegene waar je van houdt ook steken laat vallen en af en toe ook al eens blundert.
Wij steken nu eenmaal psychologisch zo in elkaar dat mensen in onze omgeving die daar alleen maar volmaakt staan te wezen, ons erg onzeker maken. En dat mensen, ook vrienden, die nooit eens een foutje maken, ons heimelijk heel erg op onze zenuwen beginnen te werken.
Mensen waar we erg op gesteld zijn mogen dus al eens een steek laten vallen. Ze bewijzen daarmee alleen maar dat ze mensen zijn, en geen postkaarten.
En wij vergeven hun zonder veel moeite.

Woede
Iets heel anders wordt het wanneer een fout wordt begaan door iemand die we niet zo leuk vinden. Zeker wanneer we zelf de klos zijn en wij ons benadeeld of beledigd voelen door iemand waar we weinig of helemaal geen sympathie kunnen voor opbrengen.
In dat geval is het kot te klein en zijn wij in alle staten.
In dat geval is er geen enkele ruimte voor gedachten aan vergeving en verzoening, alleen maar voor duistere gevoelens van gekwetste trots.
Alsof er een laaiend vuur in ons brandt dat uit is op keihard terugslaan, op wraak en genoegdoening.
Ook dat zit in ons, ook dat behoort tot onze psychologische uitrusting. Ook dat hebben we te danken aan de evolutionaire krachten die ons gevormd hebben. Binnen de evolutie heeft dat zijn functie gehad en die heeft het nog steeds, maar het speelt ons ook parten.
Wat ik wil zeggen is dat wij daar geen schuldgevoelens moeten over hebben. Dat wij woedend reageren als wij zwaar tekort worden gedaan, dat is iets waar wij geen schuld aan hebben, wij steken nu eenmaal zo in elkaar. En de christelijke eis om te vergeven slaat dus nooit op het feit dat wij woedend worden. Want dat is een kracht die wij niet kunnen controleren. Maar wel is belangrijk hoe wij daarmee omgaan, wat wij ermee doen.
En dat zal natuurlijk verschillen van geval tot geval en van de grootte van het vergrijp en de intensiteit van onze woede.

Eis
Maar de christelijke eis tot vergeving is inderdaad een eis, je kan er niet omheen.
Voor Jezus is het vergeven van je naaste zelfs een voorwaarde om zelf van God vergeving te krijgen voor je eigen fouten.
Vergeving schenken is zonder twijfel de meest kenmerkende houding van een christen. Je vindt dat niet of veel zwakker terug in andere godsdiensten en levensbeschouwingen. Je vindt dat zelfs helemaal niet terug in ons rechtssysteem waar we nochtans – terecht – fier over zijn.
Ons rechtssysteem voorziet alleen in straffen voor overtreders. Het kan in die uitvoering van straffen heel laks zijn, maar “vergeven” kent het niet.
Andere godsdiensten zullen dan weer meer de nadruk leggen op rechtvaardigheid. Alleen in het christendom staat vergeven echt centraal.
André Cools bv., de vroegere leider van de Waalse socialisten, had dat heel scherp gezien toen hij indertijd, in zijn eigen typische machostijl, eens verkondigde: “Moi, je ne pardonne jamais! Je ne suis pas chrétien.”

Verruimend
Vergeven mag overigens wel een beetje soft klinken, volgens nogal wat geleerden ligt die typisch christelijke vergeving aan de grondslag van het feit dat juist binnen de westerse cultuur de wetenschap zo’n hoge vlucht genomen heeft.
Want vergeven is natuurlijk oneindig veel meer dan alleen maar zeggen: zand erover.
Vergeven doorbreekt een patstelling. Vergeving doorbreekt het totaal onvruchtbare gebekvecht om het eigen gelijk. Vergeving doorbreekt de verstarring, schept toekomst, gooit horizonten open. En schept daardoor kansen voor nieuwe inzichten, voor het integreren van andere opvattingen en voor het nuanceren van wat tot dan toe voor absoluut vaststaand werd gehouden. Het is eigenlijk een heel erg wetenschappelijke houding …

Lakmoesproef
Oké. Maar wat dan met mensen die geen vergeving willen? Je weet bv. telkens als je er als priester een parochie bijkrijgt, dat daar enkele mensen rondlopen die je niet moeten hebben. Ook al hebben ze je nog nooit gezien en nog minder met je gesproken. Gewoon omdat je, puur door daar te komen, op een of andere manier hun eigen plannen dwarsboomt.
Ieder van u kan hier in z’n eigen werkkring voorbeelden van terugvinden. Zulke mensen kunnen je grondig haten zonder dat je ze ooit bewust een strobreed in de weg gelegd hebt. Zo iemand kan je moeilijk vergeven, want dat vraagt hij ook niet.
Ik denk dat voor mensen die absoluut niet zitten te wachten op je vergeving, die absoluut geen verzoening willen en bij wie elk gebaar van jouw kant de woede bij hen alleen maar doet toenemen, hen negeren de enige weg is.
Negeren klinkt zwak en passief. Maar in het negeren ligt ook de essentie van vergeven. En dat is: geen wraak nemen.
Soms is dat het enige christelijke wat je kan doen: geen wraak nemen.
Maar dat moet je dan ook doen. Geen wraak nemen is niet alleen essentieel bij het vergeven, het is ook het bewijs dat je echt vergeven hebt.


Je broer terechtwijzen
ma 11 september '17

Zondag 10 september 2017 – 23ste zondag door het kerkelijk jaar A

Misschien kunnen wij eens nader ingaan op die eerste zin uit de evangelielezing van vandaag: ‘Als uw broer gezondigd heeft, wijs hem dan terecht’. De typisch christelijke verplichting om je broeder te vergeven (‘7 maal 70 maal!’) heeft dus niets vandoen met de hedendaagse toegeeflijkheid (’t is allemaal niet zo erg, het is waarschijnlijk zelfs niet eens zo slecht bedoeld). Laten wij echter, om elk misverstand te vermijden, beginnen met te bevestigen dat vergeving, misschien nog meer dan de liefde, het meest kenmerkende begrip van het christendom is.
Geen enkele andere godsdienst of levensbeschouwing hecht zoveel belang aan vergeving als het christendom. Vergeving schenken aan wie tegen je misdeed is zelfs een voorwaarde om zelf vergeving te krijgen bij God.
‘Want als gij niet de mensen hun fouten vergeeft, zal ook uw hemelse Vader uw fouten niet vergeven’ (Matteüs 6, 15). Zo staat het er onomwonden. Je kan er niet omheen.

Breed?
Dit gezegd zijnde echter is het duidelijk dat je de fouten, ook die van anderen, serieus moet nemen. Je mag er je niet zomaar vanaf maken met te zeggen: ’t is allemaal zo erg niet, zand erover, propere lei. Want die erg moderne houding mag dan al heel breeddenkend lijken, in feite is het een toedekoperatie, een gemakkelijkheidsoplossing die alleen maar in schijn een oplossing is. Men dekt de fouten van anderen toe, men ‘stapt erover’, uit praktische overwegingen. Je moet immers verder kunnen leven en werken met die ander en hem zijn fouten voorhouden hypothekeert de toekomstige samenwerking. Maar als je iemands fouten toedekt, zonder dat je ze vergeven hebt, dan zal die manier van doen de samenwerking of de relatie nog veel meer belasten. Je moet hier een moeilijke keuze maken.
Iemand terechtwijzen, iemand vlakaf zeggen: ‘Dit kan niet wat jij doet’, dat valt zelden in goede aarde, je wordt daar niet populair van. Op termijn is het echter zonder de minste twijfel het beste dat je kan doen. En dat geldt trouwens voor alle ogenschijnlijk harde eisen en aanbevelingen van Jezus. Zij geven altijd de meest wijze weg en de beste keuze aan. Zowel voor het individu als voor de samenleving.

Libertijns
De gemakkelijkste en leukste weg is zelden de goeie weg. Je ziet dat ook met de moraal in het algemeen. In onze tijd wordt enorm veel gepraat over normen en waarden. In de praktijk echter glijden wij steeds meer af naar het puur libertijnse ‘alles moet kunnen en alles moet mogen’. Concreet houdt dat in dat je verleid wordt om zowat alle vroegere regels van moraliteit te zien als inderdaad iets van vroeger: oubollige hindernissen, die je beletten van het leven te genieten. En dat je nu volledig vrij bent om te genieten van alles wat je meent nodig te hebben voor je persoonlijke ontplooiing en je persoonlijke pleziertjes. Leve de vrijheid. De enige beperking die je hebt is de vrijheid van anderen. Doe wat je wil, je bent daar helemaal vrij in, maar je mag niet anderen hinderen in hun vrijheid om ook te doen wat zij leuk vinden. Dat ziet er natuurlijk allemaal heel aantrekkelijk uit, maar je moet niet heel slim zijn om in te zien dat een maatschappij waarin iedereen vooral met zijn eigen pleziertjes bezig is uiteindelijk helemaal instort. En dat ook het individu en zijn relaties er aan kapot gaan.

Beide
De levenshouding die Jezus aanprijst daarentegen, heeft zijn duurzaamheid bewezen. En een van zijn adviezen is dat je je broeder die tegen je misdaan heeft ook terechtwijst, i.p.v. te doen of je neus bloedt en het feit te negeren.
De reden is deze: je moet voorkomen dat de ander inderdaad ook gaat geloven dat wat hij deed helemaal niet erg is. En zijn fouten herhaalt.
En je moet ook voorkomen dat jij wel doet of je het allemaal zo erg niet vindt, maar je hem niet hebt vergeven en onderhuids de wrok groeit …
Om het dus gezond te houden is het noodzakelijk dat je:
1. De ander duidelijk wijst op zijn fout: wat jij deed kan echt niet.
2. Maar daarna moet je hem of haar ook echt vergeven.
De twee horen wezenlijk samen. Tezamen (en alleen tezamen) breken zij de toekomst open en kunnen we echt met een propere lei verdergaan. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat we het hier hebben over ernstige fouten. Je moet ook niet over elke prul struikelen en vragen om het ‘uit te praten’. Over sommige dingen moet je gewoon heenstappen. Maar voor ernstige zaken is vergeven echt belangrijk.

Echt vergeven
Eigenlijk kan je alleen maar vergeven als je leert te houden van mensen zoals ze zijn, met al hun fouten en gebreken. Als je leert leven met de gedachte dat zelfs je beste vriend, dat zelfs het meest aanbeden wezen, fouten maakt en gebreken heeft. Als je die fouten en gebreken insluit in je genegenheid voor haar of voor hem, pas dan kan je ook de moed opbrengen om eerlijk die fouten ter sprake te brengen en ze ook echt te vergeven.
Wat is echt vergeven? Echt vergeven, dat is de fout nooit meer ter sprake brengen, ze de ander niet nadragen, maar je hoeft ze ook niet per se te vergeten. Integendeel, je sluit, zoals gezegd, de fout in, in je genegenheid.
Je bent er bijna blij om omdat je weet: ik hou van een mens. Niet van een beeld of een schilderij, maar van een mens.


De veiligheid van de hel
ma 04 september '17

Zondag 3 september 2017 – 22ste zondag door het kerkelijk jaar A

Enkele dagen geleden, op 28 augustus, vierden wij het feest van de heilige Augustinus. De gedachten van deze reus uit de kerkgeschiedenis zijn tijdloos en zijn werken lezen duizendzeshonderd jaren na zijn dood nog altijd of ze gisteren zijn neergeschreven. Beroemd zijn de woorden van hem: “Wij dorsten naar u omdat Gijzelf ons dorstig hebt gemaakt”. En: “Onrustig is ons hart, tot het rust gevonden heeft in U”. Misschien is dit wel de beste omschrijving van wat een christen en een gelovige in het algemeen, bezield en gaande houdt. Een gelovige, die per definitie ook een Godzoeker is, is iemand die in zijn diepste wezen een verlangen heeft ontdekt naar God, naar Iemand die hem volledig overstijgt. Iemand waarop zijn diepste kern gericht staat en waardoor hij wordt aangetrokken, die hem intrigeert en bezighoudt. Iemand waarvan hij vermoedt dat Hij het antwoord is op zijn laatste vragen en de vervulling van zijn diepste verlangens.

Probleem
Als er nu iets is dat alle mensen gemeen hebben, alle mensen, gelovigen en niet-gelovigen, dan is het wel hun verlangen naar vrijheid, ontplooiing en gelukkig zijn. Als je dan, wat christenen doen, gelooft dat onze ziel, onze wezenskern, helemaal gericht staat op Hem die ons geschapen en gewild heeft, dan geloof je ook dat onze vrijheid, onze ontplooiing en ons geluk helemaal gelegen zijn in het in overeenstemming brengen van ons leven met datgene wat God van ons wil. En dat zorgt uiteraard wel voor een probleem. Tenminste als het gaat om de God van Jezus. Zolang je immers een volgeling bent van Bacchus, de God van de wijn, of van Venus, de godin van de lichamelijke liefde, of van Mammon, de god van het geld, geloof je graag dat godsdienstig zijn je vrijheid, je ontplooiing en je geluk bevordert.
Heel anders wordt dat natuurlijk als je volgeling van Jezus bent. Volgeling van iemand die van je vraagt dat je je levensgeluk zou vinden in het beminnen van je medemensen. En die zelf de dood inging opdat wij zouden leven …

Vragen
Wat dat betreft kan niemand het je natuurlijk kwalijk nemen dat je met serieuze vragen zit. Kan het nu echt dat ik op die manier gelukkig wordt?
Is dat niet een beetje masochistisch? Het zijn vragen die je niet alleen zelf stelt maar waar ook alle andere mensen mee zitten. Vooral nu de welvaart, het comfort en de geneeskunde er voor zorgen dat je niet langer gedwongen “beperkt” bent. In vroeger eeuwen móest je gewoon sober leven en moesten de mensen elkaar helpen. Een schaarste-economie laat je geen andere keuze. Een vriend van mij zei vroeger altijd: “Je moet niet roemen op je kuisheid als je zo lelijk bent als de nacht”. En zo moet je ook niet prat gaan op je matigheid als de omstandigheden je dwingen om met weinig rond te komen. Maar in een tijd van toegenomen welvaart en comfort is matigheid een echte keuze en, zoals onze tijd heel duidelijk laat zien, weinig aantrekkelijk.

Levenslustig
Wij gaan daar als christenen zeker niet knorrig of afkeurend over doen. Het is heel begrijpelijk dat mensen, nu ze de kans hebben, ten volle willen genieten van de mogelijkheden die de welvaart hun voor het eerst in de geschiedenis te bieden heeft. Christenen moeten zelfs de laatsten zijn om daar moeilijk over te doen. Speciaal de katholieken onder hen hebben altijd een nogal “brede” kijk gehad op “les bonnes choses de la vie”. Als we er te veel en te vaak van genoten was (en is) dat wel zonde maar we zijn daar nooit echt zwaar onder gebukt gegaan, want er was ook altijd nog de Biecht.
En de heiligen die wij bewonderen mogen dan al sterk geweest zijn in zelfverloochening en ascese, maar al van in het begin hebben wij hen jaarlijks gevierd met optochten, kermissen en danspartijen. En al hebben wij dan van onze joodse broeders het vasten overgenomen, wij hebben er ook onmiddellijk karnaval tegen aangeplakt. Katholieken hebben van nature een levenslustige kijk op de dingen, een eerder joyeuze kijk op de goede dingen van het leven. Geen enkel van de aardse genietingen is voor hen slecht op zich. Geen enkel voedsel, geen enkele drank d’office verboden.

Hel
Maar juist daarom moeten wij dubbel zo goed opletten dat wij dáár onze boontjes niet op te weken leggen. Want het echte doel van ons leven, onze ontplooiing en ons geluk, ligt bij God. Het doel van ons leven kan alleen maar zijn: steeds dichter te naderen tot God, d.w.z. uit te groeien tot mensen die hun diepste geluk vinden in het liefdevol omgaan met anderen. Ook als dat soms pijn doet. Want je openstellen voor de liefde brengt onvermijdelijk ook lijden met zich mee. Liefde gaat niet zonder pijn. Het alternatief is echter een leven alleen maar voor jezelf. Leegheid en eenzaamheid, bedolven onder glitter en lawaai. De enige plaats, zegt E.S. Lewis, waar je veilig bent voor het leed dat liefde met zich meebrengt is … de hel. En, hoe vreemd dat ook moge klinken, alles wijst erop dat het inderdaad zo is: de enige manier om veilig te zijn voor het leed dat liefde met zich meebrengt is je volledig afschermen van elke vorm van liefde. En dat is de hel.


Pagina's