Nieuws uit de parochie

Over gOD met een kleine “g”
ma 23 september '19

Zondag 22 september 2019, vijfentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

Dit evangelie zit je eigenlijk niet lekker. Het lijkt er immers op dat Jezus hier een man tot voorbeeld stelt die niet alleen het geld van zijn meester verkwist heeft, maar hem dan ook nog eens op de koop toe een tweede keer bedriegt door valse schuldbekentenissen te bezorgen aan hen die bij zijn baas in het krijt stonden. Maar dat lijkt alleen maar zo.
In het Israël van die tijd golden i.v.m. rentmeesterschap nogal wat merkwaardige regels. Ik heb dat ook nu pas gelezen en ik ga u in ieder geval de uitleg besparen.
Maar misschien kunt u gewoon van me aannemen dat de zogenaamde “onrechtvaardige rentmeester” alleen zijn eigen loon verkwist had. En dat hij, toen hij in nauwe schoentjes kwam te staan en zijn betrekking dreigde te verliezen, een regeling trof die wel nadelig was voor hem, maar anderzijds zijn toekomst veilig stelde. En waarbij niemand anders enig nadeel ondervond. Jezus prijst hier bijgevolg niet één of andere slinkse praktijk van een nogal louche heerschap, maar het feit dat deze weinig achtenswaardige man, die in een crisissituatie belandt, met overleg tewerk gaat en een oplossing uitdoktert waar alle partijen kunnen mee leven.
Nu deze kleine moeilijkheid hopelijk op enigszins bevredigende wijze opgelost is, kunnen we overgaan tot het serieuzere werk.

Nieuwe religie
Wat bedoelde Jezus met de “onrechtvaardige Mammon”? Is geld dan slecht op zich? Natuurlijk niet. Geld is gewoon een betaalmiddel dat de uitwisseling van goederen en diensten vergemakkelijkt en de omslachtige ruilhandel overbodig maakt. Geld op zich is neutraal: je kan er ook voortreffelijke dingen mee doen, je kan geld op een heel evangelische manier besteden.
“Mammon” is trouwens een woord dat niet slaat op geld zelf. Mammon is het tot god verheven geld. En dat is iets heel anders.
Wat betekent dat woord “god” overigens?
Eigenlijk betekent het woord “god” niets anders dan: diegene of datgene waar ik heel mijn hoop op stel, waar ik alles van verwacht, waar ik helemaal op vertrouw.
Voor nogal wat mensen is dat gewoon geld. En dus is geld hun god.
Ook al zijn ze er zich vaak niet van bewust of zullen ze beweren dat ze helemaal niet godsdienstig zijn. De geldgod is bovendien een hele jaloerse god, hij duldt geen andere god naast zich. En hoe meer het vertrouwen in de geldgod groeit, hoe meer zijn aanhangers zich afkeren van elke andere vorm van godsdienst.
En wie zou durven ontkennen dat de aanbidding van de Mammon—zij het dan onofficieel—de grootste godsdienst in het rijke westen geworden is?
Dat, zoals iemand mij onlangs nog zei, de Westerse mens nog nooit zo godsdienstig geweest is als vandaag.
Alleen is de verering van de Bijbelse God vervangen door de aanbidding van het geld.

Pijnlijk
Het is een uitspraak die ons erg onrustig maakt en korzelig, ons zelfs ronduit kwaad maakt. Wij willen dat niet geweten hebben. Wij willen dat niet horen. Wij kunnen het zo moeilijk onder ogen zien dat wij westerlingen, christenen en ex-christenen, sinds de komst van welvaart en rijkdom, de God van Jezus tenminste gedeeltelijk geruild hebben voor de god van het geld.
En persoonlijk denk ik zelfs dat daar de reden ligt waarom christenen zich zo weinig weerbaar opstellen tegenover al de antigodsdienstige bagger die wij dagelijks over ons heen krijgen. Dat dát de reden is waarom de media, die alleen maar negatief “nieuws” brengen over het geloof en politici die dat geloof gewoon willen afschaffen, zo weinig tegenspraak ondervinden. Ik denk: omdat zij een soort verontschuldigende functie vervullen.
Hun voortdurende kritiek geeft mensen het geruststellende gevoel dat ze toch niet helemaal fout zijn als ze hun boontjes niet meer voor 100% bij het christelijke geloof te weken leggen. Als ze niet doen wat het geloof van hen vraagt, en ze op de eerste plaats voor zichzelf aan het zorgen zijn.

En wij?
Zusters en broers, ik kom ook niet van een andere planeet. Ook ik draai mee in onze maatschappij en wat ik zeg tegen u, zeg ik ook tegen mezelf. Omdat het evenzeer geldt voor mij als voor u.
O.K., stel dat de geldgod een beeld zou hebben in een tempel, dan gaan wij hem daar zeker niet de ganse dag op de aarde uitgestrekt aanbidden.
Maar we gaan er wel kaarsjes branden.
Denk aan de definitie van daarstraks: onze god dat is diegene of datgene waar wij al ons vertrouwen in stellen, al onze hoop op veiligheid en geborgenheid, waar al onze verwachtingen, al ons uitzien naar geluk op gericht staan.
Is dat voor ons de God van Jezus, of is dat toch ook niet, of misschien zelfs vooral, de god van het geld?
Voor Jezus is geld niet vies op zich. Geld dient niet noodzakelijk alleen maar om te voldoen aan onze onverzadigbare eigen verlangens. Je kan er ook goed mee doen. Je kan er ook mensen mee helpen, je kan er hongerigen mee voeden en armen een duw mee geven. Je kan er prachtige initiatieven mee steunen en vriendschap en vrede mee bewerken.
Dat is wat Jezus zegt: “Het geld van de onrechtvaardige Mammon, dat oorzaak is van zo onnoemelijk veel kwaad, je kan daar ook veel goed mee doen”.
“Doe dat dan”, zegt Jezus.

Dat andere spijt
ma 16 september '19

Zondag 15 september 2019, vierentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

Het verhaal van de Verloren Zoon is zo gekend, zit zo sterk in ons collectieve geheugen gebeiteld, dat het een stuk van onze cultuur geworden is.
Het heeft dan ook weinig zin om in een preek voor de zoveelste keer de voortreffelijkheid te prijzen van de jongste zoon, die, hoewel hij van zijn leven een puinhoop had gemaakt, uiteindelijk toch tot inkeer kwam en gered werd.
Terwijl de oudste zoon zich helemaal vastgereden had in een mengeling van eigen gelijk en heimelijke jaloezie. We hebben dat immers al zo vaak gehoord.
Wat anderzijds niet genoeg kan verteld, bezongen en met dankbaarheid overdacht worden, is dat God een barmhartige Vader is, dat je bij Hem altijd vergeving krijgt als je spijt hebt over wat je misdaan hebt. Hoe zwaar je misdaad ook was.

Jongeren
Ik probeer dát altijd mee te geven aan kinderen en aan jongeren telkens als ik contact met hen heb via schoolmissen, communies en catechese.
Ik vind dat enorm belangrijk.
Velen van hen verliezen met de tijd het contact met Kerk en geloof.
Sommigen van hen zullen al zeer vroeg foute keuzes maken in hun zoeken naar geluk. En ze zullen ondervinden dat de wereld onbarmhartig hard voor hen is.
Sommigen zullen stormlopen tegen muren, tot hun dromen helemaal in flarden liggen. Anderen zullen langzaam wegzinken in berusting en apathie. Of wegvluchten in het roezen, met alle gevolgen van dien: stigma van onbetrouwbaarheid, kapotte relaties, stelen zelfs.
Het is van ongelooflijk groot belang dat als iedereen je mijdt, niemand nog contact met je wil, dat als iedereen je je fouten maar blijft nadragen en maar blijft herhalen dat het alleen maar je eigen schuld is, dat je je dan herinnert dat er toch één iemand is die je wil vergeven, die je vanuit een onvoorwaardelijke liefde wil vergeven. Iemand die al je fouten kent, maar die al zolang op je wacht om je in zijn armen te sluiten en te zeggen: “Welkom thuis, mijn kind”.

Geschenk
Misschien is dat wel de belangrijkste boodschap van het geloof voor onze maatschappij van vandaag. Een maatschappij die zeer snel aan het verruwen is en die geneigd is om heel haar heil te zoeken in “meer blauw op straat”, meer politie en strengere straffen. Christenen zijn ervan overtuigd dat straffen nodig zijn, maar ook dat straf altijd moet gevolgd worden door vergeving en heling. Maar daar kan de staat niet voor zorgen. Dat is onze persoonlijke verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid van de burgers.
Wij moeten onze nek durven uitsteken en mensen nabij zijn die door velen met de nek worden aangekeken omwille van vroegere fouten. Als er iets uniek christelijks is, dan is het wel die eis van Christus om te vergeven. Een eis die voortvloeit uit de overtuiging dat God zelf vergevend en barmhartig is.
Die opvatting en die eis zijn misschien wel het grootste geschenk van het christendom aan de mensheid. In een maatschappij die achter de breed lachende welvaartsfaçade mét de dag harder wordt en hartvochtiger, mogen wij onze mensen dat christelijk geschenk niet onthouden.

Tragisch
Er is echter nog een ander en even dramatisch fenomeen in dit verband dat onze aandacht verdient en op heling wacht.
Tegenwoordig kom je nogal wat ouder wordende mensen tegen die spijt hebben over wat ze met hun leven gedaan hebben. Maar dan niet zozeer spijt omwille van allerlei foute dingen die ze zouden gedaan hebben. Maar spijt omdat ze, bij wijze van spreken, die foute dingen juist niet gedaan hebben.
Spijt omdat ze de indruk hebben te hard gewerkt en te braaf geleefd hebben en daardoor nu het gevoel hebben helemaal niet geleefd te hebben.
Ik vind dat niet gewoon maar jammer. Het doet me altijd echt heel veel pijn als ik iemand zo hoor praten. Ik vind het verschrikkelijk. Maar je kan wel raden hoe dat komt. Wij worden voortdurend geconfronteerd met fakeopvattingen over wat een geslaagd leven is: een leven dat bol staat van succes en macht en geld en seks en luxe en verre reizen. De media houden ons dat beeld voor, misschien zelfs ongewild. Het zijn misschien wij die dat veel te serieus nemen.
Op dezelfde manier is er momenteel die gekte onder jongeren om op de sociale media selfies rond te sturen met daarop de juiste looks en lichaamsmaten. Waardoor velen van hen doodongelukkig worden om hun uiterlijk en de weg vinden naar plastische chirurgie. Terwijl dat toch nergens voor nodig is.

Heling
Wij laten ons veel te veel opjagen door al dat nepgedoe. Of je leven al dan niet geslaagd is, hangt niet af van de vorm van je rechterneusvleugel en ook niet van de vraag of je elke week op tv komt of niet.
Of je leven geslaagd is of niet, weet jijzelf beter dan wie ook als je het gewoon rustig overloopt en je niet laat overdonderen door de gebakken lucht die overal verkocht wordt. Het is toch zo jammer dat zoveel mensen lijden onder al dat nietszeggend getoet en geblaas. Mensen die in hun leven gewerkt hebben voor hun gezin, die hielden van hun man, hun vrouw en van hun kinderen. Die echt iets betekend hebben. Die iets opgebouwd hebben en goed geweest zijn voor anderen. Die echt, zoals het lied het zegt, een steentje verlegd hebben in de rivier. En die met al hun zorgen en problemen ook echt tevreden en gelukkig zijn geweest. Wij moeten zo’n mensen nabij zijn en hen op andere gedachten brengen. Niet, zoals ik zelf heb moeten leren, niet door tekeer te gaan tegen de hedendaagse idealen of tegen de media, maar door rust te brengen en te helen. Door die mensen echt te laten voelen dat je hen enorm waardeert om wie zij zijn en om wat ze met hun leven hebben gedaan. En hen te helpen er achter te komen dat ze wel degelijk echt geleefd hebben, met alles erop en eraan. En dat ze alle redenen hebben om tevreden op hun leven terug te kijken.

Toch even schrikken
ma 09 september '19

Zondag 8 september 2019, drieëntwintigste zondag door het jaar (jaar C)

In de evangelielezing van vorige week had Jezus het met die onmiskenbaar milde ironie van Hem, over onze neiging om ons belangrijker voor te doen dan we zijn. En hoe wij ons daarmee regelmatig zelf in nesten werken én op onze plaats worden gezet.
Soms ook letterlijk, zoals in het verhaal over de bruiloftsgasten die op de ereplaatsen gingen zitten. En die wat later, beschaamd en vernederd, moesten verhuizen, plaats moesten maken voor gasten die blijkbaar belangrijker waren dan zij.

Liefdeloos?
En dan verandert ineens de toon. Als Jezus het heeft over de eisen die Hij stelt aan diegenen die Hem willen navolgen. Die eisen zijn ronduit verbijsterend, wekken zelfs een zekere weerzin op.
Je kan bijvoorbeeld de eis om radicaal te breken met je vader en moeder, je vrouw en je kinderen, totaal niet in overeenstemming brengen met de persoonlijkheid van Jezus, een man die volmaakt liefdevol in het leven stond.
Je kan die uitspraak alleen maar verstaan als: je mag een familieband nooit tussen jou en mij laten komen. Als je familiale of vriendschapsbanden je verhinderen om beschikbaar te zijn voor God, dan moet je ermee breken.
Kloosterlingen bijvoorbeeld hebben die eis altijd in al zijn radicaliteit omarmd.
De vraag blijft dan natuurlijk hoe wij, de minder radicale volgelingen van Jezus, toch gehoor kunnen geven aan zijn oproep en zijn eisen, die immers ook voor ons bestemd zijn. Misschien moeten wij wat meer van onze familie- en gezinsleden dezelfde verdraagzaamheid eisen die zij van ons verwachten.

Respect
Als er verschillende meningen onder één dak leven, is het niet noodzakelijk de gelovige kant die altijd moet inbinden. Al lijkt het daar vaak op.
Je kan bijvoorbeeld niet geloven hoeveel overlast en narigheid en hinder het geeft voor de overige bewoners van het huis, als vader zondagmorgen vroeger opstaat om naar de Mis te gaan. Heel anders dan wanneer hij opstaat om te gaan joggen of om de poes uit te laten of het ontbijt klaar te maken. Want dat kan rekenen op ieders sympathie. Maar opstaan voor de Mis, je kan niet geloven hoe pijnlijk storend en hinderlijk dat is voor de andere mensen.
Wat Jezus ons vandaag zegt, is: je moet in die dingen niet te tam zijn. Vraag respect. Laat de liefde voor je gezin en je familie geen dam opwerpen tussen jou en de Bron van alle liefde. Dat zou al te gek zijn.
God is immers geen concurrent van “onze menselijke” liefde. God is er de Drager van.

Religieuzen
Jezus heeft het wat verder over nog twee andere voorwaarden waaraan moet voldaan worden als wij Hem willen navolgen: je kruis opnemen en afstand doen van al wat je bezit. Ook niet iets om onmiddellijk vrolijk van te worden. Het zal wel meteen duidelijk zijn dat het ook hier gaat om voorwaarden die, in al hun radicaliteit, alleen maar goed beleefd kunnen worden door mensen die gekozen hebben voor een leven als religieus en die verschillende geloften hebben afgelegd.
Mensen die gewoon in de wereld leven—en die moeten er toch ook zijn—kunnen dit onmogelijk in al zijn consequenties beleven.
Als monnik of als zuster kán je zo leven omdat je niet moet voorzien in je gewone levensonderhoud, daar zorgt de gemeenschap voor. En dus kan je, als je dat wil, je helemaal geven aan het religieuze leven van gebed en verdieping, van sociale inzet en zorg.
Als kloosterling kan je, als je dat echt wil, de navolging van Jezus in al zijn radicaliteit beleven.

Iedereen
Maar het kan gewoon niet dat Jezus het maken van die keuze van iedere mens verlangt. Dat blijkt trouwens al uit zijn eigen leven. Jezus was bijvoorbeeld bevriend met het gezin van Martha en Maria en Lazarus; voor zover we dat kunnen nagaan, een normaal huishouden. En wanneer Hij iemand bevrijdt, geneest, een nieuwe toekomst geeft, vraagt Hij aan de betrokkene alleen maar niet meer te zondigen en anders te leven. Maar Hij legt hun, zoals in het concrete geval van de tollenaar Zacheüs, niet op dat ze hun gezin moeten verlaten, dat ze van beroep moeten veranderen of als kluizenaar gaan leven . . .
Er is dus overduidelijk ruimte gelaten voor gewone mensen zoals u en ik, om Jezus na te volgen op een manier die bij onze situatie past.
Jezus vraagt ons alleen dat we dat serieus zouden doen. Dat we geen wishy-washy-christenen zijn. Dat we het Franse “catholique avant tout” niet vertalen met: “katholiek, af en toe”.

Eigen verantwoordelijkheid
Ieder van ons moet hier zijn verantwoordelijkheid opnemen. Er bestaat geen vooraf uitgestippelde weg. Ieder moet voor zichzelf uitmaken hoe hij die navolging van Jezus in zijn eigen situatie het best gestalte kan geven.
Maar dan -binnen onze mogelijkheden- toch zo radicaal als het maar kan.
Uit andere passages in het evangelie blijkt overduidelijk dat Jezus beter overweg kan met zondaars dan met lauwe mensen, noch warm, noch koud, met mensen die nogal rap content zijn.
Dat wij geen religieuzen zijn, ontslaat ons op geen enkele wijze van de verplichting om het ideaal zo dicht mogelijk te benaderen.

Wijsheid en “wijsheid”
zo 08 september '19

Zondag 1 september 2019, tweeëntwintigste zondag door het jaar (jaar C)

Bijna altijd als het komkommertijd is voor de pers, duiken er links en rechts artikelen op over zogenaamd pas ontdekte evangeliën. Het evangelie van Thomas, van Maria Magdalena, van Judas en van weet ik veel wie nog allemaal.
En altijd weer lijkt het erop dat de schrijver van het artikel het bewuste evangelie nauwelijks gelezen heeft. Maar hij weet wel dat het gaat om belangrijke, geheime informatie die de Kerk voor de mensen altijd verborgen heeft gehouden, omdat het haar niet goed uitkwam. In werkelijkheid gaat het altijd over pseudodiepzinnige gnostische abracadabra waar je in je leven niets mee kan aanvangen.
Uit oude geschriften (Ireneüs van Lyon bijvoorbeeld) blijkt duidelijk dat men in de vroege Kerk op de hoogte was van deze “evangelies”, maar dat men ze verachtelijk van de hand wees wegens . . . onnozel. Uiteindelijk zijn ze waarschijnlijk “verdwenen” omdat niemand er nog belangstelling voor had.

Onzin
Ook hedendaagse geleerden ontdekken bij de studie van die teksten dat ze geschreven zijn een paar eeuwen na Christus en, vooral, dat ze duidelijk niet-christelijk zijn, maar eerder een laatste poging van het heidendom om het oprukkende christendom in te palmen en onder te brengen in het eigen huis.
Gewone mensen hebben daar geen uitgebreid onderzoek voor nodig.
Wanneer gewone mensen dingen lezen als: “Gezegend de leeuw, die de mens zal verslinden zodat de leeuw menselijk wordt”, dan beseffen ze onmiddellijk dat het hier niet gaat om een diep mysterie, maar gewoon om een beetje onzin.
Dat doet me denken aan die Kung Fu films uit de jaren 70. Er was toen op tv ook een veel bekeken feuilleton waarin David Carradine, tussen het uitdelen van rake klappen in, ons voortdurend vergastte op diepzinnige oosterse uitspraken. Later vertelde Carradine daarover in een interview dat de stunts en de gevechtsscènes hem minder moeite kostten dan het niet mogen lachen als hij zijn “diepzinnige” praat aan het verkopen was.
Waarom vertel ik dat nu allemaal?

Wending
Gewoon om nog eens op te frissen dat het christendom ons juist van dat mysterie- en orakelgedoe verlost heeft. Het christendom heeft een dikke streep getrokken onder heel die santenkraam van onverstaanbare teksten en boodschappen, die dan door “uitverkorenen” moesten geduid worden, met alle kansen van dien natuurlijk om er een eigen kleurtje aan te geven.
De komst van het christendom markeerde meteen ook het einde van orakeldames die—meestal zo stoned als het maar kon—uitspraken deden die niemand begreep en waar je dus alle richtingen mee uit kon. En ook de wichelaars en de zieners, die uit ingewanden van dieren de toekomst van de mens voorspelden, moesten noodgedwongen een andere handel opzetten. Want met het christendom sloegen geloof en religie een heel nieuwe weg in.
Het evangelie van Jezus maakte een einde aan de verpletterende rol van het lot en de spelletjes van de wispelturige goden en legde, in plaats daarvan, een enorme verantwoordelijkheid bij de mens.

Helder
En een andere revolutionaire doorbraak was de taal. De evangelies brengen geen pseudomystiek gebrabbel zoals de “geheime boodschappen voor ingewijden” in de gnostische geschriften. De taal van het evangelie is klaar, direct en voor iedereen begrijpelijk. En vooral: de evangelies hebben het over ons leven, niet over het verborgen leven van engelen, geesten en demonen.
Ze gaan over dingen die het dagdagelijkse leven van de mensen aangaan.
Neem nu het evangelie van vandaag. Jezus heeft het daar over hoogmoed.
En dan meer bepaald over de potsierlijke en vernederende situatie waarin pretentie ons kan brengen. Gewoon alleen maar dat. Een heel gewone, menselijke observatie. Ook dat is Jezus.

Behoeden
Jezus had natuurlijk nog heel andere registers kunnen opentrekken. En bij momenten doet Hij dat ook. Want hoogmoed (de fameuze hybris bij de Grieken) kan tot verschrikkelijke drama’s leiden. Maar vandaag heeft Hij het gewoon over dat onnozele kantje aan onze persoonlijkheid dat ons in Louis-de Funèsachtige situaties kan brengen. Omdat wij ons nogal eens belangrijker willen voordoen dan we zijn. En als we dan op de een of de andere manier op onze plaats gezet worden, dan is dat nogal pijnlijk.
Eigenlijk geeft Jezus hier gewoon wat goede raad om ons voor narigheid te behoeden, om te voorkomen dat we onszelf belachelijk zouden maken.
Daarna wordt het wel serieuzer. Als Hij zegt dat je er niet per se voor moet zorgen dat je goed staat bij belangrijke mensen. Dat je geen feestmalen moet aanrichten om een wit voetje te halen bij mensen die daar helemaal geen nood aan hebben. Dat je beter je geld kan geven aan zaken die niet direct je status verhogen, maar die wel ten goede komen aan mensen die je hulp echt nodig hebben.

Vreemd
Maar misschien onthouden we uit de evangelielezing van vandaag toch vooral dat de Boodschap die Jezus ons bracht, gesteld was in een klare en voor iedereen begrijpelijke taal. En dat ze gericht was aan elke mens. Dat ze ons wil helpen om ons gewone dagelijkse leven zin en betekenis te geven. En dat bijgevolg alles wat zweemt naar meegedeelde geheimen of mysterievolle inzichten voor ingewijden, wezenlijk vreemd is aan het evangelie en vreemd aan de persoon van Jezus Christus.
Bovendien hebben we onze handen meer dan vol met het “gewone evangelie”!
Geheime Boodschappen zijn in feite “spielerei”. Het zijn boeiende speeltjes die ons vaak juist afhouden van datgene waar het in het leven werkelijk om gaat.

Dat foute geloof
zo 08 september '19

Zondag 25 augustus 2019, éénentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

In een praatprogramma op tv krijg je tegenwoordig zelden nog een interessante uitwisseling van ideeën tussen verstandige en beschaafde mensen. Zo’n confrontatie heeft steeds meer het karakter van een afrekening, waarbij de ene de andere probeert in te blikken. Je merkt iets dergelijks ook met programma’s die handelen over ons collectief verleden. Blijkbaar is het verleden van ons volk iets waar wij ons alleen maar moeten over schamen.
Neem bijvoorbeeld die programma’s over ons koloniaal verleden. Natuurlijk zijn er destijds dingen gebeurd die voor ons nu niet meer door de beugel kunnen. Nu niet meer.
Immers de mentaliteit van individuen en volkeren verandert. Maar indertijd stond ons koloniaal systeem model voor de hele wereld. De Kerk zorgde voor scholen en dispensaria. De staat voor de administratie, het bestuur en de infrastructuur. Dat ondertussen de rijkdommen van dat land naar Europa werden gesleept, vond men in die dagen de normaalste zaak van de wereld. Ook de progressieven van die tijd, ook de staatsmannen en denkers die sympathiek stonden t.a.v. de Verlichting vonden dat de logica zelf: de “inboorlingen” (zoals men die mensen toen noemde) deden er immers toch niets mee en wij konden het goed gebruiken.

Oneerlijk
Geschiedenis dient om niet te hervallen in de fouten van het verleden. Maar je moet wel altijd kijken naar de mentaliteit en de opvattingen in een bepaalde periode eer je een oordeel velt. Want iets wat wij nu totaal verkeerd vinden, was vroeger misschien heel normaal en goed.
Omdat wij dat zelden doen, zijn dergelijke programma’s ook bijna altijd oneerlijk. Veel eerlijker zou het zijn om bijvoorbeeld een programma te maken over wie nu de rijkdommen uit Afrika weghaalt, kindsoldaten slachtoffert en krijgsheren steunt die 100 keer erger tekeergaan dan Leopold II. Maar dat is natuurlijk delicater. Dat zou onze huidige economische belangen kunnen schaden, misschien zelfs onze eigen betrokkenheid blootleggen. Veel interessanter is het je excuses aan te bieden voor het verleden van je eigen volk: het geeft je een air van rechtschapenheid, terwijl je zelf helemaal buiten schot blijft.

Kerk
Iets gelijkaardigs gebeurt er ook i.v.m. het verleden van de Kerk. Voor mensen die steeds minder van geschiedenis afweten, wordt de Kerk steeds meer vereenzelvigd met de uitwassen ervan: de kruistochten, de inquisitie en de Borgia’s. Maar dat was niet de Kerk, dat waren de ziektes van de kerk.
De echte Kerk, dat was dat magnifieke lichaam dat 2000 jaar lang de drager van onze beschaving is geweest.
En dat tezelfdertijd ook heel volks-verbonden was. De Kerk, dat was: zorg voor zieken en gehandicapten, voor armen en uitgestotenen.
De Kerk, dat was ook: al die nonkel paters en tante nonnekes die elke Vlaamse familie rijk was. Dat was het zustertje van de kleuterklas. Dat was de onderpastoor, die, met de hulp van vrijwilligers, zorgde voor een zaal en lokalen voor de jeugd in een tijd toen de gemeenten daar geen geld voor hadden. En nog oneindig veel meer.
De Kerk, dat was echt wel meer dan alleen maar Godfried van Bouillon en Alexander Borgia. Waarom zetten wij ons toch zo af tegen ons verleden?

Economie
Een vleugje Marx kan hierbij misschien helpen? Marx ontdekte dat de culturele bovenbouw bepaald wordt door de economische onderbouw. Dat onze politiek en onze rechtspraak, ons hele maatschappelijk bestel en zelfs ons denken, onze doelstellingen en de manier waarop wij gelukkig willen worden, bepaald worden vanuit de economie, vanuit diegenen die het daar voor het zeggen hebben.
En nog nooit was hun macht om de mensen helemaal te richten en te sturen zo groot als vandaag, dank zij de gigantische invloed van de media en de reclame.
Wat die economische machthebbers willen is duidelijk: dat wij consumeren tot we erbij vallen.
Kopen, genieten van alles wat je met geld kan kopen = gelukkig zijn.
Dat is de boodschap die er bij ons van de morgen tot de avond ingeramd wordt. En hier situeert zich het probleem met het christelijk geloof.
Als je invloed wil op mensen, als je mensen wil achter je aan krijgen, moet je beroep doen op strevingen die al in hen aanwezig zijn en die strevingen aanwakkeren en in dienst nemen.
Hitler bijvoorbeeld deed beroep op de bij de Duitsers sterk aanwezige gevoelens van vernederd zijn, onrechtvaardig behandeld zijn en wraak willen nemen. Een systeem zoals het onze, dat ons wil aanzetten tot consumeren, gaat beroep doen op onze hebzucht en genotzucht, onze pronkzucht, en zelfs op onze gevoelens van afgunst en jaloezie.

Domper
Christelijk geloof met zijn soberheid, zijn naastenliefde en zijn deugden is voor zo’n systeem alleen maar ouwe koek, en vooral: hinderlijke brol. Het geloof beweert immers dat levensvervulling niet ligt in consumeren, maar in liefhebben en iets betekenen voor anderen. Wanneer onze media eerder geloofsonvriendelijk zijn, dan heeft dat uiteindelijk meer te maken met het heersende “consumisme” dan met grote filosofische overwegingen.
Wij zouden als christenen wel gek zijn als we tegen de welstand waren waar we zelf mee voor gevochten hebben. Maar wij vinden wel dat wij het oneindig vervlakkende en onterende mensbeeld, waarbij zelfs menselijke relaties consumptieartikelen worden, moeten afwijzen.
Aan ons, christenen, om te bewijzen dat je wel degelijk kan genieten van de hedendaagse welvaart en tegelijk beseffen dat je echte levensvervulling alleen maar kan vinden in een liefdevolle omgang met andere mensen.

Er is vrede en er is vrede
wo 21 augustus '19

Zondag 18 augustus 2019, twintigste zondag door het jaar (jaar C)

De woorden van Jezus in het evangelie van vandaag, de hele teneur ervan herkennen wij niet onmiddellijk als komende van Hem: Jezus die gewoon is iedereen te begroeten met “Vrede zij u”; die in de Bergrede zei: “Zalig die Vrede brengen” en die van Zichzelf zei, dat Hij zachtmoedig was en nederig van hart; die Jezus van wie de engelen bij zijn geboorte zongen van vrede op aarde en die later zo’n vrede uitstraalde dat kwelduivels op zijn bevel de mensen met rust lieten; die Jezus zegt hier: “Denk niet dat ik vrede ben komen brengen op aarde, neen, geen vrede maar juist verdeeldheid”.
Wij mogen er zeker van zijn dat die woorden inderdaad van Hem komen. Maar hoe kan je dat dan rijmen?
Het kan niet anders of Jezus voorzag de consequenties van zijn leer.
Hij wist gewoon dat de wereld niet lief en welwillend zou reageren op een houding die helemaal tegen de gang van zaken in die wereld ingaat.

Vervolging
Toen Lucas die woorden opschreef lag die verdeeldheid en vijandigheid die Jezus voorspeld had, trouwens al niet meer in een ver verschiet, maar was ze al pijnlijk actueel geworden.
Er was natuurlijk vooreerst het Romeinse staatsgezag, dat zowel joden als christenen wantrouwde als atheïsten en ondermijners van het gezag: ze knielden immers noch voor godenbeelden, noch voor de keizer.
De Romeinse keizer en vooral de plaatselijk potentaten, de Pilatussen en de Herodessen van deze wereld, deze jakhalzen van de macht, hielden de christenen scherp in het oog. Het zou niet lang meer duren eer er bloedige vervolgingen zouden uitbreken.
Bovendien werd het de christenen ook behoorlijk moeilijk gemaakt door hun joodse broeders voor wie zij, de christenen, ketters waren van het eigen joods geloof. De vijandigheid groeide hand over hand tegen de alsmaar talrijker wordende groep van joden die overgingen naar het christendom, en die daarom, in hun eigen kring, hun eigen familie, vaak zelfs in hun eigen gezin, werden gezien als verraders.

Tijdloos
Maar als dit evangelie alleen maar over die mensen en die situaties ging, dan verloor het elke relevantie voor onze tijd.
Terwijl het integendeel in alle tijden, en zeker ook in onze tijd, bijzonder actueel gebleven is.
Wij staan hier voor het geblokte, gebetonneerde feit dat de woorden van Jezus altijd haaks zullen staan op wat in de wereld gangbaar en normaal is. En, laten we er onmiddellijk aan toevoegen, haaks staan op elk politiek systeem.
Er bestaat ook niet zoiets als christelijke politiek.
Zelfs de pauselijke staten zijn nooit echt christelijk bestuurd. Ik denk zelfs dat er nooit een klooster geweest is dat 100 % christelijk bestuurd is. Dat kan gewoon niet. En de reden is dat politiek, gezag en bestuur altijd te maken heeft met macht en met het sluiten van compromissen. Met het zoeken naar een modus vivendi tussen elkaar bestrijdende belangengroepen, met het kiezen voor het minste kwaad in heel dat kluwen van egoïsme, zowel van individuen als van groepen. Met het sluiten van compromissen.
En dan zijn hier al direct enkele woorden gevallen die totaal onverenigbaar zijn met het evangelie van Jezus: belangengroepen, egoïsme en compromissen.

Consequent
Jezus verlangt van ons een radicaal kiezen voor de zwakkeren, een radicaliteit die noodzakelijkerwijs in conflict komt met een wereld die bol staat van de onrechtvaardigheid. Jezus verlangt van ons niet dat wij een revolutie prediken. Maar wel dat wij ons niet laten in slaap wiegen door de niet te onderschatten verleidingen van de maatschappij.
Dat wij fris en alert blijven. En radicaal en compromisloos.
En dat wij, als wij de wereld niet kunnen veranderen, dan toch in ons eigen leven radicaal kiezen voor evangelische principes.
Neem nu de mensen die in onze huidige maatschappij door de media bejubeld en door het publiek bewonderd worden, de mensen die “top” voor hun beroep mogen schrijven. Top dokters, top advocaten, top atleten, top weet-ik-veel. . .
Mensen die vaak vergoedingen krijgen die je eigenlijk alleen nog immoreel kunt noemen. Zeker als je bedenkt dat op enkele uren hier vandaan, kinderen over vuilnishopen kruipen op zoek naar wat bedorven voedsel. Je kan als christen deze top-mannen-en-vrouwen wel bewonderen om wat ze kunnen, (afgunst is zeker geen christelijke deugd), maar ons hart moet op de eerste plaats uitgaan naar de mensen in de kou.

Gevolgen
Als we echter consequent kiezen voor de mensen die altijd in het hoekje zitten waar de slagen vallen, dan gaan we ook zelf niet in de prijzen vallen. In een wereld waar het normaal is koortsachtig op zoek te zijn naar meer geld, meer aanzien en bekendheid en macht, (ze hebben daar tegenwoordig een akelig mooi woordje voor: de ratrace), wordt dat zeker niet op prijs gesteld.
In het beste geval word je bekeken als een beetje dom en naïef. In het beste geval. Want je inzet voor evangelische waarden kan en wordt ook vaak gezien als een aanklacht, als een afkeuring van wat in de wereld geldt.
En dat pikt die wereld niet.
Doe wat Jezus van je vraagt en je zal onmiddellijk ondervinden wat Hij bedoelde met: denk niet dat Ik vrede ben komen brengen.
Je zal geen vrede krijgen van de wereld. Maar je zal wel vrede kennen in je hart.

God niet inperken
za 17 augustus '19

Donderdag 15 augustus 2019 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar C)

Hoe ouder je wordt, hoe meer genuanceerd je over allerlei dingen begint te denken. Ik heb in mijn jeugd een uitgesproken ongelovige, maar toch ook opvallend verdraagzame caféhouder gekend.
Hij schreef geen geleerde traktaten over tolerantie, maar hij vatte zijn houding samen in één zin: “Als het 12 uur is moet alleman eten.”
Het was een man naar mijn hart. Maar onbewust sterkte hij mij in de overtuiging dat, wanneer ongelovige mensen ruimdenkend en rechtvaardig zijn en ook het goede voor anderen nastreven, ze dat doen vanuit praktische overwegingen: om de maatschappij een beetje leefbaar te houden. Een gedachte sterk verwant aan de overtuiging dat iedereen vrij is te doen wat hij wil, als hij er maar voor zorgt dat zijn vrijheid de vrijheid van anderen niet hindert. Het is een berekende en weinig waarderende vorm van verdraagzaamheid. Je houdt niet echt van de anderen, maar je vindt het verstandig hun af en toe ook wat te gunnen zodat jezelf rustig je eigen ding kan blijven doen.
Het is geen verheven vorm van ongeloof, maar het is in ieder geval nog altijd stukken beter dan het domme en agressieve atheïsme dat je nogal eens aantreft op het internet.
Een atheïsme dat ook zelden gehinderd wordt door enige kennis van zaken, en dat zijn mosterd haalt bij voorbijgestreefde argumenten, pseudo-historische kitsch als de Da Vinci Code en vooral ook bij de al even hoogstaande bedenkingen van geestgenoten, eveneens op het internet.

Bondgenoten
Maar er zijn ook andere atheïsten. Mensen die niet in God geloven maar die toch proberen rechtvaardig en verdraagzaam in het leven te staan. Die andere mensen respecteren en helpen en vol mededogen zijn voor wie minder geluk heeft dan zij. Deze mensen zijn onze objectieve bondgenoten.
Wij moeten hen volledig respecteren. Hen niet persé in onze Kerk willen binnenleiden. Maar het zijn onze bondgenoten. Onze houding t.a.v. de mens is gelijklopend met die van hen. En ons afwijzen van de opvattingen uit de antieke tragedies, waarin alle gebeurtenissen in onze wereld direct door de goden worden bestuurd, is hetzelfde. De grote hedendaagse theoloog Tomas Halik begint zijn boek “Gedeeld met God”: “Op veel punten ben ik het met atheïsten eens, vaak op bijna ieder punt. Behalve in hun geloof dat God niet bestaat”.
Ze zijn onze bondgenoten. En dat is niet eens zo raar.
Augustinus zei al: “Velen die denken dat ze in de Kerk zijn, staan er buiten.
En velen die er buiten denken te staan, staan er binnen”.

Godsbeeld
Maar nog eens: wij moeten hen niet “binnenhalen”, maar hen respecteren als broeders in het mens-zijn. Vaak komt hun afwijzen van God vanuit een persoonlijke tragedie.
Of gewoon vanuit de vaststelling dat de werkelijkheid niet liefelijk en idyllisch in elkaar steekt, maar juist heel erg wreed en onbarmhartig. Moeilijk in overeenstemming te brengen met een liefdevolle Schepper.
Christenen, voor wie dat uiteraard ook een probleem vormt, zijn daarom, vanuit een steeds beter begrijpen van Jezus, God meer en meer gaan zien als een Bodem van liefde en ontferming die via ons, zijn mensen, wil doordringen in de wereld. Dat is wat wij bedoelen met het vestigen van het “Rijk Gods”. De wereld is niet af. God wil ons nodig hebben om zijn liefde steeds meer gestalte te geven onder de mensen.

Mysterie
Ook wij hebben dus een streep moeten trekken onder de kinderlijke fantasie van een God die telkens klaarstaat om ons te dienen. Want dat is een God die duidelijk niet bestaat en die een projectie is van ons infantiel verlangen naar onbeperkte macht.
Ook wij zijn zoekers. Ook wij moeten vastgeroeste voorstellingen loslaten en terug aanknopen met wat alle grote figuren uit het christendom altijd geweten hebben: dat God een mysterie blijft. Dat wij Hem moeten zoeken in de “wolk van het niet-weten”. Alles wat wij over God “weten” is dat Hij Liefde is. Maar blijkbaar toch ook anders dan wij ons dat voorstellen. En ook dat Hij niet optreedt als magische beschermengel, maar dat Hij, die zelf gekruisigd werd, aanwezig is in onze ergste nood. En dat Hij zich soms juist daar het scherpst laat voelen. “In onze diepste ellende”, schrijft Simone Weil, “in de poel van ontroostbare bitterheid, straalt de pracht van zijn Genade”. Maar wij hebben dat niet zelf in de hand. God blijft een mysterie en wij zijn pelgrims, zoekers, verlangend een glimp van Hem op te vangen.

Waarden
Dat wil echter niet zeggen dat wij ons geloof zelf moeten laten verwateren.
Nu wij een beetje afstand genomen hebben van de vroegere zekerheid van dogma’s en regels mogen wij het christendom niet domweg verengen tot een stelsel van waarden, tot een moraal. Daarom, op dit Mariafeest een toepasselijk voorbeeld van die neiging tot verengen.
Wij geloven dat God ons aanspreekt in het diepst van ons hart. En dat Hij ons kneden wil tot mensen van vrede, die behagen vinden in dienstbaarheid en liefde. Maar als wij geloven dat Hij tot ons spreekt in ons hart, waarom dan ook niet op andere manieren? Bijvoorbeeld via gebeurtenissen, via wonderen zelfs? Wij moeten God niet willen inperken. Laat mensen dus gerust bidden in hun nood en een kaarsje aansteken. Wie dat doet, staat in ieder geval open voor het ontzagwekkend mysterie dat God is. En daar gaat het in de eerste plaats over in religieus geloof. Over het Mysterie achter de zichtbare en bestudeerbare werkelijkheid.
Over God dus.

De Hemel
vr 16 augustus '19

Donderdag 15 augustus 2019 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (kerkelijk jaar C)

Wat ouder wordende mensen zeggen je graag: “Er zijn tegenwoordig toch geen zonden meer, meneer”. En als het mannen zijn die je dat zeggen dan kunnen ze het niet laten om daarbij even te gniffelen.
Zowel het ene als het andere heeft te maken met het feit dat vroeger het begrip “zonde” bijna automatisch gekoppeld werd aan seksualiteit.
En toen kwamen de jaren 60 en 70, die grondig afrekenden met de Victoriaanse preutsheid. Elke hindernis die de seksuele vrijheid in de weg stond werd op een drafje genomen. En eeuwenoude taboes werden in geen tijd opgeruimd. Achteraf moest zelfs de meest verstokte tegenstander toegeven dat een gevoel van opluchting en bevrijding er het gevolg van was.
En zonde werd iets van vroeger.

Maar. . .
Zonde is niet iets dat zich situeert op een schaal die gaat van preutsheid naar losbandigheid. En dus, als iemand mij zegt dat er geen zonde meer bestaat, dan vraag ik altijd: “Leest u dan geen krant of kijkt u nooit naar het journaal?”
Onze wereld kreunt onder oorlogen, uitbuiting, corruptie en onderdrukking.
En terwijl in onze westerse wereld het woord “genieten” hét ordewoord geworden is, sterven in de rest van de wereld elke dag ontelbare mannen, vrouwen en kinderen van de honger.
Als Jezus het over zonde heeft, dan gaat het dáár over. Over ons collectief egoïsme, dat de relatie tussen groepen en volkeren verzuurt. En over de jaloezie en de drang om te heersen, die de relatie tussen individuele mensen voortdurend verstoort en soms zelfs onmogelijk maakt.

Vergeving
Het is belangrijk te zien dat het niet de bedoeling van Jezus is om ons die dingen alleen maar onder de neus te wrijven. Dat is trouwens ook niet nodig.
Want wij wéten het. En maar al te goed zelfs.
Waarom zouden wij anders zo vindingrijk zijn in het vinden van een uitleg die de schuld van alles wat misloopt bij anderen legt?
Ook al lachen wij met het woord “zonde”, wij weten maar al te goed dat wij zondaars zijn.
En in plaats van vindingrijk te zijn in het uitvinden van excuses zouden wij moeten leren dat wij vergeving nodig hebben, geen excuses. Want het besef niet echt OK te zijn, laat zich niet ompraten door goedkope excuses.
Het zit dieper. En het vreet aan ons.
Alleen echte vergeving helpt ons. En het is precies dát wat Jezus ons biedt.
“Ga en verkondig aan alle volkeren de vergeving van zonden”.

Bevrijdend
Eigenlijk kan God ook moeilijk anders dan ons vergeven: Hij heeft ons zo gemaakt dat wij vrij zijn, dat wij kúnnen zondigen en dat de verleiding om het ook te doen sterk is en de zonde zelf, aantrekkelijk.
Als Hij alles geschapen heeft zoals het is en Hij houdt van ons, dan moet Hij ons ook onze misstappen vergeven. Anders zouden wij niet langer kunnen ademen en platgedrukt worden onder het besef van onze fouten.
Dat is de betekenis van die wat ongewone zending bij Hemelvaart. “Verkondig de vergeving van zonden”. Zoals altijd bij Jezus, gaat het ook hier om een woord van bevrijding. Voor iemand met een normaal moreel besef, en dus ook met schuldgevoelens, is niets zo gezond en bevrijdend als te weten dat er ook vergeving is en dat je altijd met een nieuw leven kan beginnen.

Anders
En met dat “nieuwe leven” komen we bij het tweede luik van Hemelvaart.
Jezus is niet langer onder ons in een normale natuurlijke gestalte, als een mens van vlees en bloed. Maar dankzij de werking van de H. Geest is Hij nu nog veel sterker aanwezig dan toen je Hem als een fysiek persoon kon aanraken en met Hem praten en eten.
Tenminste toch als je je voor de Geest openstelt, je laat be-geesteren.
Als je een getuige wordt van Jezus’ vriendschap voor alle mensen. Een getuige zijn houdt meteen ook in dat je zelf die vriendschap, die liefde en die goedheid van God gestalte geeft en uitstraalt. Dat je je hart openstelt, helemaal en onvoorwaardelijk, ook voor zwakke, zieke, eenzame en vergeten mensen.
Als je vanuit die sterke verbondenheid met Jezus je helemaal inzet voor de vestiging van zijn Rijk. Een hemel op aarde.

Hemel
Ook letterlijk. Want er bestaat immers geen strikte scheiding tussen de hemel en het leven op aarde. De hemel is geen plaats.
De hemel, dat is Gods aanwezigheid.
De hemel, dat is de ervaring van zijn nabijheid.
De hemel, dat is de verrukking van je opgenomen te weten in Gods bedoelingen, terwijl je met alles wat je kan en hebt, je inzet voor de vestiging van zijn Rijk van liefde, vrede en rechtvaardigheid.
Om de hemel te ervaren hoeven we echt niet te wachten tot we dood zijn. . .

God verwachten
di 13 augustus '19

Zondag 11 augustus 2019, negentiende zondag door het jaar (jaar C)

Het geloof, zegt Paulus ons vandaag, is de vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.
We staan hier wel heel ver af van een opvatting waarbij geloof gezien wordt als het voor waar aannemen van een aantal verhalen of het kritiekloos onderschrijven van een aantal uitspraken en dogma’s.
Wat Paulus hier zegt (en wat alle grote christelijke denkers hem zullen nazeggen) is dat geloof, religieus geloof, een zaak is van vertrouwen op God.

En ons verstand?
Geloven in God is niet zozeer een aantal stellingen of theorieën over Hem aannemen, maar vertrouwen op Hem.
In de Bijbel staat dat niemand ooit God gezien heeft. M.a.w. geloven kan nooit alleen een kwestie zijn van verstandelijk akkoord gaan met een of andere opvatting over wie God is en wat Hij doet en wat Hij van ons verlangt.
Natuurlijk is geloof niet iets dat zomaar neerdaalt met de hemelse dauw.
Het heeft wortels in onze ervaringswereld. Hoe ontstaat een geloof?
Op een gegeven ogenblik is er een charismatische figuur waarvan mensen aannemen dat die vanuit een duidelijke godsverbondenheid ons meer kan vertellen over God. De verhalen over Hem en zijn uitspraken worden verder verteld en opgetekend. En zo krijgt een geloof stilaan een vorm die kan bestudeerd, aangeleerd en doorgegeven worden. Minstens een aspect ervan spreekt ons verstand aan en kan “begrepen” worden.
Vandaar theologie, dogmatiek en exegese.

Vertrouwen
Maar het wezenlijke van het geloof is vertrouwen. Vertrouwen op God.
Vertrouwen dat, wat je ook overkomt, Hij je nooit in de steek zal laten.
En dat is er juist zo mooi aan. Wij staan er misschien niet direct bij stil, maar vertrouwen en liefde liggen heel dicht bij elkaar. Als je iemand vertrouwt kan je daar allerlei rationeel onderbouwde redenen voor opgeven. De hoge morele normen van die persoon bijvoorbeeld, zijn of haar karaktervastheid enz.
Maar echt 100% vertrouwen doe je alleen maar iemand die je ook graag ziet.
En daarom is het ook zo mooi dat je geloof in een God die liefde is zich uit in het vertrouwen dat je Hem schenkt.
Over hoe je precies God kan beminnen zijn al bibliotheken volgeschreven.
Maar misschien doe je dat nog het best door je vertrouwen in Hem uit te spreken.

Medewerkers
Geloof, liefde en vertrouwen liggen heel dicht bij elkaar.
En daarom kan een eenvoudige mens, die vol vertrouwen een kaarsje aansteekt, veel dichter bij God staan dan iemand die over God kan preken alsof die bij hem thuis in de canapé zit. Je moet trouwens altijd een zekere reserve behouden t.a.v. mensen die over God praten of Hij bij hen thuis op de canapé zit. Niemand kan zo over God spreken. God blijft altijd voor een deel een mysterie, waar geen mens helemaal in kan doordringen.
Dé God die wij helemaal kunnen vertrouwen vraagt van ons echter ook een soort wederdienst, wat niet meer dan logisch is natuurlijk. En daar heeft het evangelie het vandaag over. God vraagt aan ons dat Hij ons ook mag vertrouwen. Dat wij ook trouw zouden zijn aan Hem.
Dat wil zeggen dat wij beschikbaar zijn als Hij ons nodig heeft. Dat wij medewerkers worden, en dat klinkt misschien wat hoog gegrepen, maar zo is het werkelijk: God wil doorheen ons werken, God wil ons nodig hebben om zijn liefde gestalte te geven, om zijn Rijk onder ons te vestigen. We hebben het er de laatste tijd al zo vaak over gehad. God heeft de wereld niet volmaakt geschapen. De Schepping is nog volop bezig, de wereld is nog helemaal onaf. God wil in die wereld steeds verder doordringen. En Hij wil ons daarvoor nodig hebben.

Alert
En daarom moeten wij alert blijven. Niet indutten, niet alles op zijn beloop laten. Maar voortdurend uitkijken naar elk teken dat van Hem zou kunnen komen en waarmee Hij beroep op ons doet. En dat teken is meestal de vragende blik van iemand die -om welke reden ook- gemeden en niet geteld wordt, geen uitzicht meer heeft op een beetje respect, op een beetje geluk.
De gelijkenis over de verstandige beheerder die niet hoeft te blozen als zijn baas onverwacht thuiskomt: hij kan niet verrast worden omdat hij dag in dag uit voortreffelijk werk verricht en op ieder moment rekenschap kan afleggen.
Dit werd vroeger vooral begrepen als een waarschuwing dat je helemaal klaar moest zijn voor de ontmoeting met God op het moment van je dood.
Vele voorname Romeinen die zich bekeerden tot het christendom, lieten zich daarom pas dopen op hun sterfbed. Om helemaal zondeloos voor God te staan. (En wellicht ook een beetje om -tot aan hun dood- hun heidense leefgewoonten te kunnen verderzetten). Maar dat is natuurlijk een karikatuur van wat Jezus bedoelt.

Voortdurend
God staat echt niet alleen voor ons aan het eind van ons leven. Hij komt voortdurend op ons af. Vragend, smekend, opvorderend zelfs. Hij toont zijn gelaat in schrijnende situaties, soms in dingen die ons zelf overkomen, maar vooral in de hulpeloze blik van een ander. Maar wij moeten alert zijn om zijn gelaat te herkennen. Als wij alleen maar bezig zijn met onze dagelijkse beslommeringen, mislopen wij zijn verschijnen in ons leven.
Maar Hij blijft komen. Voortdurend. Elke dag.

Groeien tot in het oneindige. Letterlijk.
di 06 augustus '19

Zondag 4 augustus 2019, achttiende zondag door het jaar (jaar C)

In oktober en november, als de dagen korter worden en de nachten langer, als het weer versombert en heel de natuur ons spreekt over de vergankelijkheid der dingen, dan sluit de liturgie daar naadloos bij aan en richten de lezingen en de gebeden onze aandacht op onze eigen sterfelijkheid.
Maar toch niet middenin de zomer! Toch niet in volle vakantietijd!
En toch gaan de lezingen vandaag daarover: over de kortstondigheid van ons leven hier op aarde. En over wat daarna komt. Als er nog iets daarna komt.
En, als er nog iets daarna komt, moeten wij daar dan iets voor doen of worden wij daar automatisch in opgenomen?
Bij nader inzien is het helemaal nog niet zo gek om daar in de vakantietijd eens goed over na te denken. Geen andere tijd is immers meer geschikt om eens helemaal stil te vallen en ons in alle rust eens af te vragen: “Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Leef ik wel zinvol? Wat is het doel van mijn leven? Heb ik wel een doel, of laat ik mij gewoon meedrijven?”
Zusters en broers, wanneer ik mijn preken van de laatste tijd overlees, dan verbaas ik mij er zelf over hoe vaak ik hier van jetje sta te geven tegen de alles overheersende levensfilosofie hier in het Westen, die ons gewoon tegemoet waait uit de media, de reclame, ‘de boekskes’ en zelfs uit de wereld van onderwijs, cultuur, wetenschap en politiek. En die levensfilosofie, dat is het altijd maar voldoen aan de drang, de plicht bijna om te genieten.
Dat lijkt ook nog het enige te zijn wat wij elkaar toewensen. Geniet ervan! Van duizend en één dingen.

Levensvervulling
Ik kan er echt niet genoeg de nadruk op leggen hoezeer je als christen het recht hebt om de Schepper te eren door plezier te vinden in alle mooie, heerlijke en genotvolle zaken die het leven aangenaam maken.
Ik denk zelfs dat echte christenen per definitie genieters zijn. Zij het dan eerder epicuristen die het meer verfijnde, soms “uitgesteld” genieten verkiezen boven het wat ruigere hedonisme, dat wil gaan voor veel en lang en onmiddellijk.
De vraag is alleen maar: kan je met alleen maar genieten je leven vullen?
Kan je daarmee zin geven aan je leven? Geeft dat levensvervulling?
Kan je echt op een zinvolle manier oud worden, als je alleen maar probeert om narigheid en ongemak te ontlopen en zoveel mogelijk je dagen te vullen met aangename en genotvolle bezigheden? Misschien moeten we daar ook niet te vlug met neen op antwoorden. Of wij ons leven op een zinvolle manier doorbrengen hangt namelijk in grote mate af van wat wij als zinvol zien, maar in ieder geval ook van hoe wij het leven zien. En dan vooral: houdt het leven op bij onze dood of geloven wij dat er daarna nog iets komt?

Verschil
Ik denk dat dit een enorm verschil maakt i.v.m. de vraag wat dan zinvol leven is.
Als het leven eindigt met de dood, dan kan je moeilijk ontkennen dat het zinvol is om je bestaan zo aangenaam mogelijk door te brengen. Als je dan daarbij ook nog gerijpt bent tot iemand met een gezonde morele en sociale reflex, dan ga je ook wensen dat andere mensen het eveneens goed hebben. En je daar ook voor inzetten. Het is een houding waarbij nogal wat nobele mensen die niet geloven, niet moeten onderdoen voor gelovigen. Het is inderdaad duidelijk dat je niet religieus-gelovig moet zijn om sociaal en menslievend in het leven te staan. En toch is er een wereld van verschil tussen christenen en mensen die niet-religieus geloven wat betreft hun motivatie om positief en anderen waarderend en helpend in het leven te staan.
Gewoon omdat christenen een andere tijdslimiet hanteren.

Groeien
Christenen gaan ervan uit dat een mensenleven niet eindigt bij de dood. Maar dat iedere mens geroepen is om eeuwig te leven in de geborgenheid van God.
En dat heeft natuurlijk een enorme weerslag op de manier waarop je het leven vóór de dood wil inkleuren. Als je gelooft dat je einddoel een God is die pure liefde is, dan is heel je leven vóór de dood een kans om te groeien in liefde, om te groeien naar God toe. Dan steek je de morele en sociale dimensie voorbij. Dan wil je niet zozeer een moreel en eerbaar leven leiden, aangenaam voor jezelf en hulp biedend aan anderen.
Maar dan wil je echt een liefdevol mens worden. En dan wordt voelen dat je daarin groeit, de meest voldoeninggevende ervaring.
Sterker nog, je voelt steeds duidelijker dat dit het enige is wat nog telt.
Dat zelfs als je oud en sukkelachtig wordt, je kansen blijft krijgen om te groeien.
Te groeien in de liefde. En dat maakt je gelukkig.

Pagina's